Bron: De Internationale, Nederlandstalig theoretisch orgaan van de IVe Internationale, 1998, herfst, (nr. 65), jg. 42
Transcriptie/HTML en contact: Adrien Verlee, voor het Marxists Internet Archive
| Hoe te citeren? — Graag bronvermelding !
De filosofische geschriften van Lenin vallen uiteen in twee delen. Materialisme en empiriocriticisme[n1] is een werk dat aansluit bij de marxistische traditie van Kautsky,[n2] Plechanov[n3] en co. Zij formuleerden een evolutionair en deterministisch marxisme: de objectieve wetten maken de geschiedenis; ieder land heeft hetzelfde vooraf vastgelegd pad van ontwikkeling te volgen; enz. Daarnaast zijn er de “filosofieschriftjes” van Lenin: 10 schriftjes waarin Lenin stukken overschrijft uit filosofische werken en ze voorziet van commentaar. Deze filosofieschriftjes bestrijken een hele periode, maar de belangrijkste dateren uit de jaren 1914-1916.[n4]
Eerder publiceerden we al een artikel van Michael Löwy[n5] over de filosofieschriftjes. Daarin legt Löwy een verband tussen de studie door Lenin in 1914 van de Logica van Hegel,[n6] en de Aprilstellingen waarmee Lenin in 1917 de bolsjewistische strategie een drastische wending gaf. In de Aprilstellingen zet Lenin de socialistische revolutie op de dagorde, wat inging tegen de dogmatische opinie dat volgens de wetten van de geschiedenis Rusland slechts rijp was voor de burgerlijke revolutie. Löwy besluit dat hij “op geen enkele manier (wil) suggereren dat Lenin de Aprilstellingen uit Hegels Logica heeft “afgeleid” ... De stellingen zijn het product van revolutionair realistisch denken in een nieuwe situatie (...). Ze zijn het resultaat van wat de werkelijke essentie vormt van de leninistische methode: concrete analyse van een concrete situatie. Het kritisch lezen van Hegel hielp Lenin zich te bevrijden van een abstracte pasklare theorie die een obstakel vormde voor deze concrete analyse (...).”
De lectuur van de filosofieschriftjes is prettig, meer bepaald wanneer Lenin stukken overschrijft[n7] uit de Logica van Hegel en van commentaar voorziet. In Deel 38 van de Verzamelde Werken wordt dit aanschouwelijk afgedrukt: de gekopieerde uittreksels uit Hegel, de nota’s van Lenin in de marge, enz.
Voor wie nooit door de Logica is geraakt[n8] maakt Lenin het gemakkelijk door te schrappen wat hij als idealistische ballast beschouwt, en de rest te voorzien van verhelderende in drie lagen: Kant[n9] bekritiseerd door Hegel, Hegel bekritiseerd door Marx, het geheel van opmerkingen voorzien door Lenin.
Deel 38 van de Verzamelde Werken geeft een aanschouwelijke voorstelling van de worsteling van Lenin met Hegel. Je voelt een levende concrete mens aan het werk, die niets te maken heeft met de gemummificeerde icoon die het ‘Instituut van het marxisme-leninisme’ ervan maakt in de inleiding.[n10] De tekst is doorspekt met aantekeningen in allerlei talen (“très bien!”, “sehrgut!”, “so etwa?”, enz.). Als je moeilijkheden hebt met het lezen van de Logica van Hegel,[n11] Kan je troost vinden bij Lenin: “Hier is de uiteenzetting (van Hegel) fragmentarisch en overdreven mistig” (blz. 106), “Dit is mij niet duidelijk. Volgens mij is Hegel hier volkomen duister” (blz. 111), “...is zo duister dat men er niets van verstaat. Hierop terugkomen!” (blz. 114), “En lisant... These parts of the work should be called: a best means for getting a headache”[n12] (blz. 166). Enz.
