Max Beer
Algemene geschiedenis van het socialisme
Hoofdstuk 43


De minder belangrijke partijen (1860-1920)

In Europa

Ofschoon de landbouw in Denemarken nog een overwegende plaats inneemt, kan het land op een in verhouding zeer krachtige socialistische beweging van de Tweede Internationale wijzen. De eerste pogingen tot een politieke organisatie (1871) werden door de politie onderdrukt. Door de arbeiders werden toen vakverenigingen opgericht waarin zij zich met socialistische denkbeelden bezig hielden, — ook utopieën waren het onderwerp van hun gedachtewisseling.

In 1878 was de beweging sterk genoeg om een partij te stichten die de naam van “Sociaaldemocratisch Verbond” zou dragen. Reeds in 1884 mocht de Deense sociaaldemocratie bij de verkiezingen voor het Folkething een praktisch resultaat bereiken, dat evenwel met de hulp van de liberalen verkregen was. Dientengevolge vormde zich in de partij een oppositie die voor het zuiver proletarisch karakter van de beweging opkwam. Deze links-socialistische oppositie heeft echter in Denemarken — met uitzondering van het jaar 1919/20 — nooit een grote betekenis gehad. De partij is feitelijk sociaalhervormingsgezind en staat in nauwe aanraking met de vakverenigingen, evenals de sociaaldemocratische partij van Duitsland en de Britse Labour Party. De pers, het vakverenigingswezen en de organen die de arbeidersontwikkeling verzorgen, zijn voortreffelijk ingericht.

Bij de verkoop van de Deense West-Indische eilanden aan de Verenigde Staten, in oktober 1916, besloot het partijcongres de liberale regering te steunen, — de leider van de Deense sociaaldemocratie, Stauning, heeft — tot haar val in maart 1920 van die regering deel uitgemaakt. Bij de verkiezingen van september 1920 verwierf de partij 48 zetels in de Kamer van Afgevaardigden en 22 in het Hogerhuis.

De arbeidersbeweging van Noorwegen heeft aanvankelijk de geestelijke invloed van de Deense beweging ondergaan. Ook daar heeft zij in 1871 de eerste tekenen van leven gegeven. Echter is het eerst in 1887 tot de stichting van een Noorse arbeiderspartij gekomen. Reeds spoedig had deze een rechter- en een linkervleugel. De industrialisatie van Noorwegen, die in 1905 begonnen is en zich met grote snelheid heeft uitgebreid, heeft ook het proletariaat gerevolutioneerd dat in de persoon van Tonmael een revolutionaire leider gevonden heeft.

In 1912 heeft de linkervleugel zich als een afzonderlijke groep georganiseerd en in 1918 heeft hij de partij en de vakverenigingen veroverd. De rechtervleugel heeft zich toen afgescheiden en in 1920 de Noorse Sociaaldemocratische Arbeiderspartij opgericht.

In tegenstelling met de Deense beweging die aan haar onafgebroken voeling met de vakverenigingen een praktisch karakter te danken heeft, wordt de Noorse arbeidersbeweging door theoretische stromingen beheerst. Zij telt vele intellectuelen in haar midden die in voortdurende aanraking zijn met het socialistisch gedachteleven van West- en Oost-Europa.

In Zweden is het socialistisch evangelie het eerst verkondigd door de kleermaker August Palm (1881) die in Noord-Duitsland gewerkt en daar met het socialisme kennis gemaakt had. Palm was een echte apostel. Hij trok te voet door het land en verbreidde alom de nieuwe leer. Weldra verscheen ook de gewezen student Hjalmar Branting die sinds 1885 in de dagbladen de zaak van het socialisme bepleit had. In 1886 werd de “Socialdemocrat” door hem opgericht, — in 1890 dagblad geworden. In 1889 werd de “Zweedse Sociaaldemocratische Partij” geboren. Tien jaar later heeft zij de strijd voor een herziening van het kiesrecht aangebonden en deze door middel van een algemene staking weten door te drijven. Ofschoon de partij belangrijke parlementaire resultaten bereikt had, werd zij revisionistisch, hetgeen een revolutionaire oppositie in het leven heeft geroepen. Gedurende de wereldoorlog heeft Branting een Entente gezinde politiek voorgestaan. In 1917 is hij tot de coalitieregering toegetreden die tot 1920 aan het bewind gebleven is en toen plaats gemaakt heeft voor een zuiver socialistische regering, — met Branting als minister-president. Dit ministerie heeft slechts weinige maanden geleefd. De versterking van de revisionistische richting in het socialistisch denken van de Zweedse partij heeft tot een toespitsing van de oppositie en ten slotte tot haar afscheiding van de partij geleid. De oppositie vestigde zich in 1917 als de Links-sociaaldemocratische Partij die — als alle linkervleugels in de Scandinavische landen — naar het communisme overhelt en min of meer met de Internationale van Moskou verbonden is.

