Leest u dit met een smartphone?
Met (enkele) smartphones moet u zelf uitmaken welke modus voor u geschikt is
De verhouding marxisme – recht is van een dubbele aard: enerzijds kan het marxisme gebruikt worden als bron van kritieken op het burgerlijk recht en anderzijds kan het marxisme een referentiekader vormen bij het ontwikkelen van een theorie van het recht. Het is bekend dat Marx (die rechten studeerde te Berlijn) en Engels geen afgeronde rechtstheorie gepresenteerd hebben. Niettemin kan men in hun werk her en der opvattingen omtrent het recht terugvinden. Wel heeft Marx nogal wat aandacht besteed aan de kritiek van het kapitalistisch burgerlijk recht. Zowel het ontwikkelen van een marxistische rechtstheorie als de marxistische analyse van de huidige rechtsstructuur zijn projecten die sinds Marx verder ontwikkeld zijn. In de Sovjet-Unie is vooral tijdens en na de Oktoberrevolutie de rechtstheoretische kritiek opgebloeid (toonaangevend daarbij waren Reissner, Stutchka & Pachukanis). Op enkele uitzonderingen na (Rapoport, Valkhoff, Renner) is door West-Europese marxisten lange tijd weinig aandacht besteed aan de bestudering van het recht. Onder invloed van Althusser in Frankrijk en de Frankfurter Schule in Duitsland is hierin kentering gekomen. Heden ten dage kan men stellen dat er marxistische rechtstheorieën zijn ontwikkeld die vooral aandacht besteden aan
1) de relaties van het recht met de politiek;
2) de relaties recht – ideologie, en;
3) aan de historische ontwikkeling van het recht.
Niet alle rechtsvormen hebben daarbij evenveel belangstelling gekregen: vooral het sociaal recht en de relatie tussen “publiek” en “privaat” recht zijn bestudeerd.
Wat betreft de marxistische kritiek op het bestaande recht valt op dat deze zich uitgebreid heeft naar alle domeinen van het recht (incluis het strafrecht) en naar aspecten zoals de procesvoering. Bovendien is er een toenadering naar de sociologische bestudering van het recht (Cf. Spitzer, 1983). De bijdrage van F. Tanghe aan dit volume gaat in op de rechtskritiek die bij Marx zelf uitgebreid aan bod komt, namelijk de kritiek op de warencirculatie (probleem van het privé-eigendom) en op de productieverhoudingen (probleem van de arbeidsovereenkomsten). Sinds Marx is de productiesfeer echter enorm veranderd en zijn de arbeidsovereenkomsten meer en meer “gelegaliseerd” in een steeds complexer wordend arbeidsrecht en sociaal recht. J. Jonczyk presenteert in dit volume enkele korte thesen omtrent de legale structuur van de arbeidsverhoudingen en G. Desolre poogt in zijn bijdrage de hedendaagse evolutie van de arbeidsverhoudingen te analyseren (met de klemtoon op België) alsook een theorie van de arbeidsverhoudingen en het arbeidscontract uit te werken.
In de burgerlijke maatschappij vervult het recht een functie van instandhouding van een onrechtvaardige verdeling van goederen en productiemiddelen. De vraag kan gesteld worden hoe in een rechtvaardige politieke orde het recht er behoort uit te zien. In de bijdrage van K. Raes wordt ingegaan op Marx’ extreem anti-juridische opvattingen daaromtrent.
Spitzer, S., Marxist Perspectives in the Sociology of Law. Annual Review of Sociology, 1983, pp. 103-124.