Bron: tijdschrift Rood, Dossier nr.7 – 7/4/93
Deze versie: spelling
Transcriptie/HTML en contact: Adrien Verlee, voor het Marxists Internet Archive
| Hoe te citeren?
Frankrijk, Parti Socialiste: kroniek van een aangekondigde, ja zelfs geprogrammeerde afgang. De gevolgen zijn er niet minder om, voor Frankrijk, voor de Europese sociaaldemocratie, voor de strijd voor het socialisme in de eerste plaats.
Samen met het stalinisme – dat roemloos ten onder ging en zijn laatste kracht gebruikte om de deur open te zetten voor het kapitalistische herstel – zal de Franse sociaaldemocratie op het einde van deze eeuw het meest bijgedragen hebben tot het discrediteren van het socialistische idee in de brede publieke opinie. Laat ons gerust wezen: de hoop zal heropleven, maar zeer waarschijnlijk niet meer onder de vlag van de sociaaldemocratie. Daarvoor is de Franse ervaring te veelzeggend, te duidelijk. Daarvoor lijkt die ervaring teveel op de Duitse van 1914.
Tussen 1971 en 1981 slaagde Mitterrand erin de zieltogende PS uit de as te doen herrijzen. Een meesterwerk. Door de hoop en de mislukking van Mei ’68 te recupereren, stuurde hij zijn PS resoluut naar de linkerflank, links zelfs van de PCF. Tegenover een taaie rechterzijde, voerde hij tien jaar lang kampanje voor een reformistische weg naar het socialisme: breuk met het kapitalisme, zelfbeheer, nieuwe rechten voor werknemers en burgers, ruim programma van nationaliseringen, verplichte planning,... Het loonde. Via de stembus bracht het volk de PS aan de macht. De PS had alle teugels van die macht in handen: het presidentschap, de regering (behalve in de periode 1986-88), het parlement, de brede genationaliseerde sector.
In het volgende decennium, van 1981 tot vandaag, stak de PS zijn programma diep op zak, weigerde de arbeidersklasse en de jongeren te mobiliseren om de macht van de burgerij het hoofd te bieden. Zo brak de PS elk greintje hoop. De beloften werden niet ingelost De strijd werd aangebonden tegen de voornaamste eisen van de sociale en arbeidersbewegingen.
Sommige PS-tenoren zwaaien met een ‘pasklaar’ excuus: de werkloosheid. Door het vinden van deze ‘economische factor’ menen deze filistijnen zelfs aanspraak te moeten maken op een brevet van marxisme. Alsof er enkel de werkloosheid is... De echte reden van de politieke afgang van de PS is politiek, ideologisch en moreel. Want er zijn nog andere ‘factoren’, die op hun manier het PS-prestige met de grond gelijk maakten. Ten eerste zaagde de PS de tak af waarop de partij (gedeeltelijk) zat: de georganiseerde arbeidersbeweging – eerst de PCF, daarna de syndicale beweging, uiteindelijk de PS. Het ‘mitterrandisme’ is niks anders dan een enorme operatie om de arbeidersbeweging te besmetten en de sociale activiteit over te hevelen naar het staatsapparaat. Zodoende worden in crisistijd de sociale tegenstellingen bevroren en kan men de arbeidersbeweging ter plaatse laten rotten. Dit als tegenpool van het ‘thatcherisme’ dat de sociale tegenstellingen op de spits dreef en de syndicale beweging frontaal aanviel. Beide lukten (gedeeltelijk), ieder op hun manier.
Het andere element: het tot leven komen van een nieuwe ‘socialistische’ elite bestaande uit parvenus en potentaten, nieuwe rijken, arrogante despotische kerels. De affaires en schandalen waren hierbij slechts de ‘ongelukkige’ slippertjes van deze kudde. Maar wat de arbeiders verdragen en ondergaan van de burgerij aan de overzijde, slikken ze niet in eigen kamp, van degenen die beweren in hun naam te spreken.
En gelijk hebben ze. Ze lieten het massaal weten door een 24-urenstaking, twee zondagen na elkaar, ergens in de maand maart 1993.