Finland heeft de best georganiseerde arbeidersbeweging van de wereld bezeten. Haar ontstaan dagtekent van 1899 en in 1903 heeft zij de sociaaldemocratische partij opgericht en in 1907 in een parlement van 200 mannelijke en vrouwelijke afgevaardigden 80 zetels veroverd. In 1916 had zij de meerderheid in handen en heeft toen onder de leiding van haar medelid Tokoi een socialistisch-liberale coalitieregering gevormd. De Russische Revolutie en de daarna uitgebroken Duits-Russische oorlog hebben zware rampen over de Finse socialisten gebracht. De Finse bourgeoisie, daarbij geholpen door het “overwinnende” Duitse leger, heeft zich bloedig gewroken op het revolutionaire proletariaat. Duizenden Finse socialisten zijn de martelaarsdood gestorven.

Gedurende lange tijd is België het paradijs der kapitalisten geweest. Een parlementaire regeringsvorm, een vrije ontplooiing van alle krachten, een politiek-onverschillig, van alle rechten beroofd en verkerkelijkt proletariaat effenden de wegen van het kapitaal. Niet eerder dan in 1877 bespeurt men de eerste verschijnselen van een arbeidersbeweging. Dat jaar ontstonden de Vlaamse en de Brabantse Socialistische Partij die zich in 1879 tot de Belgische Socialistische Partij verenigd hebben. Bovendien trof men er verscheiden arbeidersbonden en coöperatieve organisaties aan. In 1885 sloten deze zich als Belgische Arbeiderspartij aaneen.

Reeds een jaar daarna openbaarden zich woelingen in de arbeiderswereld die zich voortzetten in pogingen van de zijde der mijnwerkers ten einde tot de afkondiging van de algemene werkstaking te komen. De opstandige bewegingen werden meedogenloos onderdrukt. Het grote doel van de strijd van de Belgische partij was de verovering van het algemeen kiesrecht. Zij beproefde haar geluk met geweld en algemene stakingen, (1893, 1902, 1913) zonder haar doel te bereiken. Eindelijk werd aan de arbeiders een beperkt kiesrecht toegekend dat hun althans een vertegenwoordiging in het parlement verzekerde. Eerst de revolutionaire stroming van 1918/19, die van Rusland is uitgegaan en over de gehele wereld de bezittende klasse vrees heeft aangejaagd, heeft het Belgisch proletariaat in 1919 het algemeen kiesrecht gebracht.

Bij het uitbreken van de oorlog heeft de partij de zijde van de oorlog gekozen en is haar leider, Emile Vandervelde, de voorzitter van de Tweede Internationale, tot de regering toegetreden. Na het einde van de oorlog hebben ook Anseele, Destrée en Wauters deel uitgemaakt van een coalitieregering, — onder instemming van de partijcongressen. De elementen van de oppositie hebben zich in 1920 tot een communistische partij aaneengesloten.

In de “Grütli-Verein” (ontstaan in 1838) bezat Zwitserland de kern van een moderne arbeidersbeweging. De Grütlianen hebben zich in 1878 tot de beginselen van het socialisme bekend, maar zijn daarbij Zwitsers-nationaal en reformistisch gebleven. Allengs is ook een Zwitserse Socialistische Partij ontstaan waarvan de marxistische beginselen de grondslag vormen. Zij telt ongeveer 40.000 leden en omvat een rechter- en een linkervleugel. Bovendien heeft Zwitserland een communistische partij met 5.000 tot 6.000 leden. Beide partijen oefenen zekeren invloed uit op de binnenlandse politiek van de Bond.

Het begin van de moderne arbeidersbeweging van Spanje vertoond grote gelijkenis met de Italiaanse. De beweging is ontstaan in de jaren van de IAA, geraakte onder de anarchistisch-communistische invloed van Bakoenin, zodat slechts een weinig talrijke, door Pablo Iglesias geleide groep sociaaldemocratisch bleef. Eerst in 1910 werd Iglesias naar de Cortes afgevaardigd. Bij het uitbreken van de oorlog heeft deze groep ten gunste van de Entente partij gekozen.

