Bron: De Internationale, Nederlandstalig theoretisch orgaan van de IVe Internationale, 2001, herfst, (nr. 78), jg. 45
Deze versie: spellling
Transcriptie/HTML en contact: Adrien Verlee, voor het Marxists Internet Archive
| Hoe te citeren?
Wanneer je de wetgeving in verband met holebi[3] rechten vandaag in verschillende Europese landen bekijkt, zou je kunnen zeggen dat er heel wat vooruitgang is gemaakt. Nergens in de Europese Unie vind je nog wetten die seks tussen mensen van hetzelfde geslacht uitdrukkelijk verbieden. In het ene land na het andere worden wetten gestemd tegen discriminatie en om homorelaties een wettelijke basis te geven. In artikel 13 van het Verdrag van Amsterdam (1997) verbindt de Europese Unie zich discriminatie op grond van seksuele voorkeur te bekampen. Oost-Europese kandidaat-lidstaten staan onder druk discriminerende bepalingen uit hun eigen wetgeving te verwijderen. Al is er nog heel wat werk aan de winkel, toch lijkt de situatie vandaag beloftevol.
Maar als je minder oppervlakkig de fundamentele oorzaken bekijkt van de onderdrukking van lesbische, homoseksuele, biseksuele (holebi’s) en transgender people,[4] en nagaat wat daar al aan gedaan is, dan kom je tot andere conclusies. De totnogtoe genomen maatregelen worden voorgesteld als het sluitstuk van de holebi-emancipatie, terwijl ze in feite slechts een eerste aanzet vormen. Erger nog, bij het lobbyen voor deze maatregelen hebben holebigroepen zich met een zekere sociaalliberale visie op Europa verzoend. Deze sociaalliberale visie kan zelf later een rem worden op verdere vooruitgang.
Zowel de identiteit van holebi’s als die van Europa worden vandaag betwist: eigenaardig genoeg zijn beide identiteiten ook aan elkaar gekoppeld geraakt. Om dit te begrijpen helpt het te kijken naar één specifiek politiek strijdpunt, namelijk de strijd voor een wetgeving op partnerrelaties van mensen met hetzelfde geslacht. Daaruit kunnen we leren wat deze betwiste identiteiten als gevolg hebben voor strategie en tactiek.
Het specifiek soort identiteit van homo’s en lesbiennes dat in hun gemeenschappen in West-Europa is gaan domineren is sociaal, historisch en cultureel specifiek. De aandacht gaat naar homo’s die emotionele en seksuele banden op de eerste plaats hebben met mensen van hetzelfde geslacht (biseksuelen worden wat over het hoofd gezien). De aandacht gaat naar homo’s die niet huwen om heteroseksuele families te vormen (zo worden veel mannen die ‘zijdelings’ seks hebben met mannen en vrouwen die ‘zijdelings’ seks hebben met vrouwen buiten beeld gehouden). De aandacht gaat naar homo’s die hun sekse-identiteit niet radicaal veranderen wanneer ze hun lesbienne- of homoseksuele voorkeur opnemen. Transgenders worden zo uiteraard helemaal buiten beeld gehouden.
En de aandacht wordt toegespitst op relaties waarin beide partners zichzelf zien als een onderdeel van dezelfde lesbienne/homogemeenschap, wat in veel traditionele culturen een bizar idee is. Ondanks alle beperkingen heeft de opkomst van deze soort identiteit en gemeenschappen de opkomst van deze bewegingen de laatste veertig jaar mogelijk gemaakt.
Meer bepaald in Noordwest-Europa was de opkomst van dit soort identiteit slechts mogelijk door verscheidene belangrijke historische ontwikkelingen: de lange golf van economische groei in 1945-73; de groeiende welvaart van de werkende mensen in die jaren; en de mobilisaties en diepgaande culturele veranderingen in de 1960’s en ’70’s. De dramatische stijging van de levensstandaard in West-Europa na 1945 betekende dat voor het eerst veel mensen die arm geweest waren, studenten of anderen, onafhankelijk van hun familie konden leven, de conventies met de voeten treden en lesbienne/homokoppels en -gemeenschappen konden vormen. Eenmaal het zover was stonden alleen nog de wet, de politie, werkgevers, huisbazen e.d. in de weg van de vorming van openlijke lesbienne/homogemeenschappen. De gemeenschappen die reeds bestonden in de jaren ’60 kwamen in opstand tegen deze beperkingen in de jaren ’60 en ’70 en boekten in de jaren ’70 hun eerste overwinningen. Zo werden massale openlijke lesbienne/homogemeenschappen voor het eerst in de geschiedenis mogelijk.