In het geheel genomen bleven de revolutionaire en de kritische of dissidente linkerzijde in deze verkiezingen marginaal. Wel is het zo dat hun resultaten allerminst bespottelijk zijn, wanneer men ze vergelijkt met de ineenstorting van de traditionele partijen, zeker op lokaal vlak. Uiterst links behaalt in totaal bijna een half miljoen stemmen (1,77 % van alle uitgebrachte stemmen, maar bijna 3 % wanneer men de som opmaakt van de uitgebrachte stemmen in de arrondissementen waar ze daadwerkelijk een lijst wist in te dienen).
De stroming A Gauche Vraiment (onze zusterpartij LCR) en Lutte Ouvrière (een andere organisatie die zich op het trotskisme beroept) delen de behaalde stemmen in een verhouding van 1 tegen 2. Op plaatselijk vlak zijn er spectaculaire uitzonderingen die de 3 % overstijgen. Daar moet men nog een aantal resultaten bijvoegen die onder de categorie ‘diverse linksen’ genoteerd staan of nog andere die onder PS of PCF opgetekend werden. Het betreft hier dissidente stromingen binnen de traditionele arbeiderspartijen.
Zo is er de Mouvement de Citoyens, de stroming rond ex-PS-minister Jean-Pierre Chevènement, die nog tot de PS gerekend wordt, maar reeds met één voet buiten staat. Sommige politici van deze stromingen slaagden erin als officiële PS-kandidaat aangeduid te worden (hun stemmen tellen dan ook als PS-stemmen): hun score ligt beduidend hoger dan die van de radicale linkerzijde. Andere leden van die stroming werden reeds uit de partij gezet. Hun score schommelt tussen 0,79 % en 2,65 %, vergelijkbaar met die van uiterst links. Chevènement zelf behoudt zijn zetel.
Een gelijkaardige situatie doet zich voor bij de PCF. De stroming van de reconstructeurs verliet eerder de partij en nam aan de verkiezingen deel onder de naam Alliance pour la Démocratie et le Socialisme (ADS). Ze verliezen hun parlementsleden, maar behouden een aanzienlijk kiezerskorps (meer dan 5 %) in de traditionele communistische bolwerken. De stroming van de refondateurs – die nog een zitje hebben in het politiek bureau en het centraal comité van de PCF – kon een aantal van zijn aanhangers opdringen als officiële PCF-kandidaat. Sommige resultaten ervan zijn goed, zodat een aantal zich wisten te handhaven voor de tweede ronde (Fiterman) én zelfs herverkozen werden (Hermier in Marseille). In sommige gevallen genoten deze dissidente, links-reformistische personaliteiten de steun van de LCR of van een eenheidscomité.
Op het eerste zicht lijkt een gedetailleerde studie van het electorale gewriemel op de uiterst linkerflank een beetje bespottelijk. Maar het belang ervan wordt duidelijk van zodra men zich plaatst in het perspectief van politiek-organisatorische herschikkingen links van de sociaaldemocratie. De LCR speelt hierin een belangrijke rol. Met het oog op deze kiesgang en de PS-afgang, nam onze zusterpartij het initiatief tot een eenheidsinitiatief: Engagement à Gauche. De zeer vruchtbare discussie tussen alle hoger vermelde stromingen (en nog een aantal andere) leidde tot een gemeenschappelijke verklaring, een aantal akkoorden ten einde concurrentie te vermijden in de verschillende kiesomschrijvingen. Ook vloeiden er gemeenschappelijke meetings uit voort. Maar eenheidslijsten waren eerder uitzondering dan regel.
Dat komt omdat deze mozaïek van organisaties, stromingen binnen PS en PCF, politieke personaliteiten een aanduiding vormen van de huidige etappe van de ... ontbinding in plaats van de herschikking. Wat nog steeds doorweegt – naast een uitzonderlijke windstilte bij de sociale bewegingen – is de verscheidenheid van analyses en programma’s en de fel uiteenlopende organisatorische levenslopen.
