Prosper-Olivier Lissagaray
Geschiedenis van de Commune van Parijs van 1871
Hoofdstuk 23


“Door het kanon en door de politiek hebben wij Parijs veroverd.”
M. Thiers. Onderzoek over de 18e maart.

De politiek van M – Thiers met de provincie – De uiterste Linkerzijde levert Parijs

De Linkerzijde is de grootste samenzweerder tegen Parijs.

De 19e maart heeft Thiers geen leger, geen kanonnen meer om Frankrijk te besturen. Als de steden haar grote zuster volgen, kan hij niet één echt regiment te been brengen. Welke hulpmiddelen heeft de chef der bourgeoisie om de provincie tegen te houden, haar de soldaten en kanonnen te doen leveren, die Parijs moeten verpletteren? Eén woord: Republiek, en een handvol mannen: de erkende leiders der republikeinse partij.

De landjonkers mogen blaffen tegen het woord republiek, M. Thiers, die slimmer is, spreekt het bij elke gelegenheid uit. Bij de eerste opstanden, zingen al de ambtenaren uit de provincie het deuntje: “Wij verdedigen de Republiek tegen de oproerlingen.”

Nochtans, de stemmingen der landjonkers, het verleden van M. Thiers en zijn trawanten vloekten tegen deze republikeinse uitingen. M. Thiers voelde dat de republikeinen der provincie meer waarborg vergden, nam zijn toevlucht tot de gewezen verbannenen, die teruggekomen waren, en draaide die geheel om zijn hand. Als de kleine burgers-republikeinen van de provincie de diepzinnige Louis Blanc, de verstandige Schoelcher en de beroemdste republikeinse pruiken naar Versailles zagen lopen om het Centraal Comité te beledigen, terwijl zij zelf van Parijs noch programma, noch gedelegeerden kregen, wendden zij zich om en lieten zij de door de werklieden begonnen beweging uitdoven.

Het kanon van de 3e april schudde hen een weinig wakker. De 5e sprak de gemeenteraad van Rijsel, samengesteld uit gekende republikeinen, van verzoening en vroeg aan M. Thiers de Republiek te bevestigen. Lyon, St-Ouen, Mâcon deden stappen in dezelfde zin. Troyes verklaarde dat het “met hart en geest bij die heldhaftige burgers was, die streden voor hun republikeinse overtuiging.” Twintig departementen sommeerden de regering en de Vergadering een einde te stellen aan de strijd, door de erkenning van republikeinse instellingen. De werklieden van Rouen en Le Havre verklaarden zich bij de Commune aan te sluiten. Grenoble, Nîmes, Bordeaux waren in gisting. In deze laatste stad ging het nog al erg. Het volk riep: “Leve Parijs! Dood aan de verraders!”

De beweging zette zich zelfs over op de landbouwbevolking. Te Saincoin, Charité-sur-Loire, Pouilly liepen gewapende Nationale Garden met de rode vlag. Cosne en Fleury-sur-Loire volgden. In het departement der Ariège waaide de rode vlag bestendig. Te Foix hield men de kanonnen tegen. Te Varilhes beproefde men de wagons munitie te doen ontsporen; te Périgueux namen de werklieden van het station de mitrailleurs weg.

De 15e april kwamen 5 gevolmachtigden van de gemeenteraad van Lyon bij M. Thiers. Hij zegde dat hij de Republiek toegedaan was en zwoer dat de Vergadering geen Constituante worden zou; als hij antirepublikeinse ambtenaren aanstelde, was het in het belang der Republiek zelf, om al de partijen te doen bijtreden. De mannen van het Stadhuis waren de ergste vijanden der Republiek. Overigens, besloot hij, als Lyon zich verroert, staan er 30.000 man gereed om het te verpletteren.[161] Die redevoering diende voor alle provincie delegaties.

