Leon Trotski

De beslissende fase


Geschreven: 5 juni 1936
Bron/vertaling: marxisme.be, januari 2022.
HTML en contact: Adrien Verlee, voor het Marxists Internet Archive
| Hoe te citeren? — Graag bronvermelding !

Qr-MIA

       


Deel deze tekst met een kennis
Het e-mailadres:


Verwant
Nogmaals: waarheen gaat Frankrijk?

Het ritme van de gebeurtenissen in Frankrijk is sterk versneld. Tot nu toe moest het prerevolutionaire karakter van de situatie worden beoordeeld op grond van een theoretische analyse en geïsoleerde politieke symptomen. Nu spreken de feiten voor zich. We kunnen zonder vrees voor overdrijving zeggen dat er in heel Frankrijk slechts twee partijen zijn waarvan de leiders niet in staat zijn de revolutionaire crisis te zien en te begrijpen, of alleszins weigeren de volle diepte ervan te erkennen. Dat zijn de ‘socialisten’ en de ‘communisten’. Daar moeten we natuurlijk de ‘onafhankelijke’ vakbondsleiders aan toevoegen. De werkende massa’s creëren nu een revolutionaire situatie door hun toevlucht te nemen tot directe actie. De burgerij is doodsbang voor de ontwikkeling van de gebeurtenissen en neemt achter de schermen, onder de neus van de nieuwe regering, alle maatregelen die nodig zijn om zich te verdedigen en te redden, om te bedriegen, te verpletteren en een bloedige wraak te nemen. Alleen de ‘socialistische’ en ‘communistische’ leiders blijven maar palaveren over het Volksfront, alsof hun verachtelijke kaartenhuis niet reeds door de klassenstrijd ten val was gebracht.

Blum zegt: “Het land heeft zijn mandaat aan het Volksfront gegeven en wij kunnen de grenzen van dit mandaat niet overschrijden.” Blum beduvelt zijn eigen partij en hij wil de arbeidersklasse beduvelen. De stalinisten (die zichzelf nog steeds ‘communisten’ noemen) helpen hem daarbij. In feite hebben de socialisten en communisten de listen, strikken en mazen van de verkiezingsmachinerie gebruikt om de werkende massa’s geweld aan te doen in het belang van een alliantie met het burgerlijk Radicalisme. De politieke essentie van de crisis ligt in het feit dat het volk genoeg heeft van de Radicalen en hun Derde Republiek. De fascisten proberen hiervan te profiteren. Maar wat hebben de socialisten en communisten gedaan? Ze hebben zich tegenover het volk borg gesteld voor de Radicalen. Zij hebben de Radicalen voorgesteld als onschuldigen. Zij hebben de arbeiders en boeren verzekerd dat hun redding ligt in de regering-Daladier. Dit was het leitmotiv van de hele verkiezingscampagne. Hoe hebben de massa’s geantwoord? Door een enorme stijging van het aantal stemmen en zetels voor de communisten. De massa’s hebben de bochten en zigzaggen van de huurlingen van de Sovjetdiplomatie nog niet begrepen omdat de massa’s ze nog niet in hun eigen ervaring hebben getest. De massa’s leren in actie, zij hebben geen tijd voor theoretische studies. Wanneer anderhalf miljoen kiezers hun stem uitbrengen voor de communisten, wil de meerderheid daarmee zeggen: ‘Wij willen dat jullie in Frankrijk hetzelfde doen wat de Russische bolsjewieken in oktober 1917 in hun land deden’. Dat is de werkelijke wil van het meest actieve deel van de bevolking, het deel dat in staat is de toekomst van Frankrijk te bevechten en veilig te stellen. Dit is de eerste les van de verkiezingen.

Ondanks de afsplitsing van het vrij grote deel van de neosocialisten, hebben de socialisten ongeveer hun oude aantal stemmen behouden. Ook op dit punt hebben de massa’s hun ‘leiders’ een prachtig lesje geleerd. De neo’s wilden een kartel tegen elke prijs, d.w.z. de samenwerking met de republikeinse burgerij in naam van de redding en de bloei van de ‘republiek’. Hun afsplitsing van de socialisten vond juist op dit punt plaats, en tijdens de verkiezingen kwamen zij als concurrenten naar voren. De kiezers hebben hen de rug toegekeerd. De Neo’s zijn verpletterd. Twee jaar geleden hebben wij voorspeld dat de daaropvolgende politieke ontwikkeling in eerste instantie alle kleine groeperingen die naar de Radicalen neigden, zou vernietigen. In het conflict tussen de socialisten en de neo’s hebben de massa’s de groepering die het meest systematisch en vastberaden, het luidst en het meest uitgesproken voor een bondgenootschap met de burgerij was, veroordeeld en terzijde geschoven. Dat is de tweede les van de verkiezingen.