Lenin werkte op de Logica van september tot december 1914. Hij begon er dus aan één maand na het uitbreken van de eerste wereldoorlog. Augustus 1914 vormde een enorme traumatische schok voor Lenin: de grote sociaaldemocratische partijen van de IIe Internationale, de Duitse op kop, stemden voor de oorlogskredieten, ondanks alle resoluties tegen de oorlog in de voorgaande jaren op nationale en internationale congressen. Het was een harde klap voor mensen als Lenin, die een hele tijd nodig hebben gehad om de schok te boven te komen. Eén maand na de schok begint de balling Lenin in de bibliotheek van het Zwitserse Bern te werken op de Logica. Om zijn gedachten te verzetten, de schok te verwerken? Omdat hij de behoefte voelde terug te keren tot de bronnen? Allicht beide... In ieder geval zal hij de rest van zijn leven niet ophouden het belang van Hegels geschriften te onderstrepen.
Sommige opmerkingen getuigen van niet veel respect voor Hegel, meer bepaald voor diens idealistische filosofie. Wanneer Hegel schrijft dat de natuur een schepping is van de Idee noteert Lenin: “!!Ha-Ha!” (blz. 163, blz. 176,...). Dat het idealisme van Hegel onzin is, is voor Lenin vanaf het begin een uitgemaakte zaak: “In het algemeen probeer ik Hegel te lezen als een materialist: Hegel, dat is het materialisme op zijn kop gezet (volgens Engels) – dus, in grote mate schrap ik alles dat gaat over de goede God, het Absolute, de zuivere Idee, enz.” (blz. 102). Wat Lenin van Hegel wil leren is de dialectiek, het begrijpen van de beweging, en daarover kan hij soms zijn enthousiasme amper bedwingen:[n13] “De beweging en de “zelf-beweging” (hier NB! zelfstandige beweging (onafhankelijk), spontaan, vanuit een inwendige noodzakelijkheid), “de verandering”, de beweging en de vitaliteit”, “het principe van iedere zelfbeweging”, “de impuls” (Trieb) naar de “beweging” en “de activiteit” – tegenovergesteld aan “het dood zijn” – wie zou kunnen geloven dat hier de kern zit van het “hegelianisme”, van dit abstract en abstrus (duister) hegelianisme?? Die kern moest ontdekt worden, begrepen, hinüberretten, ontward, gezuiverd, en dat is wat Marx en Engels gedaan hebben.” (blz. 134) Zo komt hij tot zijn beroemde conclusie: “Men kan “Het Kapitaal” niet volledig begrijpen, en meer bepaald het eerste hoofdstuk, zonder gans de Logica van Hegel veel bestudeerd en volledig begrepen te hebben. Dus een halve eeuw na Marx heeft niet één marxist Marx begrepen.”[n14] (blz. 170).
Waarover gaat de Logica van Hegel? Van Hegel zelf komt de opmerking dat de Logica geen “hulpmiddel is om te leren denken, net zo min als de fysiologie een hulpmiddel is om te leren verteren.” Logica heeft ook niets met wiskunde te maken.[n15] Logica handelt over het denken in zijn ontwikkeling. Omdat bij Hegel de natuur deel uitmaakt van het denken, handelt de logica over de beweging van het geheel.[n16] We hebben het dan niet over vormen die de beweging aanneemt, uitwendige aspecten van de realiteit. De beweging is de realiteit zelf.
Hoe beginnen?, vraagt Hegel zich af aan het begin van de Logica. Hij begint bij het Zijn, met onmiddellijk de tegenpool, het niet-Zijn. Beide polen zijn één in het Worden. Niets is, en niets is niet, alles wordt. En de beweging is vertrokken om niet meer op te houden...
Hoe heeft de Logica het politieke denken van Lenin beïnvloed? Daar kunnen we slechts over speculeren. Vast staat echter wel dat de ene na de andere aantekening van Lenin een (filosofische) breuk vormt met het dogmatisch marxisme dat in de IIe Internationale gangbaar was. Dit kan niet anders dan invloed gehad hebben op zijn politiek denken. Een eerste reeks aantekeningen houdt verband met het begrip totaliteit. Alles moet begrepen worden vanuit zijn plaats in de totaliteit, maar die totaliteit moet dan weer begrepen worden als een totaliteit van al het particuliere. De revolutie brak uit in Rusland omdat Rusland de zwakste schakel was van de imperialistische keten: het geheel (de keten), maar ook het particuliere (waarom was precies Rusland de zwakste schakel?). Hegel schrijft: “Niet alleen abstract een universaliteit, maar de universaliteit die in zich de rijkdom bevat van het particuliere, het individuele, het singuliere.” Lenin noteert: “magnifieke formule, très bien” (blz. 96). Lenin: “Dat is indringend en waar. Iedere concrete zaak, al het concrete staat in allerlei verbanden met de rest die verscheiden en dikwijls tegenstrijdig is, ergo[n17] alles is zichzelf en iets anders” (blz. 131). “(...) de fundamentele idee is geniaal: de idee van de veelzijdige universele levende verbinding van alles met alles en de weerspiegeling van deze verbinding – materialistisch auf den Kopf gestellter Hegel[n18] – in de begrippen van de mens (...)” (blz. 138).
