Vincente Fuentes

De Conferentie van Havana
Opnieuw een Chinese nederlaag


Bron: De Internationale, orgaan van de Nederlandse sectie van de IVe Internationale, februari 1966, jg. 9.
Deze versie: spelling
Transcriptie/HTML en contact: Adrien Verlee, voor het Marxists Internet Archive
| Hoe te citeren? — Graag bronvermelding !

Qr-MIA

       


Deel deze tekst met een kennis
Het e-mailadres:


Verwant
De noodzaak van gangsterkapitalisme: primitieve accumulatie in Rusland en China
Maoïsme
Het ideologische conflict Moskou — Peking

De Conferentie van de drie continenten die begin januari te Havana (Cuba) werd gehouden heeft drie ontwikkelingen, die van buitengewoon groot belang zijn voor de internationale arbeidersklasse, onderstreept.
1. Latijns-Amerika zal de komende tijd een centrum van koloniale revolutie worden; het Amerikaanse imperialisme zal krachtiger dan voorheen op dit front worden aangevallen.
2. De Chinese communisten en hun aanhangers hebben opnieuw een gevoelige nederlaag geleden.
3. De nederlaag van de Chinezen is gepaard gegaan met een gedeeltelijke overwinning van de Sovjet-Unie die bovendien genoodzaakt werd haar theorie van de “vreedzame co-existentie” een meer revolutionaire interpretatie te geven. Uiteraard hangen de twee laatste punten nauw samen.

Terwijl het Belgische, Portugese, Franse en Amerikaanse imperialisme erin slaagden, de afgelopen jaren de koloniale revolutie in Afrika gevoelige slagen toe te brengen (Congo, Algerije, Rhodesië) en in andere gebieden de vrijheidsstrijd wist te stagneren (Angola, Ethiopië, Marokko), kon in een aantal landen van Zuid-Amerika zoals Peru, Venezuela, Brazilië, Colombia en Guatemala gesproken worden van een opleving van het verzet tegen de nationale regeringen die in stand gehouden worden in de eerste plaats door de Amerikaanse dollars, al of niet onder de dekmantel van “hulp voor de vooruitgang”.

De door Kennedy gestarte Alliance for Progress, die in snel tempo een steeds openlijk reactionairder karakter kreeg zal nieuw leven – door middel van meer dollars – worden ingeblazen en in ieder geval doorwerken tot 1975. Het officiële argument dat daarvoor wordt opgegeven is dat de “beoogde doelen” (verbetering van onderwijs etc.) voor die tijd niet gerealiseerd kunnen worden. De werkelijke reden is, dat de conservatief burgerlijke regeringen door de praktijk van de Alliance de laatste jaren steeds meer afhankelijk van de VS zijn geworden. Ook dié regeringen, die geneigd waren een zekere onafhankelijkheid ten opzichte van de VS te bewaren, worden door de groeiende binnenlandse oppositie wel gedwongen zich verder in de armen van het Amerikaanse imperialisme te werpen. (Wanneer we de Zuid-Amerikaanse regeringen reactionair noemen, willen we er tevens op wijzen dat er uiteraard belangrijke verschillen zijn. In vergelijking met het regime in Brazilië bij voorbeeld, is de Chileense regering aanmerkelijk democratischer. Op één punt, het belangrijkste, stemmen al deze regeringen overeen: hun anticommunisme; en deze basis is voor de VS voldoende om hen voortdurend steun te geven. De Amerikaanse Christian Science Monitor omschreef (op 13 jan. 1966) de Alliance als een poging 250 miljoen mensen een hoger inkomen te geven en hun levensstaat te verbeteren “zonder een grote en hevige sociale revolutie”.

Door het besluit van de Conferentie van de drie continenten om het secretariaat permanent in Havana te vestigen hebben de ongeveer honderd revolutionaire regeringen en bewegingen die dit besluit namen, getoond het Amerikaanse imperialisme niet uit de weg te gaan maar het daar op te zoeken waar het nog zeer sterk is. Het was ook veelbetekenend dat de revolutionaire bewegingen van Peru, Brazilië, Colombia, Venezuela en Guatemala, die op het ogenblik met de wapens in de hand tegen het imperialisme vechten, op de conferentie zo’n belangrijke rol speelden.

Cuba-China

Communistisch China was indertijd het eerste land dat z’n instemming betuigde met de militaire putsch van Boumedienne die aan het revolutionaire bewind van Ben Bella een einde maakte. Deze uiterst compromitterende daad, gevoegd bij China’s houding tijdens de voorbereiding van de conferentie in Algiers in die dagen (de conferentie ging ten slotte toch niet door), had al tot gevolg dat de Chinese communisten hun prestige bij de werkelijk revolutionaire vleugel van de koloniale revolutie goeddeels kwijt waren.

Aan de vooravond van, en ook tijdens, de conferentie van Havana hebben de Chinezen dit kunststukje weten te herhalen. Kennelijk om Castro te straffen voor zijn al te pro-Sovjet gezindheid, maakte de Chinese regering op volkomen bureaucratische manier bekend de export van Chinese rijst naar Cuba voor 1966 met de helft te zullen verminderen. De Cubaanse minister van Buitenlandse Handel heeft er opgewezen dat deze onverwachte daad de Cubaanse economie een zware klap geeft en een probleem heeft geschapen “waarvoor geen onmiddellijke oplossing bestaat”.

