Max Beer
Algemene geschiedenis van het socialisme
Hoofdstuk 25
De val van Robespierre eind juli 1794, het overwicht in de Conventie van contrarevolutionaire elementen, de aanneming van de antidemocratische grondwet van 1795 drongen de trouw gebleven vrienden van de maatschappelijke hervorming en de jacobijnen de gelederen aaneen te sluiten en tegen het Directoire front te maken. De beide revolutionaire groepen werkten in vereniging. In rustige gedachtewisseling werden de jacobijnen van de waarheid overtuigd dat de democratie zonder een economische omwenteling onbestaanbaar was en dat de politieke revolutie haar voltooiing in de opruiming van de oude bezittoestanden zou moeten vinden en wel in het gemeenschappelijk bezit van de grond, in de algemene arbeidsplicht en in de maatschappelijke gelijkheid. Een deugdzame en eenvoudige levenswijze, opleiding van de knapen en meisjes tot degelijke karakters, uitroeiing van zelfzucht en heerszucht zullen het fundament van de nieuwe maatschappij moeten bevestigen en het Franse volk tot een model voor alle natiën maken.
François Noël Babeuf die als hervormer van het grondbezit de Romeinse naam Gracchus zou aannemen, werd in 1764 geboren. Als autodidact verwierf hij zich een niet geringe mate van kennis. In woord en geschrift diende hij de Franse omwenteling, ijverde in de “Tribune du Peuple” voor een herziening van het grondbezit en voor de toepassing van de democratie. De 24ste mei 1797 is hij als sociaaldemocratisch martelaar gestorven.
Ofschoon deze samenzwering in de regel in één adem met Babeuf genoemd wordt, is deze toch niet de eerste aanlegger en leider daarvan geweest. De eigenlijke beweegkracht was Buonarroti.
Hier ontmoeten wij een man die tot de grootste van zijn tijd behoord heeft. Rijk in wetenschap, maar nog rijker in karakterdeugden. Hij was een socialistisch-revolutionaire Franciscus van Assisi. Zijn boek “Conspiration pour l’Egalité” (Brussel 1828) is het verhaal van deze samenzwering. Er gaat van dit werk een onweerstaanbare bekoring uit die geen vertaling tot haar recht kan doen komen.
Buonarroti (of Buonarrotti) was de afstammeling van een Italiaans geslacht dat de grote Michel Angelo aan de wereld geschonken had. Hij was in 1760 in Pisa geboren en steeg alras tot hoog aanzijn in zijn ambtelijke loopbaan die hij echter vaarwel zegde, toen de Franse omwenteling uitbrak. Aanvankelijk werkte hij in Corsica (1790-92) waar hij in de jonge Napoleon Bonaparte een oprecht bewonderende vriend vond. Toen begaf hij zich naar Parijs waar de Conventie hem onderscheiden zendingen opdroeg, werd daar een vertrouwd vriend van Robespierre en verwierf van de Conventie het Franse burgerrecht. Anders dan Babeuf die herhaaldelijk van zienswijze wisselde, hield Buonarroti zich aan de opvatting dat de Franse omwenteling in de jaren 1789-1792 op de weg was naar een constitutionele monarchie en een burgerlijk antiadellijke regering, terwijl de strijd tussen bezitters en niet-bezitters in 1792 een aanvang had genomen, — voorts dat de grondwet van 1793 van een maatschappelijk standpunt gezien, weliswaar zeer onbevredigend was, maar niettemin met het oog op haar democratisch karakter geschikt kon geacht worden de niet-bezitters in hun strijd bij te staan, indien deze tot het communisme opgeleid werden. Kort na de val van Robespierre stichtte Buonarroti de Vereniging van het Panthéon (aldus naar de plaats van bijeenkomst genaamd), een vereniging die snel in omvang toenam, in het begin van 1796 bijna zeventien duizend leden telde en onder het garnizoen van Parijs vele vrienden had.
