Prosper-Olivier Lissagaray
Geschiedenis van de Commune van Parijs van 1871
Hoofdstuk 24
De 10e, bij het optreden van het nieuw Comité, was onze militaire toestand van Neuilly tot St-Ouen altijd dezelfde; van aan la Muette werd hij erg. De machtige batterij van Montretout, die van Meudon, de Mont-Valérien beschoten Passy en beschadigden de wallen. De Versaillais loopgraven liepen van Boulogne tot aan de Seine. Hun scherpschutters sloten het dorp Issy in en bezetten de loopgraven tussen dat fort en het fort Vanves, dat zij zochten van Montrouge te scheiden. En onze wallen waren nauwelijks gewapend; onze kanonneerboten hielden bijna alleen het vuur van Meudon, Clamart en Val Fleury uit.
Het eerste werk van het nieuw Comité was het huis van M. Thiers doen afbreken. Die domheid bezorgde aan de bombardeur een paleis dat de Vergadering hem ’s anderendaags stemde. Dan maakte het een proclamatie: “Het verraad is geslopen... enz.”
Delescluze begaf zich, halfdood, naar zijn post. Daar vond hij het Centraal Comité ook al bezig met een aanmatigende proclamatie op te stellen.
Van de eerste nacht was een ramp te herstellen. Het fort Vanves, waarop nu al het vuur gericht was, was schier onhoudbaar geworden en zijn commandant had het ontruimd. Wroblewski werd verwittigd. Hij ging La Cécilia vervangen die ziek geworden was en kwam dezelfde nacht aangelopen met het 105e en 187e bataljon van dat beroemde 11e legioen, dat tot de laatste dag de verdediging verzekerde. Wroblewski verscheen voor de glacis waar de Versaillais waren, chargeerde ze met de bajonet, dreef ze op de vlucht en heroverde het fort. Eens te meer toonden onze dappere gefedereerden wat zij, goed aangevoerd, vermochten.
In de dag herbegonnen de Versaillais het bombardement. Zij schoten granaten met bitterzuurzoute potas naar het dorp Issy, waarvan de grootte straat maar één puinhoop meer was. In de nacht van de 12e tot de 13e verrasten zij het Lyceum van Vanves; de 13e vielen zij het seminarie van Issy aan. Sedert vijf dagen trachtte Brunel een weinig orde te brengen in de verdediging van dit dorp. Rossel had hem laten roepen en gevraagd: “Issy is zo goed als verloren, wilt gij er naar toe gaan?” Brunel offerde zich op, doch hij had maar 4 kanonnen en 2.000 man die al 41 dagen dienst deden. Men zond hem belachelijke versterkingen.[163] Hij deed wat hij kon en versterkte zich in het seminarie, waar de gefedereerden het niet uithouden konden. Brunel richtte een tweede linie in, in de laatste huizen van het dorp. ’s Avonds begaf hij zich naar de krijgsraad – de enigste krijgsraad onder de Commune – door Delescluze bijeengeroepen.
Dombrowski, La Cécilia, Wroblewski waren daar. Men sprak veel, zonder iets te besluiten. Als Brunel kwam, was de zitting reeds afgelopen en hij mocht op zijn stappen terugkeren. Aan de porte de Versailles vond hij zijn bataljons, die ondanks hun chefs het dorp ontruimd hadden en wilden terugkeren. Brunel ging naar de Oorlog, legde de toestand bloot, vroeg mannen en dwaalde heel de nacht rond om er te vinden. Te 4 uur in de morgen had hij 150 gefedereerden. Maar het dorp was reeds geheel door de Versaillais bezet. De officieren van Issy werden vóór het krijgshof gebracht. Brunel kwam getuigen en beklaagde zich emotioneel over de strafbare zorgeloosheid, die de verdediging verlamd had. Voor een antwoord kwam, nam men hem gevangen.
Hij zegde de waarheid. De wanorde in de Oorlog was verschrikkelijk. Delescluze bracht slechts zijn toewijding. Zwak als hij was, liet hij zich leiden. Het Centraal Comité werd stouter, naarmate de Raad zwakker werd, wat het Comité van Openbaar Welzijn deed tussenkomen en een hevige twist tussen de Commune en het Centraal Comité teweeg bracht.
Intussen naderden de Versaillais gedurig. In de nacht van de 13e tot de 14e werd het fort Vanves, dat schier niet meer vuurde, ontruimd. De bezetting trok terug langs de steengroeven van Montrouge. En weer was het feest te Versailles.
De 16e hadden wij van de Linkeroever tot Petit-Vanves, waar 2.000 man onder het bevel van La Cécilia en Lisbonne lagen, geen enkele man meer. Dan kon de vijand zijn naderingswerk voortzetten en de twee bolwerken van Issy naar de stad toe, bewapenen. Hun vuur sloot aan met dat van de batterijen die het XVIe in gruis legden. Dit ongelukkig arrondissement werd nu door bij de 100 vuurmonden, langs drie zijden beschoten. Nu moest men wel aan de interne verdediging denken. Iedereen kwam met een besluit af. Maar al de genomen besluiten bleven dode letter of werden openlijk verkracht, want het Stadhuis boezemde niemand schrik in. Nog een slag en het was gedaan met het gezag der Commune. Hij kwam van de minderheid.
