Bron: De Internationale, Nederlandstalig theoretisch orgaan van de IVe Internationale, sept. 1989, nr. 32
Transcriptie/HTML en contact: Adrien Verlee, voor het Marxists Internet Archive
| Hoe te citeren? — Graag bronvermelding !
De Internationale publiceerde in nummer 30 (april 1989) een Nederlandse vertaling van het artikel dat Joost Warmer en ik eerder in een Engels tijdschrift schreven over de neergang van d CPN. Jammer genoeg heeft de verta(a)l(st)er het artikel niet steeds goed begrepen, met als gevolg dat ons betoog bij vlagen puur abracadabra wordt.[1] Desondanks is de verminkte tekst blijkbaar nog goed te volgen, want Jan Willem Stutje heeft er een, nu en dan doeltreffend, kritisch commentaar aan toegevoegd. Over twee van zijn opmerkingen zou ik iets willen zeggen.
1. In ons artikel hebben we laten zien dat lange tijd de aantallen CPN-leden, CPN-kiezers en abonnees op De Waarheid (en eerder De Tribune) zich min of meer parallel ontwikkelden groeide of slonk de ene factor, dan gebeurde met de andere hetzelfde. In de jaren zestig begon dat te veranderen; het aantal stemmen groeide nu veel sterker dan het aantal leden of abonnees. Joost en ik zien hierin een symptoom van een verandering van de partij. Jan Willem is het daar niet mee eens, hij kan “echt niet inzien waarom een groei van het electoraat (aantal kiezers) instabiliteit verraadt.”
Dit is een belangrijk punt, denk ik. Antonio Gramsci heeft er in zijn gevangenisgeschriften op gewezen dat er voor arbeiderspartijen bepaalde vaste (ruwe) getalsverhoudingen moeten bestaan tussen leden, kiezers en abonnees (de zogenaamde “wet van de vaste proporties”); veranderen die verhoudingen dan verandert ook het karakter van de partij. Een partij met 1000 leden en 10.000 kiezers is natuurlijk een ander soort organisatie dan een partij met 500 leden en 50.000 kiezers. Het aantal kiezers per lid is in het tweede geval tien keer groter dan in het eerste, en daarmee is dus ook de binding van de kiezers aan de partij beduidend minder sterk. De omstandigheid dat het ledental van de CPN daalde van 11.262 in 1959 tot 10.147 in 1973, terwijl het aantal kiezers tezelfdertijd bijna verdubbelde van 2,4 procent in 1959 tot 4,5 procent in 1972 kan daarom wel degelijk betekenen dat er iets wezenlijks aan de hand is. Zeker wanneer tegelijkertijd oude bastions van de partij afbrokkelen en vervolgens een heel nieuw soort aanhang wordt geworven – iets dat we ook hebben aangetoond.
Vreemd is dat Jan Willem dus enerzijds een belangrijk symptoom van veranderingen in de CPN wil ontkennen, maar het anderzijds wél met ons eens is dat de partij in elk geval al in de jaren zestig met structurele moeilijkheden kampte en dat reeds sedert lang de binding tussen de organisatie en haar aanhang aan het verzwakken was. Jan Willem spreekt zelfs over een “crisis”. Uit welke symptomen leidt hij het bestaan van die crisis en van de verzwakkende binding van de aanhang eigenlijk af? Dat blijft onduidelijk.
2. Hoe dan ook, we zijn het er in ieder geval over eens dat de partij al enkele tientallen jaren in de problemen zat. Jan Willem denkt, dat de moeilijkheden op zijn laatst in de jaren vijftig zijn begonnen als gevolg van de crisis van het stalinisme. Daar zit zeker wel iets in; Joost en ik zouden er goed aan gedaan hebben meer aandacht te besteden aan dat aspect.
Dat wil echter niet zeggen dat de crisis van het stalinisme de belangrijkste oorzaak van de problemen is. Laten we even – héél hypothetisch – veronderstellen dat er géén crisis van het stalinisme zou zijn geweest. Zou de CPN dan niet in (ongeveer) dezelfde problemen zijn ge raakt? Ik denk van wel, want de traditionele, gesloten, door mannen overheerste, autoritair-centralistische partijstructuur (die trouwens niet alleen bij stalinistische partijen heeft bestaan, maar ook in vele oudere revolutionair-socialistische!) zou ook in dát geval door steeds minder mensen aanlokkelijk zijn gevonden. De sociale en culturele veranderingen sedert de jaren zestig zouden hoe dan ook op den duur de oude organisatie voor steeds minder mensen aanvaardbaar hebben gemaakt. De crisis van het stalinisme heeft wel bijgedragen aan de crisis van de CPN, maar van groter belang zijn waarschijnlijk de veranderingen in het naoorlogse Nederlandse kapitalisme geweest.
_______________
[1] Zo zegt de vertaling bijvoorbeeld dat Joost en ik “willen onderzoeken in hoeverre een model met een enkelvoudige oplossing als parameter toepasbaar is.” Ik weet niet wie deze zin begrijpt; mij gaat hij in elk geval boven de pet, al was het maar omdat een parameter nooit de oplossing van een probleem kan zijn. In de oorspronkelijke tekst is sprake van een “eenvoudig oplossing-parameter model”, dat wil zeggen een model waarbij onder bepaalde randvoorwaarden (parameters) een oplossing voor een specifiek probleem wordt geformuleerd.