Door haar militante kracht in deze verkiezingskampanje te investeren kon de LCR een aantal belangrijke voorstellen kenbaar maken (35-urenweek, stemrecht voor immigranten, ...), maar ook tussenkomen in dit proces van herschikkingen ter linkerzijde. Een grote inspanning werd geleverd. Voor het eerst in tien of vijftien jaar nam de LCR deel aan een nationale verkiezingskampanje door in totaal meer dan tachtig kandidaten in te dienen of te ondersteunen.
Op electoraal vlak blijft Lutte Ouvrière de sterkste revolutionaire kracht. Maar een merkwaardige evolutie van deze partij mag ons niet ontgaan. Zij blies alle bruggen met de LCR op en weigerde zelfs elk – ook technisch – akkoord in het kader van deze verkiezingen. Haar enig doel bestond erin een deel van het PCF-kiezerskorps af te romen. Vandaar een links-populistische kampanje onder de leuze ‘Doe de rijken betalen’. Maar vooral een kampanje met opvallende leemten: geen woord over de immigranten, niks over de arbeidsduur (35-uren? nooit van gehoord) en een verbijsterende oproep tot onthouding voor de tweede ronde, waardoor L.O. iedereen over dezelfde kam scheert: niet alleen de PS en de rechterzijde, maar ook de ecologisten en de linkerzijde van PS en PC.
De Franse verkiezingen zijn op een enorme overwinning uitgelopen voor het burgerlijke kamp. De traditionele bourgeoispartijen halen samen met het fascistische Front National 56,6 % van de stemmen. De Parti Socialiste, de KP (PCF) en uiterst links: 31,2 %. De Ekologisten gaan er, met hun 7,3 %, duidelijk op vooruit, maar zijn diep ontgoocheld omdat de opiniepeilingen hen 19 % voorspiegelden, méér dan de PS.
Deze uitslag leidt tot een formidabele institutionele schommel: de twee burgerlijke partijen, de neogaullistische RPR en de liberale UDF, nemen alle staatsinstellingen van hoog tot laag in handen (behalve het presidentschap en de gemeenten). Dit zal zich onmiddellijk laten gevoelen in het maatschappelijke leven. Maar het gaat ook om een dieperliggende politieke aardverschuiving: UDP+RPR gaan er nauwelijks op vooruit, maar de PS verliest wel 4 miljoen kiezers en houdt er nu nog 4,5 miljoen over. In vele streken komt haar bestaan als partij op de helling. In de centrale regio, Ile de France, heeft ze minder volksvertegenwoordigers dan de PCF! Nationaal gezien duikt zij in het zwarte gat van de depressie.
Ogenschijnlijk heeft het Kapitaal met de haar toegewijde bourgeoispartijen een boulevard voor zich liggen om haar politiek onverkort door te drukken. Ze viert echter haar triomf met voorzichtigheid, alsof ze zich in een porseleinwinkel bevindt. En dat komt in de eerste plaats omdat het politiek-democratisch deficit een dik pak groter is dan het sociaal en budgettair deficit.
Minder dan 50 % van de Fransen zullen in dit pas verkozen parlement een vertegenwoordig(st)er hebben.
Dit komt in de eerste plaats door het recordaantal onthoudingen: d.i. het verschil tussen het aantal ingeschreven kiezers en het aantal uitgebrachte stemmen. In Frankrijk bestaat er geen kiesplicht. Wie eventueel wil gaan stemmen, moet zich enkele maanden voor de verkiezingsdatum laten inschrijven. 31 % (12 miljoen ingeschrevenen) zijn ’s zondags “gaan vissen”. Daarbij komen 2,5 miljoen blanco of ongeldige stemmen. Een groot deel van het PS-electoraat heeft noch PS noch rechts gestemd.
In de tweede plaats komt het door het zeer ondemocratisch, anti-evenredig kiesstelsel in Frankrijk: men kiest (in twee stemronden) 1 volksvertegenwoordig(st)er per arrondissement. De PS heeft dit stelsel (dat reeds voor het Mitterrandtijdperk bestond) met hand en tand in stand gehouden om zo, ondanks de (voorspelde) kiesminderheid toch haar parlementaire meerderheid te halen!