De economische arbeidersbeweging is syndicalistisch.

In Portugal is min of meer dezelfde toestand aanwezig. De sociaaldemocratische beweging mist alle betekenis. De economische arbeidersbeweging is ook hier syndicalistisch.

In Bulgarije dagtekent de sociaaldemocratische partij van het jaar 1894. In 1903 heeft zij zich in twee groepen gesplitst, de “Breden” en de “Engen”, anders gezegd, in een reformistische en een revolutionaire groep. In 1913 bleek de totaalpartij in staat 37 afgevaardigden naar de Sobranja te zenden. Bij de deelneming van Bulgarije aan de oorlog stelden de reformisten zich op het standpunt van hun vaderlandsliefde. De Engen bleven internationaal, brachten hun stem uit tegen de oorlogskredieten en hadden vele vervolgingen te verduren. Na het einde van de oorlog won de partij van de Engen aanmerkelijk in sterkte, om in 1919 tot de Communistische partij over te gaan.

Vak- en coöperatieverenigingen zijn in verhouding tamelijk krachtig.

De Sociaaldemocratische partij van Servië is in 1903 gesticht. In 1912 telde zij twee afgevaardigden in de Skupschtina. Van de beginne is zij marxistisch en revolutionair geweest. Bij het uitbreken van de oorlog hebben haar vertegenwoordigers tegen de oorlogskredieten gestemd. Na het einde van de oorlog hebben de revolutionaire socialisten van Servië, Kroatië, Bosnië en van de andere voormalige Oostenrijkse provinciën die aan de Joegoslavische staat waren toegewezen, de Socialistische Arbeiders Partij van Joegoslavië gesticht, sinds 1920 als communistische partij bekend, op de grondslag van de Derde Internationale. De partij is voortdurend aan vervolgingen blootgesteld. Er bestaat bovendien een minderheidspartij van reformistische socialisten.

In Roemenië worden sinds de tachtiger jaren enkele socialistische groepen aangetroffen. Echter vormde de zeer achterlijke constitutionele en administratieve toestand een onoverkomelijk bezwaar tegen de stichting van een socialistische partij, totdat de vakverenigingsbeweging — ten gevolge van de bloei der petroleumindustrie — krachtig genoeg geworden was om het bestaan van arbeidersorganisaties mogelijk te maken.

Na de eerste Russische revolutie van 1905 en de boerenopstand van 1907 zijn de socialistische groepen onder de leiding van Rakovski te voorschijn gekomen en hebben in samenwerking met de vakverenigingen in 1911 de Sociaaldemocratische Partij gesticht.

De partij was tegen de deelneming van Roemenië aan de oorlog gekant.

In 1918 is een algemene werkstaking uitgebroken die tot een onbarmhartige vervolging van socialisten en vakverenigingsleiders het sein gegeven heeft. De 13 december 1918 werd door de regering een machinegeweercompagnie gemobiliseerd tegen een vreedzame, ongewapende arbeidersbetoging in Boekarest. Meer dan honderd arbeiders werden door de machinegeweren neergeschoten. De aanhechting van de Bukowina, Zevenburgen en het Banaat aan Roemenië betekende een versterking van de gematigde sociaaldemocratische elementen die tezamen de “Socialistische Partij van Roemenië” vormen, terwijl de revolutionaire socialistische organisatie als Communistische Partij bekend is.

Australië, Zuid-Afrika, Zuid-Amerika, Azië

In Australië heeft de arbeiderspartij zich in 1892 gevormd, tengevolge van mislukte stakingen van de jaren 1889/91. Met buitengewone geestkracht wierpen de arbeiders zich op de politieke actie, — echter bepaalden zij zich tot de opstelling van een sociaalhervormd programma ter verbetering van de toestand der loonarbeiders. In de loop van de tijd is de arbeiderspartij zeer krachtig geworden en heeft zij belangrijke overwinningen in het parlement behaald. In 1910 verkreeg zij de meerderheid in het Bondsparlement (42 zetels tegen 33 burgerlijken) en heeft zij een arbeidersregering gevormd. Ook in de afzonderlijke staten was zij bijna overal in het bezit van de meerderheid. Maar de oorlog met zijn nasleep van verwarring heeft ook hier tweedracht gezaaid, hetgeen de partij aanmerkelijk verzwakt heeft. Het schijnt dat zij thans herstellende is en zich opnieuw voorspoedig ontwikkelt.

