Geschreven: 1973
Bron: Marxisme vandaag, bijzonder nummer van het tijdschrift Mens en Taak nr. 2 en 3, 16e jaargang
Transcriptie: Marc Van Hecke
HTML: Adrien Verlee, voor het Marxists Internet Archive, juni 2005
In verschillende West-Europese landen — in de eerste plaats Frankrijk — is een brede discussie over vorm en inhoud van de socialistische maatschappij in de arbeidersbeweging en de arbeidersklasse ontbrand. Dit getuigt eens te meer van de rijpheid van de objectieve voorwaarden voor een socialistische revolutie.
Karl Marx heeft eens gezegd, dat de mensheid zich nooit taken stelt die zij niet kan oplossen. De taak, de sprong naar de opbouw van de socialistische maatschappij te wagen, bestaat voor de mensheid tenminste sinds de eerste wereldoorlog. Het bewustzijn over de noodzakelijkheid van die sprong is door de crisis van de arbeidersbeweging en van haar leiding jarenlang op de achtergrond geduwd. Zo hebben we grootse arbeidersacties gekend die wel objectief de mogelijkheid van een socialistische omwenteling opwierpen: juni 1936 in Frankrijk; 14 juli 1948 in Italië; de algemene werkstaking in België december 1960-1961 — zonder dat de massa, die aan die acties deelnam zich ervan bewust was, waar zij objectief mee bezig was: het kapitalistisch stelsel globaal contesteren.
Dank zij mei ‘68 en de nieuwe opgang van de arbeidersstrijd in West-Europa is vandaag het debat over vorm en inhoud van de socialistische maatschappij opnieuw op brede schaal op gang gekomen.
Revolutionaire marxisten kunnen dit debat alleen begroeten. Zij verdedigen daarbij stellingen, die niet alleen beantwoorden aan de historische grondprincipes van de revolutionaire arbeidersbeweging, maar ook en vooral de historische ervaring van de klassenstrijd belichamen.
Wij kunnen dit zo belangrijke onderwerp natuurlijk niet binnen het raam van een kort artikel uitdiepen. Het kan er hier enkel om gaan, een zeker aantal beginselen voorop te stellen, die ons inziens beslissend zijn bij de opbouw van een socialistische maatschappij.
Wij verwerpen elke illusie betreffende een geleidelijke, electorale of parlementaire omverwerping van het kapitalisme. Maar tezelfdertijd verwerpen we tevens het schema van een socialistische omwenteling, die door een kleine minderheid — om niet te zeggen door een militaire actie vanuit het buitenland — zou kunnen worden doorgevoerd.
De inhoud zelf van de socialistische revolutie bepaalt dat de werkende klasse zichzelf moet bevrijden. Lenin deelde dezelfde mening. Hij heeft herhaaldelijk de communisten in het Westen erop gewezen, dat een socialistische omwenteling zonder de actieve deelname van de grote meerderheid van de arbeidersklasse onmogelijk is.
De slogan gebruiken: “Alle macht aan de Arbeiders”, maar niet verklaren hoe macht worden georganiseerd en hoe de werkende klasse in de praktijk die macht kan uitoefenen, betekent ofwel zichzelf ofwel de werkende klasse bedriegen. Arbeidersmacht betekent: macht uitgeoefend door de arbeidersklasse, dat wil zeggen de in machtsorganen georganiseerde klasse. De geschiedenis heeft maar één vorm geschapen, waarin zulke rechtstreekse uitoefening van de macht door de arbeidersklasse mogelijk is: de raden.
Elke andere vorm van machtsuitoefening is in het beste geval onrechtstreeks. In het ergste geval, zoals in de Sovjet-Unie sinds Stalin, betekent zij politieke ontmachtiging en machteloosheid van de arbeidersklasse. Opbouw van een socialistische maatschappij vereist dus niet alleen opheffing van het kapitalistisch eigendom, van de uitbuiting van de mens door de mens, maar ook de rechtstreekse uitoefening van de politieke en economische macht door de arbeidersklasse zelf.
Het verbod van politieke partijen die het raam van de socialistische grondwet eerbiedigen, kan alleen de socialistische democratie doen verkwijnen. Een éénpartijenstelsel moet onvermijdelijk ook de inwendige democratie in deze partij teniet doen. Ons socialisme model vereist dus volle ontplooiing van alle democratische rechten (vrijheid van drukpers, van vereniging, betogings- en stakingsrecht, enz.) voor alle werkende mensen. Meer en niet minder politieke rechten dan onder de burgerlijke democratie voor de werkende klasse, inclusief meer recht op vrije toegang tot alle massamedia, meer recht tot kritiek en oppositie dan vandaag in het Westen, meer materiële middelen tot het uitoefenen van die rechten. Dit houdt ook in het vervangen van het burgerlijk staats- en repressieapparaat door ambtenaren die verkozen zijn, afzetbaar zijn door hun kiezers en die geen hogere wedde krijgen dan het doorsnee loon van een geschoold arbeider; de overdracht van vele bevoegdheden naar de raden zelf en de volledige bewapening van het volk. Een door de grote meerderheid van de werkende bevolking gesteunde, het socialisme opbouwende maatschappij kan de ideologische strijd (inclusief met burgerlijke ideeën) niet vrezen en met repressiemiddelen verhinderen.
De invloed van de burgerij berust op haar rijkdom en haar macht. Zijn die gebroken, dan zullen we de invloed van de burgerlijke vooroordelen en ideeën met discussie, overtuiging en opvoeding bevechten, en niet met censuur, geheime politie en concentratiekampen.