Ook Fidel Castro heeft in het openbaar de Chinese beslissing hevig gekritiseerd. De bijdrage die de zeer omvangrijke Chinese delegatie aan de conferentie gaf bestond voornamelijk in het eindeloos herhalen van hun krankzinnige beschuldiging dat de Sovjet-Unie in feite met de VS pacteert en zodoende de Vietnamese revolutie om zeep helpt. En dat, terwijl steeds duidelijker wordt dat het de Chinezen zijn die op alle mogelijke manieren proberen te verhinderen dat de steun (die nog onvoldoende is) van de Sovjet-Unie aan Noord-Vietnam daar zo snel mogelijk komt; het bezoek dat Tsjelepin begin januari aan Hanoi bracht waar hij uiterst hartelijk werd ontvangen, heeft ook niet weinig bijgedragen tot het in elkaar storten van de Chinese “theorie” over de onderworpenheid van de SU aan het Amerikaanse imperialisme. Het zijn slechts de delegaties van Japan en Noord-Korea geweest die de Chinezen hierin hebben gesteund.

Vreedzame weg?

Voor sommige revolutionaire partijen in koloniale landen heeft het vrij lange tijd “vastgestaan” dat de Chinezen de revolutionaire tendens vertegenwoordigden in de traditionele communistische wereldbeweging en dat de Sovjet-Unie de meer behoudende, “revisionistische” vleugel was. In Havana is deze opvatting nieuwe schade toegebracht tijdens de discussies over de te volgen tactiek in de strijd tegen het imperialisme en zijn zetbazen. De vraag die het congres beheerste was: steun aan de gewapende opstand, ja of nee?

Lang hebben de op Moskou georiënteerde partijen in Zuid-Amerika een zeer slechte rol gespeeld, geheel in overeenstemming met de oorspronkelijke interpretatie van de “vreedzame co-existentie”. De communistische partijen keerden zich tegen de gewapende opstanden en guerrilla’s en oriënteerden zich voornamelijk op socialistische en links-burgerlijke groepen in plaats van op de arbeiders en de massa’s van arme boeren. Deze politiek had tot gevolg dat in een reeks Latijns-Amerikaanse landen (o.a. in Brazilië en Peru) pro-Chinese partijen ontstonden. Sinds de conferentie van communistische partijen (pro-Moskou) van Zuid-Amerika in december 1964 is die lijn echter gewijzigd: men heeft nu – zij het niet onvoorwaardelijk – de gewapende opstand aanvaard en toegegeven dat er aan de voorbereiding van de politieke massa-actie het een en ander heeft ontbroken.

Marcel Niedergang, verslaggever van Le Monde, die de conferentie heeft bijgewoond, herinnerde er terecht aan dat het nog maar zeer kort geleden is dat deze partijen allebei illusies hadden (zo noemt Niedergang het natuurlijk niet) over de mogelijkheid om de macht langs “vreedzame weg” (bv. verkiezingen) te veroveren.

Nu verklaarde het Chileense parlementslid Allende, leider van het Front van Volksactie (socialisten en communisten) dat de mogelijkheid van een gewapende opstand ook in Chili niet moest worden uitgesloten en de Braziliaanse communisten aanvaardden in principe de gewapende strijd. Kortom: de communistische partijen die enkele jaren geleden de “castristen” buiten Cuba nog uitmaakten voor “avonturiers”, beginnen nu de standpunten en inzichten van deze “avonturiers” over te nemen. In deze zin heeft ook de vertegenwoordiger van de Russische partij te Havana, Rasjidow, gesproken en de “onvoorwaardelijke steun” toegezegd aan de bevrijdingsoorlogen. Veel afgevaardigden konden slechts onder zeer moeilijke omstandigheden Havana bereiken. Een guerrillaleider uit Colombia had er 1 1/2 maand over gedaan. De afgevaardigde van de ondergrondse van Oost-Venezuela had 20 dagen moeten reizen en Dominicanen en Jamaicanen (het dichtst gelegen bij Cuba!) hebben zelfs twee keer de Atlantische Oceaan moeten oversteken om de conferentie bij te kunnen wonen. Veel afgevaardigden waren vanwege de dictatuur in hun eigen land, gedwongen in de anonimiteit te blijven. Voor anderen zal het bijwonen van de conferentie ballingschap betekenen. (De Peruanen vernamen in Havana dat ze door de regering van Peru ter dood waren veroordeeld omdat ze het gedurfd hadden naar Havana te gaan!).

De slotbalans van de conferentie is echter buitengewoon positief. Zonder slaafs de Sovjet-Unie of China te hebben gevolgd hebben de revolutionaire bewegingen en partijen van de drie continenten een eigen lijn uitgestippeld die, mits ze goed gecoördineerd wordt, een machtig wapen betekent tegen de doodsvijand van de koloniale revolutie: het Noord-Amerikaanse imperialisme.
VINCENTE FUENTES

Naschrift
Dat de Verenigde Staten en de regeringen in Zuid-Amerika het gevaar van de conferentie te Havana inzien, blijkt wel uit het feit dat direct na de conferentie, in Washington een bijeenkomst van de Organisatie van Amerikaanse Staten werd gehouden.

Het is geen toeval dat Peru deze bijeenkomst had verzocht: in Peru neemt het verzet tegen het imperialisme in hevigheid toe en het was ook de Peruaanse afgevaardigde die de Sovjet-Unie (en niet China!) beschuldigde van steun aan de guerrilla in zijn land.

Van de Organisatie van Amerikaanse Staten (OAS) zijn 20 landen lid. Zeventien leden veroordeelden de conferentie van Havana “wegens openlijke inmenging in de zaken van de landen op het Westelijk halfrond.” Chili en Uruguay vroegen om uitstel en de Mexicaanse afgevaardigde nam niet aan de discussie deel. De drie regeringen van deze landen hebben er kennelijk belang bij niet te veel op een hoop te worden gegooid met het Amerikaanse imperialisme.
(27-1-66).