De Socialistische Partij is geen arbeiderspartij, noch wat haar politiek, noch wat haar sociale samenstelling betreft. Zij is de partij van de nieuwe middenklasse (ambtenaren, enz.) en, voor een deel, van de kleinburgerij en de aristocratie van de arbeiders. Een serieuze analyse van de verkiezingsstatistieken zou ongetwijfeld aantonen dat de socialisten een aanzienlijk deel van de arbeiders en arme boeren aan de communisten hebben verloren, terwijl zij op hun beurt aanzienlijke groepen van de middenklasse van de Radicalen hebben gewonnen. Dit betekent dat de kleinburgerij naar links opschuift, weg van de Radicalen, naar de socialisten en de communisten, terwijl groepen van de middenklasse en de grote burgerij van de Radicalen naar rechts opschuiven. De hergroepering vindt plaats langs de assen van de klassen en niet langs de kunstmatige lijn van het Volksfront. Het revolutionaire karakter van de crisis wordt gekenmerkt door de snelle polarisatie van de politieke verhoudingen. Dat is de derde, fundamentele les.

De kiezer heeft dus zijn wil kenbaar gemaakt – voor zover hij dat in het keurslijf van het parlementarisme kan. Dit was niet ten gunste van de politiek van het Volksfront, maar ertegen. Bij de tweede stemronde hebben de socialisten en de communisten de politieke wil van de arbeiders nog verder verstoord door hun kandidaten terug te trekken ten gunste van de burgerlijke Radicalen. Desondanks verloren de Radicalen uiteindelijk een derde van hun zetels. En dan merkt Le Temps op: “Dit is te wijten aan het feit dat ze een blok vormen met revolutionairen.” Daladier antwoordt: “Zonder het Volksfront zouden we meer verloren hebben.” Daladier heeft volkomen gelijk. Indien de socialisten en de communisten een klassenpolitiek hadden gevoerd, d.w.z. hadden gestreden voor de alliantie tussen de arbeiders en de semi-proletarische elementen in stad en platteland tegen de gehele burgerij, met inbegrip van haar rotte ‘radicale’ vleugel, dan zouden zij veel meer stemmen hebben gekregen, terwijl de Radicalen in het parlement tot een onbeduidende groep zouden zijn herleid.

Alle politieke feiten bewijzen dat er geen basis is voor het Volksfront, noch in de sociale verhoudingen in Frankrijk, noch in de politieke gemoedstoestand van de massa’s. Deze politiek is van bovenaf opgelegd: door de Radicale burgerij, door de socialistische zakenlieden en carrièremakers, door de Sovjet-diplomaten en hun ‘communistische’ lakeien. Allen samen hebben zij alles in het werk gesteld om via het meest oneerlijke kiesstelsel de volksmassa’s te duperen, politiek te bestelen en hun werkelijke wil te verdraaien. Niettemin waren de massa’s zelfs onder deze omstandigheden in staat uitdrukking te geven aan hun verlangen: geen coalitie met de Radicalen, maar de consolidatie van de arbeiders tegen de gehele burgerij.

Indien in alle kiesdistricten waar de socialisten en de communisten zich ten gunste van de radicalen hadden teruggetrokken, revolutionaire kandidaten van de arbeidersklasse aan de tweede stemronde hadden deelgenomen, zouden zij ongetwijfeld een zeer aanzienlijk aantal stemmen hebben behaald. Het is jammer dat geen enkele organisatie tot een dergelijk initiatief in staat was. Hieruit blijkt dat de revolutionaire groeperingen achterlopen op de dynamiek van de gebeurtenissen en er de voorkeur aan geven te temporiseren en te ontwijken wanneer het nodig is te handelen. Dit is een trieste situatie. Maar de algemene oriëntatie van de massa’s is heel duidelijk.

De socialisten en de communisten hebben alles in het werk gesteld om een regering onder leiding van Herriot voor te bereiden – in het slechtste geval, onder leiding van Daladier. Wat hebben de massa’s gedaan? Zij legden de socialisten en de communisten een regering onder leiding van Blum op. Is dit niet een directe stem tegen de politiek van het Volksfront?

Of zijn er meer bewijzen nodig ? De betoging ter nagedachtenis van de Communards heeft duidelijk alle betogingen overtroffen die dit jaar in Parijs plaatsvonden. Maar de Radicalen waren en konden op geen enkele manier bij deze betoging betrokken zijn. De werkende massa’s van Parijs hebben met een onnavolgbaar politiek instinct hun bereidheid kenbaar gemaakt om met verdubbelde kracht te verschijnen wanneer zij niet gedwongen worden om de weerzinwekkende verbroedering tussen hun leiders en de burgerlijke uitbuiters te tolereren. De machtige betoging van 24 mei is de meest overtuigende en de meest onherroepelijke afwijzing van de politiek van het Volksfront door de arbeidersklasse van Parijs.