Van M. Thiers trokken zij gewoonlijk naar de verlichten der uiterste Linkerzijde, Louis Blanc, Schoelcher, Adam, en andere fameuze democraten, die de woorden van M. Thiers bevestigden. Die heren wilden wel aannemen dat de zaak van Parijs rechtvaardig was, maar verklaarden dat zij een slechte weg had ingeslagen en in gevaar gebracht was door dat strafbaar oproer. Als Parijs dood was zouden zij zien wat er te doen staat. Het opportunisme bestaat van gisteren niet. Het werd geboren de 19e maart 1871, had voor peters Louis Blanc en co, en werd gedoopt in het bloed van 30.000 Parijzenaars. “Met wie in Parijs onderhandelen?” vroeg Louis Blanc. De mannen die er elkaar het gezag betwisten zijn dwepers, domkoppen of schurken, zonder van de Pruisische en bonapartistische intriges te gewagen.[162] Overigens, voegden zij er bij, zouden wij te Parijs niet zijn, als Parijs in zijn recht was? De meeste der gevolmachtigden, advocaten, geneesheren, kooplieden, opgevoed in de eerbied voor die mannen en die overigens de jongeren hoorden spreken als de hogepriesters, keerden naar de provincie terug en herhaalden er wat de Linkerzijde hun gezegd had, dat men de Commune moest verlaten om de Republiek te redden. Een klein aantal gedelegeerden gingen ook naar Parijs. Maar als ze de tweedracht op het Stadhuis zagen, ontvangen werden door mannen die niet eens hun denkbeelden konden formuleren en door F. Pyat in le Vengeur bedreigd werden, kwamen ze terug in de overtuiging dat niets uit die warboel te halen was.

Velen in Parijs konden niet geloven aan een dusdanig verraad van de Linkerzijde en bezwoeren haar nog: “Wat doet gij te Versailles, als Versailles Parijs bombardeert?” vroeg een adres eind april. “Wat figuur maakt gij te midden van uw collega’s die uw kiezers vermoorden? Als gij volstrekt in gezelschap van de vijanden van Parijs wilt blijven, maakt u dan geen medeplichtigen door uw stilzwijgen... Hoe! gij laat, zonder protesteren, M. Thiers naar de provincie schrijven: De opstandelingen maken de voorname huizen leeg om de meubelen te koop te stellen... Hoe! Geheel de verkochte pers overstroomt de departementen met eerloze artikelen waarin gezegd wordt dat men te Parijs steelt, doodt en verkracht, en gij zwijgt!... Hoe! M. Thiers zegt dat zijn gendarmen nooit gevangenen vermoorden: gij kunt niet onbekend zijn met die afgrijselijke terdoodbrenging en gij zwijgt!... Stijgt op de tribuun en verkondigt aan de provincie de waarheid, welke de vijanden der Commune haar zo zorgvuldig verbergen... Maar zijn onze vijanden wel de uwe?...”

Nutteloos beroep, dat de lafheid der Linkerzijde wist te ontwijken. Louis Blanc kermde als Tartuffe: “Men doodt, en zij die in de Vergadering hun leven zouden geven om op vredelievende wijze dit bloedig vraagstuk op te lossen, zijn veroordeeld tot de foltering geen woord te kunnen uiten.” Sedert het bestaan der Franse Kamers, zag men nooit eerlozer Linkerzijde. De slagen, het spuwen, de beledigingen waarmee men de gevangenen overlaadde, konden aan die ellendige afgevaardigden van Parijs niet eens een protest onttrekken. Een enkele, Tolain, vroeg uitleg over de moord van Belle-Epine. Louis Blanc, Schoelcher, Adam, Langlois, Brisson lieten met gerust gemoed hun kiezers vermoorden en droomden – Parijs vergeet zo gauw! – reeds aan hun herkiezing.

Hun smaad kon wel de handeling, maar niet de zielenangst der provincie onderdrukken. Met hart en ziel waren de werklieden van Frankrijk voor Parijs. De stationsbedienden spraken de voorbij reizende soldaten toe, bezwoeren hen de kolf omhoog te steken; de officiële plakbrieven werden ’s nachts afgerukt. Alle republikeinse bladen preekten de verzoening. Thiers stuurde Dufaure, de beulsknecht van de moderne bourgeoisie, de afschuwelijke uitvoerder van haar laagste bevelen. Hij gebood aan zijn procureurs de schrijvers te vervolgen die de Commune zouden ondersteunen, “deze door vreemdelingen en oud-veroordeelden overweldigde dictatuur, die haar heerschappij kenmerkt door diefstal met braak, ’s nachts en gewapenderhand, in de private huizen”, de hand te leggen op “die bemiddelaars die de Vergadering verzoeken haar edele hand in de met bloed besmeurde hand van haar vijanden te leggen.” Aldus hoopte Versailles schrik te verwekken, op het ogenblik der municipale verkiezingen, die de 30e april plaats hadden.