Maar in de jaren ’80 en ’90 kwam de lesbienne/homo-identiteit onder druk, ze verbrokkelde of werd op allerlei manieren in heel Europa in vraag gesteld, in laatste instantie door de sociale gevolgen van de lange groeivertraging van de kapitalistische economie. Deze lange periode was het toneel van een neoliberaal offensief van werkgevers en regeringen, wat ondermeer leidde tot een groei van het aandeel en de macht van het kapitaal ten nadele van de werknemers en een groeiende ongelijkheid tussen en in de schoot van landen. De kloof is breder geworden tussen goed- en slecht betaalde werknemers, autochtonen en migranten, mensen met een baan en werklozen.
Dat kon niet anders dan gevolgen hebben voor de holebi’s, hun gemeenschappen en bewegingen. De waarheid is dat de groeivertraging niet slecht is geweest voor iedereen en meer bepaald niet voor sommige lesbiennes en homo’s. De commerciële homoscène is blijven groeien gericht op lagen van de middenklassen die het goed deden in de jaren ’80 en ’90. Dit heeft de lesbienne/homo-identiteit verder geconsolideerd, meer bepaald bij de meer welgestelden die beschikten over een dubbel inkomen (vooral mannen).
Het resultaat is dat de politieke agenda van de holebibeweging de laatste tientallen jaren de nadruk legt op wetgevende hervormingen, met uitsluiting van diepgaande sociale veranderingen op langere termijn. Dit is een reformistische agenda. De mensen die werken in de leiding van de grootste holebi-organisaties hangen dergelijke reformistische agenda niet noodzakelijk aan. Dikwijls bewijzen zij lippendienst aan de noodzaak van diepgaande veranderingen op langere termijn in de één of de andere zin en dikwijls staan zij daar individueel werkelijk achter. Maar in de praktijk moeten zij plooien voor het gewicht van het geld en de sociale druk achter een reformistische agenda.
De reformistische agenda heeft ook aan kracht gewonnen omdat verrijkende sociale verandering de laatste jaren geen doel was waarmee politieke vrienden konden worden gewonnen of mensen beïnvloed. De reformistische homo-agenda daarentegen heeft wel degelijk betekenisvolle ondersteuning gewonnen bij grote politieke partijen, meer bepaald de sociaaldemocraten, de groenen en de links-liberalen. Veel van die partijen zitten in West-Europa vandaag in de regering: in de “pluralistische linkerzijde” van Jospin in Frankrijk, in Schröders rood-groene coalitie in Duitsland en zelfs zo ver naar rechts als in Blairs New Labour in Groot-Brittannië. Ook op het niveau van de Europese Unie spelen sociaaldemocraten, links-liberalen en groenen een belangrijke rol en hebben zij een soort reformistische agenda ondersteund.
De leiders van de Europese Unie proberen er een grootmacht van te maken, terwijl de spanningen groeien met de VS en met delen van de Derde Wereld die op Europa’s drempel staan, meer bepaald de islamitische wereld. Hun neoliberaal Europa heeft één of andere vorm van Europese identiteit nodig. Maar wat zou zo een identiteit kunnen bevatten? Niet een sterke arbeidersbeweging en de welvaartsstaat, ook al zijn dat wel degelijk Europese tradities; de Europese Unie ondermijnt juist die tradities. Een element van antwoord dat meer en meer opduikt bestaat uit een serie mensenrechten die geen geld kosten, zoals secularisme, verzet tegen de doodstraf, decriminalisering van abortus (niet te verwarren met volledige vrijheid van vrouwen om kinderen te hebben als ze kinderen willen en geen kinderen te hebben die ze niet willen), en de formele verwijdering van discriminatie tegen holebi’s (niet te verwarren met holebibevrijding). Al die rechten zijn nuttig om Europa te onderscheiden zowel van de VS als van de islamwereld. In zekere zin maken de holebirechten dus deel uit van wat de Europeanen wordt geboden terwijl hun markten worden opengebroken en veel van hun sociale bescherming wordt ontmanteld.