Zij was verbitterd over de uitsluiting van de bekwaamsten uit de verschillende diensten – Vermorel uit de Veiligheid, Longuet uit het Journal Officiel, Varlin uit de Intendance – en zeer ontroerd over de wanorde in de Oorlog. Zij had het ongelukkig gedacht haar verantwoordelijkheid te willen losmaken en stelde een manifest op, dat zij naar de zitting van de 15e meebracht. De meerderheid die verwittigd was kwam niet, behalve 4 of 5 leden. In plaats van te wachten tot de volgende zitting, zond de minderheid haar verklaring naar de dagbladen: “De Commune heeft haar gezag afgestaan aan een dictatuur waaraan zij de naam gegeven heeft van Comité van Openbaar Welzijn... Door die stemming heeft de Raad zich onverantwoordelijk verklaard. De minderheid meent integendeel dat de Commune in de revolutionaire beweging alle verantwoordelijkheid op zich moet nemen...”
Onvergeeflijke fout. De minderheid had geen recht over dictatuur te schreeuwen, na voor het tweede Comité gestemd te hebben. De openbaarheid der zittingen en der stemmingen beschutte haar genoegzaam tegenover haar kiezers. De Versaillais bladen slaakten vreugdekreten. Vele van de ondertekenaars begrepen hun fout en 15 van hen kwamen naar de zitting van het 17e, de talrijkste van allen: 66 leden waren aanwezig. De Raad begon met een domheid: de verrader Barral de Montaut, stafoverste van het 7e legioen, had het gerucht verspreid dat de Versaillais van Vanves een ambulancier der Commune doodgeschoten hadden. Urbain, opgehitst door Montaut, vroeg dat men als weerwraak 10 gijzelaars zou fusilleren. De Raad nam het voorstel aan. Dan interpelleerde een lid der meerderheid de leden der minderheid en bewees het ongerijmde van de in het manifest opgegeven redenen, en heette zijne tegenstrevers girondijnen. Frankel antwoordde dat zij revolutionair-socialisten waren. Vallès zei dat men zich met de meerderheid moest verstaan, maar dat de minderheid moest geëerbiedigd worden. Alles ging zich schikken, toen Félix Pyat en Miot stokken in het wiel staken en een voor de minderheid beledigende dagorde deden stemmen.
Een verschrikkelijke ontploffing onderbreekt de zitting. Billioray loopt de zaal binnen en zegt dat de patronenfabriek der avenue Rapp in de lucht gesprongen is.
Geheel Parijs was in opschudding; 40 mensen zijn gekwetst, 4 huizen ingestort. En hadden de brandweermannen van de Commune niet krachtig meegewerkt om zo veel mogelijk aan de vlammen te ontrukken, de ramp was nog groter geweest. Wederom sprak men van verraad, van een complot,[164] maar niets is daarvan, ondanks een ingesteld onderzoek, aan het licht gekomen.
De revolutionairen zegden dat dit de wraakneming was voor de Vendômezuil, die de dag te voren gevallen was. Dit was met grote plechtigheid geschied. De reactionairen hadden hemel en aarde beroerd om hun zuil te houden, ongelukken voorspeld, getracht de werklieden om te kopen. Zij was een weinig boven het voetstuk doorgezaagd en moest vallen op een bed van takkenbossen, zand en mest, in de as der rue de la Paix. Een kabel, van boven aan de zuil bevestigd, wordt bijgetrokken door een windas. Men speelt de Marseillaise. Het windas draait, doch de katrol breekt, een man is gekwetst. De katrol is gauw vervangen. Een officier komt, te 5 uur, een driekleur boven aan de balustrade vastmaken. Een kwartier nadien draait het windas opnieuw. Enkele ogenblikken daarna verplaatst de top van de zuil zich langzaam. De zuil buigt stilletjes, breekt in de lucht met een zigzag van de bliksem en valt neer met een doffe zucht. Het hoofd van Napoleon rolt op de grond en zijn moordenaarsarm ligt afgerukt van de romp. Een eindeloze toejuiching als van een bevrijd volk ontsnapt aan duizenden kelen. Men werpt zich op de puinhoop en, door begeesterde kreten begroet, wappert de rode vlag op het voetstuk, dat die dag het altaar van het mensdom wordt.
De aanwezige leden van de Raad beletten het volk zich de stukken te verdelen. Zeven dagen nadien werden zij door de Versaillais opgeraapt, die zich haastten de zuil weer op te bouwen. Om Caesar terug op zijn voetstuk te brengen, was een stelling van 30.000 lijken nodig...
_______________
[163] Het is hetgeen generaal Appert noemde: “De brigade Brunel, 7.882 man sterk...”
[164] Aanhangsel 14.