Overal vielen zij ten voordele der Republiek uit. Te Thiers (Puy de Dome) bezette het volk het Stadhuis, plantte de rode vlag en maakte zich meester van het telegraafkantoor. Te Souppe, Nemours, Château-Landon in het arrondissement Fontainebleau braken onlusten uit. Te Dordives (Loiret) kwamen de Commune gezinden voor het gemeentehuis een populier planten met de rode vlag bovenop. Te Mortargis staken zij de rode vlag op, plakten de oproep der Commune uit op den buiten en dwongen een avoué die de plakbrief had willen afrukken, op de knieën genade te vragen. Te Coulommiers (Seine-et-Marne) manifesteerde men onder het geroep: “Leve de Republiek! Leve de Commune!”

Lyon kwam in opstand. Als de Raad terug in het Stadhuis was, had hij de erkenning der rechten van Parijs en de verkiezing van een Constituerende Vergadering gevraagd. Gedurende de onderhandelingen met M. Thiers kwam de Nationale Garde opnieuw in gisting. Het antwoord uit Versailles vermeerderde de verbittering. Als de gemeenteverkiezingen voor de 30e aangekondigd werden, hield het revolutionair element staande dat de door de Vergadering gestemde municipale wet ongeldig was, omdat die Vergadering dezelfde rechten niet had als een Constituante. Twee gedelegeerden van Parijs sommeerden de burgemeester Hénon de verkiezingen uit te stellen. De 27e besloot men, in een grote openbare vergadering in de wijk les Brotteaux, de onthouding. Al de comités van de wijk la Guillotière volgden en de 29e werd in openbare zitting besloten dat men zich tegen de stemming zou verzetten.

De 30e, dag der verkiezingen, slaat men het rappel in de wijk la Guillotière. Gewapende burgers nemen de stembus weg en stellen schildwachten aan de deur. Men plakt een proclamatie uit: “De stad Lyon kan niet langer haar zuster, de heldhaftige stad Parijs zien verwurgen... De revolutionairen van Lyon hebben een voorlopige Commissie benoemd. Haar leden zijn vast besloten, liever dan zich te laten overwinnen, een stad, die laf genoeg is Parijs en de Republiek te laten vermoorden, in gruis te leggen.” De place de la Mairie komt vol volk. De burgemeester en zijn adjunct die willen tussenkomen worden niet gehoord; een Commissie vestigt zich in het gemeentehuis.

Bourras, een officier der vrijschutters, door de raad bevelhebber der Nationale Garde benoemd, geeft aan de bataljonsoversten van la Guillotière bevel hun mannen bijeen te roepen. Te twee uur staan zij in de rangen. Velen keuren de beweging af, maar niemand wil soldaat van Versailles zijn. De menigte omringt hen en zij breken de rangen. Een honderdtal gaan, met hun kapitein aan het hoofd, het vaandel van hun compagnie op het Stadhuis uitsteken. Men haalt de burgemeester en de Commissie stelt hem voor, hem bij de beweging toe te voegen. Hij weigert gelijk de 22e maart. Eensklaps dondert het kanon.

Gelijk de maand te voren zochten Hénon en de Raad tijd te winnen. Te 5 uur komt het 38e linie langs de brug van la Guillotière. Het volk dringt in de rangen en bezweert de soldaten niet te schieten. De officieren zijn verplicht hun mannen naar de kazerne te brengen. Inmiddels versterkt zich la Guillotière. Een grootte barricade verspert het begin der Grande Rue; een andere de ingang der rue des Trois Rois; een derde de rue de Chabrol.

Rond half zeven, komt het 38e terug uit de kazerne, maar nu met een bataljon jagers op de vleugels. Vooraan gaan Valentin, Crouzat ,en de procureur der republiek Andrieux. Vuurschoten beantwoorden de sommaties en kwetsen de prefect. De cavalerie ruimt de plaatsen en straten rond het gemeentehuis; twee kanonnen beschieten het gebouw. De deur vliegt in splinters; de bezetting trekt terug. De troepen dringen binnen, na de schildwacht gedood te hebben, die tot het laatste ogenblik op post wil blijven. Men heeft gezegd dat vijf oproerlingen in het huis met revolverschoten gedood werden, door een Versaillais officier.