Daarmee komt Hegel/Lenin tot een rijk begrip van de causaliteit, oorzakelijkheid: niet de eenzijdige, enge, geamputeerde causaliteit van het determinisme: als X, dan Y; maar het inzicht dat alles samenhangt, en dat alles bepaald is door zijn (complexe) verbanden met het geheel. Niets bestaat “op zich”. “Eis van de mediatie (bemiddeling), ziedaar waar het over gaat in de toepassing van het oorzakelijk verband” (blz. 153). En aan het slot van de passage over de causaliteit de merkwaardige aantekening: “NB Vrijheid = subjectiviteit (“of wel”) doel, bewustzijn, aspiratie NB” (blz. 154).[n19]
Dat geeft dan aanleiding tot de volgende visie op wetmatigheden in de geschiedenis: “(...) het begrip wet is één van de niveaus van kennis door de mens van de eenheid en de binding, de onderlinge afhankelijkheid en de totaliteit van het universeel proces. Het “snoeien” en “afbreken” van woorden en begrippen waarmee Hegel zich hier bezighoudt is een strijd tegen het verabsoluteren van het begrip wet, tegen zijn simplificatie, zijn fetisjisering.”[n20] (blz. 142). “De wet neemt wat kalm is- en zo is de wet, elke wet, eng, onvolledig, benaderend” (blz. 143). Het leven is echter niet “kalm”, maar complex, rusteloos vitaal, vol onverwachte wendingen, sprongen! “De sprongen!” “De sprongen!” “De sprongen!”. Driemaal noteert Lenin het in de marge (blz. 119). Beweging is niet enkel de arme beweging van het graduele, geleidelijke, kwantitatieve: telkens iets meer of iets minder ... Beweging is verandering, bruuske verandering. Water wordt niet geleidelijk ijs (eerst papperig...). “Breuken van de gradualiteit” (blz. 119).
Het is onwaarschijnlijk dat Lenin in de bibliotheek van Bern in die triestige herfst van 1914 bij het lezen van de Logica niet aan de oorlog daarbuiten dacht, en het verraad van de IIe Internationale. We vinden minstens één uitdrukkelijke verwijzing naar zijn vroegere kameraden: “Plechanov bekritiseert het kantisme (en het agnosticisme[n21] in het algemeen) meer vanuit het standpunt van het vulgair materialisme dan vanuit dat van het dialectisch materialisme (...). De marxisten hebben in het begin van de XXste eeuw de volgelingen van Kant en Hume[n22] meer op de wijze van Feuerbach[n23] (en Büchner) bekritiseerd dan op de wijze van Hegel” (blz. 169). Het blijft speculatie, maar toch ontkom je bij het lezen van Lenins nota’s niet aan het gevoel dat Lenin uit de logica niet alleen kracht puurt om te breken met de sociaaldemocratie, maar ook om zich voor te bereiden op de nieuwe taken.
_______________
[1] Verzamelde Werken, Deel 14. Geschreven in 1908-1909.
[2] Karl Kautsky (1854-1938), secretaris van Engels, tot 1917 uitgever van Die Neue Zeit, het theoretisch orgaan van de Duitse sociaaldemocratie.
[3] Georgi Plechanov (1856-1918), grondlegger van het Russisch marxisme, na de splitsing van de Russische sociaaldemocratie mensjewiek.
[4] Deze filosofieschriftjes vormen deel 38 van de Verzamelde Werken. We verwijzen naar de blz. in de Franstalige versie.
[5] Michael Löwy, Van de ‘Logica’ van Hegel naar het Finland Station in Petrograd, De Internationale nr. 51 (najaar 1994).