Dit heeft positieve resultaten gehad, zoals het afschaffen van antiholebiwetten in een aantal EU-landen en druk om de leeftijdsgrens voor seksuele contacten gelijk te stellen voor hetero- en homoseks. Maar dezelfde centrumlinkse krachten die deze hervormingen hebben gesteund, hebben, al dan niet aarzelend en met schroom, een aanval ingezet tegen de armen en minderheden. Dit is geen grote zorg voor lesbiennes en homo’s uit middenklassen of die zichzelf daarmee identificeren, en die hun carrière opbouwen en hopen dat te lukken binnen de hoofdstroom van bedrijven en instellingen. Zij deinzen terug voor een optreden van de lesbienne/homogemeenschap dat hen te veel apart zou zetten van andere mensen van hun klasse. Velen willen carrière maken in conformistische bedrijven en instellingen en tegelijk open zijn over hun seksuele voorkeur, maar voor het overige verkiezen zij ieder onderscheid te minimaliseren tussen henzelf en conformisten uit de middenklasse. Zij kunnen dus een holebi-agenda steunen die beperkt is tot zuiver verzet tegen discriminatie, met ‘homohuwelijken’ als sluitstuk, terwijl ze bondgenootschappen vermijden met andere bewegingen van onderdrukten.
Een steeds zichtbaardere minderheid identificeert zich met ‘liberaal’ rechts – de Nederlandse rechts-liberale VVD heeft een aantal bekende homo’s in zijn gelederen – of zelfs met nog rechtsere krachten – in Italië hoopte de openlijk homoseksuele Enrico Oliari van de postfascistische Nationale Alliantie staatssecretaris voor emancipatie te worden in het kabinet van Berlusconi!
Wetgeving over partnerrelaties is in die zin een tweesnijdend zwaard. Enkel de opkomst en de kracht van de holebibeweging hebben deze wetgeving mogelijk gemaakt. Maar zij zijn zelden de eerste prioriteit van de holebi-organisaties zelf, en het initiatief komt dikwijls ook niet van hen. De wetgeving ter zake die centrumlinkse regeringen hebben doorgedrukt beantwoordt aan een visie op holebi’s die monogaam zijn, zich schikken naar de moraal en hun leven goed hebben geregeld, en zij steekt hen in de dwangbuis van een bredere ‘pro-familie’-agenda. Verder worden koppels van hetzelfde geslacht verondersteld door elkaar financieel te ondersteunen bij te dragen tot de neoliberale privatisering van maatschappelijke verantwoordelijkheden. Dit wordt rondgebazuind als het toppunt van holebi-emancipatie, het eindpunt voor de holebi-beweging.
Een radicale benadering van identiteit en partnerschap vertrekt van een andere sociale basis, een andere gemeenschap, en een andere holebi-identiteit. Zoals een aantal holebi’s uit de middenklassen niet erg enthousiast zijn voor zelfs maar een reformistische agenda, voor hun eigen conservatieve redenen, zo zijn andere holebi’s kritisch om radicale redenen, meer bepaald jongeren. Hoe lager hun inkomen en hoe onzekerder hun uitzicht op een job, hoe minder zij zich door de band identificeren met de holebigemeenschappen die zijn gegroeid in de jaren ’60 en ’70, of deze gemeenschappen willen vervoegen. Het soort queerpolitiek[5] dat verspreidde in de jaren ’80 en de vroege jaren ’90 in Engelssprekende imperialistische landen, dat zijn de landen waar de sociale polarisatie het grootst is, is overwegend een politiek van een jongere generatie die weerstand heeft geboden tegen de discocultuur, de getto’s opgebouwd rond bars en het soort segregatie dat past bij het ‘minderhedenbeleid’. In die zin is deze ‘queer’-generatie de toekomst van holebipolitiek.
De holebipolitiek van de toekomst zal oudere holebi’s, met stabiele relaties en een degelijk betalende job natuurlijk niet de rug toekeren. Een waarlijk radicale holebipolitiek vecht voor holebi-eenheid, in de zin van een mobiliserende en omvattende eenheid. Zolang enige holebi een job of woning kan verliezen om redenen van seksuele voorkeur zijn alle holebi’s bedreigd. En als hervormingen worden afgedwongen, ook al zijn ze niet volmaakt en houden ze geen volle bevrijding in, winnen alle holebi’s daarbij, minstens potentieel. Een radicale strategie moet dus focussen op de onderdrukking die holebi’s verenigt, en de eenheid promoten, en tegelijk de kant kiezen van holebi’s die niet rijk zijn, geen job met aanzien hebben, niet achtbaar zijn, en die dikwijls gemarginaliseerd worden door de ‘eenheid’ van de gevestigde organisaties.