Tot laat in de nacht werd in de aanpalende straten gevochten. Door de duisternis misleid, doodden de soldaten een 100 tal van hen. De verliezen der onzen waren minder gevoelig. Te 3 uur was alles gedaan.

In de wijk la Croix Rousse waar de beweging ook begonnen was, zag men deze weldra gestuit door het mislukken van die van la Guillotière.

De bataljons van la Guillotière werden ontwapend. De verkiezingen moesten opnieuw gebeuren en geen van de doorgegane monarchisten werd herkozen.

De nieuwgekozen republikeinse raden konden Versailles machtig tegenwerken. Het blad la Tribune van Bordeaux stelde een congres voor van al de Franse steden, om de burgeroorlog te eindigen, gemeentelijke vrijheden te verzekeren en de Republiek te versterken. De raad van Lyon stemde hiermee in en verzocht aan al de steden gevolmachtigden naar Lyon te zenden. De 4e mei had te Montpellier een departementaal congres plaats. Ook de pers wilde met hetzelfde doel bijeenkomen. Een reusachtige beweging was dus in wording en Versailles, tussen Parijs en de provincie geklemd, zou voor het republikeinse Frankrijk de duim moeten leggen. M. Thiers werd dit gewaar en verbood die congressen. “De regering zou de Vergadering, Frankrijk en de beschaving verraden, zegde het Journal Officiel van Versailles van de 8e mei, als zij naast het uit het algemeen stemrecht gesproten wettig gezag, de landdag van het communisme en het oproer gedoogde.” Leden van de Ligue des Droits de Paris, die zich naar Bordeaux begaven, werden aangehouden. Dat was voldoende om de radicalen schrik aan te jagen.

De congressen hadden geen plaats of waren van zo weinig gewicht dat M. Thiers er zich niet om bekreunde. Aldus liet de kleinburgerij van de provincie de zeldzame gelegenheid ontsnappen haar vrijheden te overwinnen, haar grote rol van 92 te hernemen. Van de 19e maart tot de 5e april had zij de arbeiders alleen gelaten, in plaats van hen de Revolutie te helpen redden.

Als zij wilde spreken voelde zij zich alleen, tot spot en speelbal van haar vijanden. Het is haar geschiedenis sedert Robespierre.

De 10e mei was Thiers dan ook meester van de toestand. Hij had zo lang geknoeid tot alle pogingen tut verzoening verijdeld waren. Hij had zo-even de vrede van Frankfort getekend en, dezerzijds vrij, van de provincie verlost, stond hij man tegen man tegenover Parijs.

Het was tijd. De vijf weken belegering hadden het geduld van de landjonkers uitgeput, ze dachten aan verraad vanwege Thiers. Juist had l’Union des Syndicats het verslag van een nieuwe samenkomst afgekondigd, waar M. Thiers ietwat flauw geschenen had. Een afgevaardigde der rechterzijde vliegt naar de tribune en vraagt hem waarom hij de intrede der troepen uitstelt. Hij verdedigt zich. ’s Anderendaags dringt de rechterzijde meer aan. Is het waar, vraagt men, dat M. Thiers aan de burgemeester van Bordeaux gezegd heeft: “Zo de oproerlingen de vijandelijkheden wilden staken, zou men de poorten een week openstellen voor allen, behalve voor de moordenaars der generaals?” Zou de regering enige Parijzenaars aan de klauwen der Vergadering willen onttrekken M. Thiers jankt: “Gij kiest de dag waarop ik banneling ben en men mijn huis afbreekt. Het is onwaardig... Ik vraag een stemming van vertrouwen.” Ten einde raad gebracht door het geknor, bekent hij: “Ik zeg dat er onder u onvoorzichtigen zijn die te veel haast hebben. Dat ze nog acht dagen wachten. Na die acht dagen is er geen gevaar meer en de taak zal zijn in verhouding met hun moed en hun bekwaamheid.”

Acht dagen, hoort gij, leden der Commune?

_______________
[161] In 1875, in een te Bordeaux gehouden redevoering, bekende hij de list: “Na de nederlaag kon ik 150.000 man bijeenbrengen; maar zo die macht voldoende was om Parijs te overwinnen, was zij het niet om de grote steden te bedwingen die uiterst bekommerd waren om de Republiek en die mij met wantrouwen en verbittering kwamen vragen of het voor de monarchie was dat wij streden.”
[162] Aanhangsel 13.