In Nieuw-Zeeland heeft de politieke ontwikkeling van de arbeiders ongeveer hetzelfde verloop gehad als in Australië, — slechts is de arbeiderspartij sterker socialistisch gekleurd. Het verplichte scheidsgericht in beroepsconflicten heeft in de jaren 1894-1905 een heilzame uitwerking gehad: in die tijd is geen enkele werkstaking voorgekomen. Sinds die tijd heeft de toestand zich belangrijk gewijzigd. De bijzondere economische ontwikkeling heeft ook daar klassentegenstellingen te voorschijn geroepen die door geen scheidsgericht opgelost kunnen worden.

De Zuid-Afrikaanse arbeiderspartij werd in 1909 opgericht. Bij de parlementsverkiezingen van 1910 heeft zij vier zetels veroverd. De partij heeft zich in het bijzonder krachtig ontwikkeld in Transvaal waar zij in 1913 de meerderheid verworven heeft. Ook daar heeft de oorlog een ontbindende uitwerking op de partij gehad; de meerderheid bevorderde de oorlog. De minderheid heeft zich afgescheiden en de Internationale Socialistische Bond opgericht, een revolutionaire organisatie die ook voor de broederlijke samenwerking van blanke en gekleurde arbeiders geijverd heeft. De klassenbewuste arbeidersbeweging heeft in Zuid-Afrika een zware strijd te voeren tegen het diamantkapitaal dat door de regering blindelings gesteund wordt.

De Zuid-Amerikaanse republieken: Argentinië, Brazilië, Peru, Uruguay, zijn landen van de toekomst, — in economische zin zijn zij in hun opkomst. De arbeiderspartijen en de richting waarin deze zich bewegen, zijn niets anders dan een voortzetting en uitbreiding van Europese organisaties. In het gunstigste geval hebben wij hier met de kiemen van toekomstige socialistische instellingen te doen.

In Argentinië is de arbeidersbeweging verhoudingsgewijze het krachtigst. De Argentijnse Socialistische Partij dagtekent van 1896. Bij de verkiezingen van 1914 heeft zij 40.000 stemmen uitgebracht en 9 zetels veroverd. De oorlog heeft ook hier een scheiding veroorzaakt en in 1917 heeft de oppositie de Internationale Socialistische Partij opgericht die — evenals de Internationale Bond in Zuid-Afrika — communistisch is.

In Azië komt het Verre Oosten in aanmerking.

In China zien wij een communistische stroming die in het bijzonder onder de intellectuelen een talrijke aanhang heeft. Met de grootste oplettendheid volgt zij de gebeurtenissen in Europa en in de Verenigde Staten.

Ongetwijfeld heeft de socialistische arbeidersbeweging van Japan meer recht op onze belangstelling. In de laatst verlopen tientallen jaren heeft zich in Japan een moderne economische toestand gevestigd. In het laatste tiental jaren van de 19de eeuw zijn reeds verschijnselen zichtbaar geweest van een ontwaking der arbeiders: in 1900 werd door het Japanse Parlement een wet tegen werkstakingen aangenomen. In 1901 werd de Japanse Sociaaldemocratische Partij door Kotoku en Sen Katajama opgericht, maar weldra door de politie bemoeilijkt en onderdrukt. In 1903 werd haar plaats ingenomen door het Verbond der Plebejers, een marxistische groep die revolutionair en beslist anti-imperialistisch was. In 1904 heeft zij zich tegen de Russisch-Japanse oorlog verzet. Intussen wachtte haar hetzelfde lot als haar voorgangster. In 1910 werden verscheiden socialistische leiders, waaronder Kotoku, onder voorwendsel van een complot tegen het leven van de Mikado, ter dood veroordeeld en terechtgesteld.

De ontwikkeling van de Japanse industrie gedurende de wereldoorlog alsmede de Russische revolutie van 1917 hebben de Japanse beweging van socialisme en vakvereniging bezield met een nieuw leven dat recht geeft de beste verwachtingen daarvan te koesteren.

Ook in burgerlijk-intellectuele kringen wordt alle aandacht aan de sociale kwestie gewijd. Geoordeeld naar de beschikbare gegevens, is er reden aan te nemen dat Japan, indien het een militaire nederlaag mocht lijden, ernstig rekening zal hebben te houden met de mogelijkheid van een bolsjewistische revolutie.