Wat specifiek partnerrelaties betreft zijn de IVe Internationale en haar afdelingen voorstanders van een wettelijke basis voor relaties tussen mensen van hetzelfde geslacht, en zelfs voor de mogelijkheid van huwelijken (zoals in Nederland), als een eis van gelijke rechten die de holebigemeenschap breed kan eenmaken. Maar dat is slechts een begin. De mobilisatie moet doorgaan en verbreden. Daartoe moeten we de beperkingen verstaan van de ‘gelijke rechten’ die partnerwetten bieden, en de hand rijken naar die holebi’s die door dat soort wetten het minst bereikt worden. Bijvoorbeeld:
- een radicale strategie kan lesbienne/homo-ouders mobiliseren, meer bepaald lesbische moeders. Soms zijn zij gescheiden van een ouder van het andere geslacht, en zijn er kinderen uit die vorige relatie. Soms zijn de kinderen een keuze binnen de nieuwe relatie. Totnogtoe heeft geen partner- of huwelijkswet de rechten van de vrouwelijke partner van een moeder erkend. In het beste geval (zo in Nederland) heeft de wet enkel de mogelijkheid geopend van een dure tijdrovende adoptieprocedure. De beweging zou bijvoorbeeld automatische ouderschapsrechten moeten eisen voor de vrouwelijke medemoeder vanaf het moment van de geboorte, in volle bewustzijn dat die eis een bedreiging vormt voor de burgerlijke familie.
- een radicale strategie kan erkenning en vrijheid vragen voor een veel bredere waaier van seksuele, emotionele en samenlevingsvormen. De vraag wie met wie seks heeft moet worden losgekoppeld van wie met wie samenleeft, wie een budget deelt en wie samen kinderen opvoedt. Ook dit is een aanval op het burgerlijk model van de familie.
- voor holebi’s die niet als koppel leven en willen leven, meer bepaald voor hen die financieel niet afhankelijk willen zijn van iemand anders, kan een radicale strategie de individualisering vragen van rechten. Recht op gezondheidszorg of sociale uitkeringen mag bv. niet afhangen van de vraag of je samenleeft met iemand met een baan. Mensen die alleen leven moeten mensen die in koppel leven niet subsidiëren. Deze eisen impliceren een aanval op de neoliberale agenda, want zij impliceren geld en lagere winsten.
Om dergelijke verreikende eisen af te dwingen, die momenteel niet passen in de agenda van enige regering, moet de lesbienne/homobeweging eerst van lobbyisme overstappen naar mobilisatie, en ten tweede bondgenoten vinden. Samen met een alternatief voor de reformistische visie op lesbienne- en homorechten ontwikkelt zich gelukkig ook een andere visie op Europa. Het is een visie van een socialer, democratischer en feministischer Europa, dat geen wapen zou zijn van het neoliberalisme maar een instrument van verzet ertegen. Europeanen die dergelijke visie op een sociaal Europa delen zijn de logische bondgenoten van de lesbienne/homobewegingen. In dergelijk bondgenootschap kan de lesbienne/homobeweging haar lopende agenda realiseren en op langere termijn een bredere visie ontwikkelen van een werkelijke bevrijde seksualiteit, werkelijk bevrijde gezinnen, een werkelijk bevrijde cultuur en een werkelijk bevrijde samenleving.
_______________
[1] Een langere versie van dit artikel werd gepresenteerd op de conferentie naar aanleiding van de tiende verjaardag van de werkgroep Homoseksualiteit van de PSR, de Portugese sectie van de Vierde Internationale, op 13 mei 2001
[2] Peter Drucker is redactielid van Grenzeloos; het blad van de Nederlandse SAP en staflid van het International Institute for Research and Education (IIRE) in Amsterdam. Hij is meer dan twintig jaar actief in holebibewegingen in de VS en Nederland. In DI nr. 52 publiceerden we van hem De lesbo- en homobeweging in Nederland, en in nr. 67 Zelforganisatie, zelfemancipatie en identiteit.
[3] Homo’s lesbiennes en biseksuelen.
[4] Mensen die niet aan het klassieke rolpatroon van man en vrouw beantwoorden of willen beantwoorden. Onder andere travesties transseksuelen, dragkings en dragqueens. We vonden er niet onmiddellijk een geschikt Nederlands woord voor.
[5] “queer”: “flikker”, “raar”.