Gevolg: er tikt een tijdbom onder de parlementaire instellingen. Door dit kiesstelsel zijn 26,30 % uitgebrachte stemmen (Ecolo’s, Le Pen, uiterst links) niet vertegenwoordigd! Opgeteld bij de onthoudingen, de blanco ongeldige en de niet-vertegenwoordigde stemmen leidt dit tot een minderheidsparlement! De PS krijgt zelf het deksel op de neus: met 20 % van de stemmen heeft ze slechts 12 % van de zetels.
Het stemt de regering-Balladur zeker tot nadenken: met 40 % van de stemmen ontvangen UDF en RPR 80 % van de zetels. Een minderheidsregering in een minderheidsparlement! Een uitnodiging tot buitenparlementaire actie! Geen wonder dat Rocard en Mitterrand het kapitalisme en zijn staatsinstellingen onmiddellijk ter hulp zijn gesneld en de hoop uitdrukten “dat de rechterzijde erin zou lukken Frankrijk zo goed mogelijk te regeren.” Ze hebben ook een andere berekening gemaakt: zelfs met de PS erbij vertegenwoordigen de UDF en de RPR (d.w.z. de drie “traditionele” partijen plus hun kleinere aanhangsels) geen meerderheid meer bij de ingeschreven kiezers.
Frankrijk duikt de maatschappelijke crisis in. Want naast het weg deinen van de legitimiteit van de officiële politieke instellingen, zit Frankrijk opgezadeld met 3 miljoen werklozen en 2 miljoen sociaal uitgeslotenen. Plus een omvangrijke minderheidsbevolking van niet-Franse oorsprong (zgn. immigranten), die als zondebok dienst doet voor de sociaaleconomische crisis. En met een enorme verzwakking van de vakbeweging en van de arbeidersstrijd. Koren op de molen van fascist Le Pen. Zijn FN boekt opnieuw vooruitgang, in tegenstelling tot wat de recente regionale verkiezingen van 1992 lieten veronderstellen. Met 12,5 % van de stemmen (hij vergroot zijn electoraat met 30 %) wordt hij de derde politieke kracht van Frankrijk, voor de PCF en de ecologisten. Vooral zijn doorbraak (tussen de 25 en de 35 % van de uitgebrachte stemmen in sommige gebieden, vooral in het zuiden en noorden van het land) maakt van het FN de hegemonische kracht in de streek. Dit is absoluut nieuw. Het FN slaagde er ook in om in 101 kiesomschrijvingen zijn kandidaten in de tweede ronde te handhaven (d.w.z. het FN haalde er meer dan 17,5 % van de stemmen in de eerste ronde). Le Pen bereidt zich bijgevolg voor om op plaatselijk vlak het “eenheidsfront” met de traditionele burgerlijke partijen af te dwingen. Maar anderzijds is ook het debat aan de gang, binnen de FN-leiding, voor een duidelijkere fascistische opstelling.
De ontreddering is totaal ter linkerzijde. Men kan zeggen dat de PCF “standhoudt”. Ze verliest echter 400.000 kiezers tegenover 1988! De ineenstorting van de PCF (d.w.z.. het verlies van 50 % van haar electoraat) greep plaats in 1988. De revolutionaire linkerzijde handhaaft een electoraat van 3 %, hetgeen een uitzonderlijke situatie in Europa is. Maar ze kapitaliseert niet op parlementair vlak. De ecologisten zitten reeds onmiddellijk met een strategiedebat aan het been. Brice Lalonde (Génération Ecologie) heeft heel de “groene beweging” met een strategisch deficit opgezadeld. Wat nu? Verder doordringen in het politiek establishment? Lalonde wordt nu reeds gesubsidieerd door de grote bedrijven. Of een linkse ecologische stroming opbouwen? Maar dat betekent het credo van Waechter (“noch links noch rechts”) drastisch herzien. Welk maatschappelijk programma kiezen?
Misschien komt de Franse arbeidersklasse er wel tussen om enkele knopen hardhandig door te hakken...