‘Maar een parlement zonder Volksfront, waarin de socialisten en de communisten toch geen meerderheid hebben, zou een levenloos ding zijn’, en de Radicalen – o gruwel der gruwelen! – zouden in de ‘armen van de reactie’ worden geduwd. Een dergelijke redenering is de laffe filisters die aan het hoofd van de socialistische en communistische partijen staan, meer dan waard. De levenloosheid van het parlement is het onvermijdelijke gevolg van het revolutionaire karakter van de crisis. Deze levenloosheid kon nog enigszins worden verhuld door een reeks politieke bedriegerijen, maar zij zal morgen evengoed aan het licht komen. Om de Radicalen, die tot in het merg van hun botten reactionair zijn, niet in de ‘armen van de reactie’ te drijven, is het noodzakelijk zich met de Radicalen te verenigen ter verdediging van het kapitalisme... Dit en dit alleen is de missie van het Volksfront. Maar de arbeiders belemmeren dit.

* * *

Het parlement is een levenloos ding omdat de huidige crisis geen uitweg biedt op de parlementaire weg. Eens te meer hebben de Franse werkende massa’s, met het fijne revolutionaire instinct dat hen kenmerkt, dit hoofdkenmerk van de situatie feilloos aangegrepen. In Toulon en Brest hebben zij hun eerste alarmsignalen gegeven. Het protest van de soldaten tegen de verlenging van de diensttermijn betekende de gevaarlijkste vorm van directe massa-actie tegen de burgerlijke orde. Tenslotte, in de dagen dat het congres van de Socialistische Partij unaniem (samen met die producent van holle frasen Marceau Pivert) het mandaat van het Volksfront aanvaardde en dit mandaat toevertrouwde aan Léon Blum; in de dagen dat Blum zichzelf van alle kanten in de spiegel bekeek, pre-regeringsgebaren maakte, pré-regeringsuitsprken deed en deze becommentarieerde in artikelen die altijd veel over Blum te zeggen hebben maar nooit iets over de arbeidersklasse – juist in die dagen rolde de geweldige golf, een ware voorjaarsvloed van stakingen, over Frankrijk. De arbeiders, die geen leiding vonden en zich zonder leiding konden redden, staakten moedig en met overtuiging het werk en bezetten de fabrieken.

Salengro,[1] de nieuwe agent van het kapitalisme, die nauwelijks de tijd heeft gehad om aan de macht te komen, haastte zich om te verkondigen (net als Herriot, Laval, Tardieu of de la Rocque zouden hebben gedaan) dat hij “de orde tegen de anarchie” zou beschermen. Orde is de naam die deze persoon geeft aan de kapitalistische anarchie. Aan de strijd voor een socialistische orde geeft hij de naam anarchie. De nog steeds vreedzame bezetting van werkplaatsen en fabrieken door de arbeiders zegt: ‘Wij willen meesters zijn in de gebouwen waar we tot nu toe slechts slaven waren’.

Doodsbang wil Léon Blum de arbeiders schrik aanjagen. Hij zegt: ‘Ik ben geen Kerenski. En dan nog, het zou niet Lenin zijn die Kerenski in Frankrijk vervangt, maar iemand anders’. Men zou kunnen denken dat de Rus Kerenski de politiek van Lenin had begrepen of diens komst had voorzien. In feite placht Kerenski, op bijna identieke wijze als Blum, de arbeiders te verzekeren dat in geval van zijn ondergang niet het bolsjewisme aan de macht zou komen, maar ‘iemand anders’. Juist daar waar Blum zich van Kerenski tracht te onderscheiden, aapt hij hem het meest slaafs na. Het is echter onmogelijk niet te erkennen dat voor zover de zaken van Blum afhangen, hij in werkelijkheid de weg vrijmaakt voor het fascisme en niet voor de arbeidersklasse.

Het meest misdadig in deze situatie is het gedrag van de communisten: zij hebben beloofd de regering-Blum onwankelbaar te steunen, zonder er in te treden. ‘Wij zijn veel te verschrikkelijke revolutionairen’ – zeggen de Cachins en Thorezes – ‘wij zouden onze Radicale collega’s wel eens de stuipen op het lijf kunnen jagen. Het is beter voor ons om in de voorkamer te blijven’. Ministerialisme achter de schermen is tien keer schadelijker dan de openlijke en duidelijke variant. In feite willen de communisten een schijn van onafhankelijkheid ophouden om de werkende massa’s beter te kunnen onderwerpen aan het Volksfront, d.w.z. aan de tucht van het kapitalisme. Maar ook hier blijkt de klassenstrijd een hindernis te zijn. De eenvoudige en eerlijke massastaking heeft de mystiek en de mystificatie van het Volksfront genadeloos vernietigd. Het heeft zijn doodsteek al gekregen; voortaan kan het alleen nog een slepende dood sterven.