Buonarroti was de voorzitter van de vereniging. Hij groepeerde de knapste kopstukken om zich heen en vormde aldus een geheim comité met het doel de opstand voor te bereiden die de val van het Directoire en de intrekking van de grondwet van 1795 tot doel zou hebben. Dit comité hield zich bezig met de vraag: welke staatsvorm komt in aanmerking wanneer het Directoire ten val is gebracht? Allen waren eenstemmig van oordeel dat de grondwet van 1793 niet onmiddellijk kon worden ingevoerd. Buonarroti schrijft hierover:
“De ervaringen van de Franse omwenteling, en in het bijzonder de onenigheden en misslagen van de Conventie hadden op overtuigende wijze aangetoond dat een volk waarvan de meningen en denkbeelden zich onder de heerschappij van de ongelijkheid en het despotisme ontwikkeld hebben, niet bevoegd is bij een revolutionaire gedaantewisseling met meerderheid van stemmen de mannen te kiezen wie de taak zal worden opgedragen de omwenteling te leiden en te voltooien. Deze moeilijke arbeid kan slechts aan wijze en moedige mannen worden toevertrouwd die, vervuld van liefde tot hun vaderland en tot de mensheid, reeds lang naar de oorzaken van de algemene euvelen gezocht, zichzelf van alle vooroordelen en ondeugden losgemaakt hebben, — die hun tijdgenoten op het gebied van de wetenschap overtreffen en, in hun geringschatting van het goud en alle nietige hulde, geen hoger geluk kennen dan de gelijkheid te doen zegevieren.
Het zou wellicht geraden zijn bij den aanvang van een staatkundige omwenteling ter wille van de eerbied die wij aan de ware democratie verschuldigd zijn, minder aandacht aan de stembriefjes te schenken en boven alles bedacht te zijn dat de hoogste staatsmacht in wijze en sterke revolutionaire handen berust.
Na langdurige beraadslagingen waarin de voor- en nadelen van de dictatuur ampel besproken werden, kwam het comité tot de slotsom dat de opstandelingen van Parijs en van de departementen na de verwijdering van de tirannie een Nationale Vergadering zouden kiezen als draagster van het hoogste gezag. Intussen zou het geheime comité in wezen blijven, een nuttig onderzoek naar de kandidaten instellen en ook verder op de nieuwe vergadering een waakzaam oog gevestigd houden.
In deze overwegingen en meningen ligt de kern van de sociaalrevolutionaire dictatuur.
Onder de geheime agenten van het complot bevond zich een kapitein Grisel die het gehele plan aan het Directoire verraden heeft. Carnot, de minister van Oorlog, droeg de jongen generaal Napoleon Bonaparte op de Vereniging van het Panthéon te ontbinden en de voornaamste leden in verzekerde bewaring te nemen. Einde februari 1796 had de ontbinding plaats, de loden mei werden de leiders gevangen genomen. Het onderzoek duurde meer dan elf maanden. Uit vrees voor een opstand van de Parijse arbeidersbevolking liet het Directoire de gevangenen naar de provinciestad Venḍme brengen. Daar zetelde ook de jury die de 26ste mei 1797 Babeuf en Darthé ter dood, Buonorotti en anderen tot ballingschap veroordeelde. Babeuf en Darthé beproefden onmiddellijk met dolksteken een einde aan hun leven te maken. Die poging werd echter verijdeld. Bloedend werden zij uit de rechtszaal gesleept, om de volgende dag onder de guillotine te sterven.
De verrader Grisel werd later door Camille, de oudste zoon van Babeuf neergeschoten.
Buonarroti bleef in Cherbourg in de gevangenis waar zijn voormalig bewonderaar en vriend van zijn jeugd, Napoleon, hem in 1801 als Eerste-Consul, een aanzienlijke post aanbood. Buonarroto wees deze toenadering met verachting van de hand. In 1807 werd hij in vrijheid gesteld. Hij vestigde zich metterwoon aan de zuidwestkust van Frankrijk waar hij met de Italiaanse revolutionairen in regelmatige verbinding was. Later trok hij naar Zwitserland waar hij met muziek- en taallessen in zijn nooddruft voorzag. Toen het verblijf in Zwitserland hem ontzegd was, ging hij naar Brussel waar hij zijn boek over de samenzwering en het proces van Babeuf in het licht zond. Het heeft een sterke invloed uitgeoefend op de revolutionair-communistische beweging van de jaren 1828-1840. Na de Juliomwenteling (1830) trok Buonarroti naar Parijs waar hij als een heilige vereerd werd. Een van zijn leerlingen was Auguste Blanqui. In 1834 heeft de politie beproefd Buonarroti over de Franse grenzen te zetten, maar het burgerrecht dat de Conventie hem verleend had, beschermde de edele grijsaard tegen de verbanning. Onder de aangenomen naam van Ramond leefde hij als muziekonderwijzer in Parijs waar hij in het jaar 1837 gestorven is.