[6] G.W.F Hegel (1770-1831), Duits filosoof die een grote invloed had op Marx. Hij schreef zijn Grote Logica in 1812-1816.
[7] Fotokopieerapparaten bestonden nog niet.
[8] Met name ondergetekende. Wie eens van Hegel wil proeven, maar geen Duits verstaat, raden we aan: Hegel, Filosofie als Wetenschap, Vertaald en toegelicht door Ad Peperzak, Kok Agora, Kampen, 1991.
[9] Immanuel Kant, Duits filosoof, 1724-1804. De “zaken op zich” kunnen niet gekend worden, enkel hun weerschijn in het denken. Bij Kant vormt de kennis een scheiding tussen de natuur en de mens. Hegel antwoordt dat de zaken wel gekend kunnen worden, want het zijn “gedachte zaken”. Hegel hersteld dus de eenheid in de ideeën (idealisme). De materialisten zullen deze eenheid handhaven, maar in de materie (het denken als activiteit van de materiële mens).
[10] “Net zoals zijn voornaamste filosofisch werk Materialisme en empiriocriticisme dragen de filosofieschriftjes het kenmerk van het genie van Lenin” (blz. 12), enz. enz.
[11] Niet alleen staat de Logica bol van duistere idealistische bespiegelingen, bovendien had Hegel een allesbehalve vlotte pen.
[12] In een mengeling van Frans en Engels schrijft Lenin: “Bij het lezen... Deze delen van het werk zouden moeten worden genoemd: de beste manier om hoofdpijn te krijgen.”
[13] We vertalen Lenin op dezelfde chaotische manier waarop hij schrijft. Denk eraan dat Lenin schreef voor zichzelf en niet wist dat deze krabbels ooit zouden worden gepubliceerd. Waar Lenin woorden niet in het Russisch maar in het Duits of Frans schrijft behouden we dit Duits of Frans.
[14] Bij het vernemen van deze uitspraak zag de redactie van De Internationale haar eigen beperktheden in en ze bood collectief haar ontslag aan.
[15] Bijna 150 jaar na het overlijden van Hegel bestond mijn cursus Logica aan de rechtsfaculteit van Leuven uit een twintigtal regels van het soort: “als a groter is dan b en b groter is dan c, dan is a groter dan c”. Alhoewel op dit vak geen enkele student gebuisd was, heeft niemand er leren denken, laat staan inzicht gekregen in de logica.
[16] Daarom is Hegel leesbaar. Tussen de grote mistige idealistische bakens in worden boeiende inzichten verwerkt over de ontwikkeling van de natuur, de geschiedenis, enz. Naar een uitspraak van Feuerbach is de natuur aanwezig in de geschriften van Hegel, maar wordt ze verwezen naar de voetnoten.
[17] Dus.
[18] Materialistisch op zijn kop gezette Hegel.
[19] Men kent het postmoderne beeld van de vleugelbeweging die aan het andere eind van de wereld een storm veroorzaakt (chaostheorie, niets heeft structuur). Hegel had bijna twee eeuwen geleden al zijn bedenkingen bij dit soort theorieën. Lenin vat samen: “Vervolgens over de geschiedenis. Het is een gewoonte, zegt Hegel, er anekdotes op te dissen als kleine “oorzaken” van grote gebeurtenissen; in werkelijkheid zijn het slechts aanleidingen, een uitwendige impuls “die de inwendige geest van de gebeurtenis niet zou nodig gehad hebben.” “Deze manier om de geschiedenis in ornamenten te schilderen, waarbij een klein kwetsbaar takje het ontstaan geeft aan een enorme plant, kan handig gedaan zijn, maar is desondanks zo oppervlakkig als maar enigszins mogelijk.”
[20] Het is vandaag modieus een verband te leggen tussen het dogmatisch marxisme van de IIe Internationale en de wetenschappen die toen de toon aangaven. Lenin voegt aan zijn kritische opmerkingen over wetmatigheden reeds toe: “NB voor de moderne fysica!!!”
[21] Filosofische houding die zegt dat we geen uitspraak kunnen doen omdat we het niet kunnen weten.
[22] David Hume (1711-1776), Brits empiristisch filosoof.
[23] Ludwig Feuerbach (1804-1872), leerling van Hegel, later leider van de “Jong-Hegelianen”. Evolueert naar een naturalistisch materialisme.