Radenstelsel en arbeidersmacht blijven voor een belangrijk gedeelte op papier, wanneer de doorsnee arbeider en bediende tien of elf uur per dag in het productieproces, op de straat staat of met de (brom)-fiets rijdt, of aan tafel zit. Vermits hij ook nog moet slapen, blijft er letterlijk geen tijd meer over om zelf zijn bedrijf, zijn woongemeenschap en zijn staat te beheren. Dat beheer valt dan automatisch in de handen van beroepsambtenaren die aan een sterke verleiding, om bevoorrechte bureaucraten te worden, onderworpen blijven. Echte arbeidersmacht, echt zelfbeheer, vereisen dus in de eerste plaats een radicale verkorting van de werktijd, tot 30 uur per week en dan tot de halve werkdag. Zo krijgt de werkende mens de vrije tijd, nodig om zijn arbeids- en levensmilieu zelf te beheren.
Wie het maatschappelijk meerproduct controleert, controleert de hele maatschappij. Die diepe marxistische waarheid verklaart waarom in de Sovjet-Unie de bureaucratische machtsconcentratie aan de heersende laag een nagenoeg totale macht over de hele maatschappij heeft verleend.
In reactie daarop hebben de Joegoslavische communisten, op een idee van Proudhon teruggrijpend, het begrip van de verregaande decentralisatie van de economie vooropgesteld.
Maar dat berust op een miskennen van de centraliserende tendenzen van de moderne techniek en het moderne bedrijfsleven. Wanneer deze centralisatie niet bewust wordt doorgevoerd — door een democratisch plan — voltrekt zij zich achter de rug van de producenten, langs de markt.
Zelfbeheer beperkt tot het bedrijf is een illusie. De met elkaar concurrerende arbeidscollectieven kunnen hun lot niet zelf beslissen. Dat wordt door marktwetten voor hen beslist, inclusief met terugkeer van massale werkloosheid. Echt zelfbeheer is dus steeds democratisch gecentraliseerd, dat wil zeggen bewust gepland zelfbeheer. Niet alle macht aan in elk bedrijf afzonderlijke arbeidersraden; maar alle macht aan een democratisch, met meer-partijenstelsel en volledige openbaarheid van debatten werkend congres van arbeidersraden.
Geld kan niet van vandaag op morgen worden afgeschaft. Maar geld en markteconomie kunnen bewust worden teruggedrongen door het stelselmatig invoeren van het beginsel van de behoeftedekking, voor een groeiende reeks van te verdelen goederen en diensten. Het werkende volk zelf zal de prioriteiten daarvoor moeten vastleggen. Wij revolutionaire marxisten zullen naast het beginsel van kosteloze gezondheidsdienst, onderwijs, cultuurgoederen en binnenstadsverkeer en andere openbare diensten, ook het beginsel van kosteloze verdeling van basisvoedsel en -kleren verdedigen. Dit is beslissend, opdat de verandering van de mentaliteit van de voortbrenger-verbruiker een materiële basis zou krijgen.
Pas wanneer de fundamentele behoeften door de maatschappij zonder rantsoenering, onafhankelijk van de individuele arbeidsprestatie worden gedekt, zal de mens beginnen zijn arbeid als een vanzelfsprekende dienst aan de gemeenschap te beschouwen, en die niet meer afhankelijk maken van nauwkeurig berekende tegenprestaties.
Een socialistische mens die werkt uit privaat winstbejag of om zich te verrijken is een monsterachtige karikatuur. Maar men kan die karikatuur niet vermijden door propaganda en opvoeding alleen. Een omwenteling van de materiële levensomstandigheden, een geleidelijke uitschakeling van de koopwaar-geldverhoudingen uit het dagelijks leven, is daarvoor een absolute vereiste.
De opbouw van een socialistische maatschappij vereist een permanente, zich naar alle gebieden van het maatschappelijk leven uitbreidende culturele omwenteling: omwenteling in de verhouding tussen man en vrouw en tussen jongeren en volwassenen, door radicale uitschakeling van alle elementen van verdrukking die de patriarchale familie en de klassenmaatschappij in die menselijke verhoudingen hebben ingeschakeld; omwenteling in de verhouding tussen cultuurproductie en cultuurconsumptie; omwenteling in de fundamentele werkverdeling tussen hand- en geestesarbeid (en ook in het onderwijsstelsel, dat die werkverdeling gedurig reproduceert); omwenteling in de verhouding tussen stad en land (dat de hele problematiek van de strijd tegen milieuverontreiniging fundamenteel helpt op te lossen), enz., enz. Die permanente cultuurrevolutie mondt uit in een stelsel van veralgemeend zelfbeheer in alle levensmilieus, bekroond door het afsterven van de staat.
De geschiedenis heeft bewezen dat het onmogelijk is de opbouw van het socialisme in één land te voltooien. Bijna een halve eeuw nadat Stalin die stelling vooropzette is Rusland nog ver verwijderd, een klassenloze maatschappij te zijn. Het blijft in een gedurige koers om de meest ontwikkelde kapitalistische technologie — en, als behoudsgezind gevolg daarvan: het kapitalistisch consumptiepatroon — in te halen.
De productiekrachten vergen een internationaal proces van opbouw van het socialisme. Dat betekent niet dat dit proces niet in één of enkele landen, waar de arbeidersklasse het eerst de macht heeft veroverd, kan beginnen. Het betekent nog minder dat men moet trachten de nieuwe maatschappij met geweld naar andere landen uit te voeren. Maar het betekent wel dat de zegevierende socialistische omwenteling bij voorrang broederlijke steun moet verlenen aan de bevrijdingsbeweging van de werkende klassen van andere landen.