Er is geen uitweg op de parlementaire weg. Blum zal geen buskruit uitvinden, want hij is bang voor buskruit. De verdere machinaties van het Volksfront kunnen de doodsstrijd van het parlementarisme alleen maar verlengen en de la Rocque de tijd geven om een nieuwe en ernstiger slag voor te bereiden als de revolutionairen hem niet tegenhouden.

Na 6 februari 1934 waren sommige ongeduldige kameraden van mening dat de ontknoping “morgen” zou plaatsvinden en dat er daarom onmiddellijk één of ander wonder moest plaatsvinden. Een dergelijke ‘politiek’ kon alleen maar leiden tot avonturen en bochten die de groei van de revolutionaire partij tot het uiterste vertragen. Verloren tijd is niet meer terug te winnen. Maar er mag in de toekomst geen tijd meer verloren gaan, want er blijft maar weinig tijd over. Zelfs vandaag zullen wij geen data noemen. Maar na de grote stakingsgolf kunnen de gebeurtenissen zich alleen maar ontwikkelen in de richting van ofwel revolutie ofwel fascisme. Een organisatie die de naam revolutionair onwaardig is, zal er niet in slagen een basis te vinden voor zichzelf in de huidige stakingsbeweging. Zo’n organisatie zal niet in staat zijn zichzelf stevig te verbinden met de strijdende arbeiders. Haar leden kunnen beter een plaats zoeken in het armenhuis of in de vrijmetselaarsloges (onder bescherming van Marceau Pivert)!

In Frankrijk zijn er nogal wat heren en dames, ex-communisten, ex-socialisten, ex-syndicalisten, die in groepjes en kliekjes leven, binnen vier muren indrukken over de gebeurtenissen uitwisselen en vooral menen dat de tijd nog niet rijp is voor hun verlichte deelname. “Het is nu nog te vroeg.” Als de la Rocque gekomen is, zullen ze zeggen: “Nu is het te laat.” Steriele denkers van dit soort zijn talrijk in onder meer de linkervleugel van de onderwijsvakbond. Het zou een grote misdaad zijn om ook maar een moment te verspillen aan deze mensen. Laat de doden hun doden begraven!

Over het lot van Frankrijk wordt nu niet beslist in het parlement, noch in de redactiekamers van de verzoeningsgezinde kranten, zowel de reformistische als de stalinistische, noch in de kringen van sceptici, zeurpieten en praatjesmakers. Het lot van Frankrijk wordt beslecht in de fabrieken, waar de uitweg uit de kapitalistische anarchie in actie wordt getoond. De plaats van de revolutionairen is in de fabrieken!

Het laatste congres van de Comintern plaatste in zijn eclectische hersenspinsels de coalitie met de Radicalen naast de oprichting van massale actiecomités, d.w.z. embryonale sovjets. Dimitrov en zijn inspiratoren denken serieus dat het mogelijk is klassensamenwerking te combineren met klassenstrijd, een blok met de burgerij met de strijd van de arbeidersklasse voor de macht, vriendschap met Daladier met de opbouw van sovjets. De Franse stalinisten hebben de actiecomités omgedoopt tot Volksfrontcomités, in de veronderstelling dat zij op die manier de revolutionaire strijd kunnen verzoenen met de bescherming van de burgerlijke democratie. De huidige stakingen maken deze miserabele illusie met de grond gelijk. De Radicalen vrezen de stakingen. De socialisten vrezen de angst van de Radicalen. De communisten vrezen de angst van beiden. De slogan van de comités kan alleen worden verwezenlijkt door een werkelijk revolutionaire organisatie, die onwankelbaar toegewijd is aan de massa’s, aan hun zaak en hun strijd. De Franse arbeiders hebben eens te meer laten zien dat zij hun historische reputatie waardig zijn. We moeten vertrouwen in hen hebben. De sovjets zijn altijd uit stakingen voortgekomen. De massastaking is het natuurlijke element van de arbeidersrevolutie. De actiecomités kunnen op dit moment niets anders zijn dan de comités van de stakers die de bedrijven in beslag nemen. Van de ene sector naar de andere, van de ene fabriek naar de volgende, van de ene arbeiderswijk naar de andere, van stad naar stad, moeten de actiecomités een hechte band met elkaar opbouwen. Zij moeten in elke stad, in elke productiegroep van hun streken bijeenkomen om te eindigen met een congres van alle actiecomités van Frankrijk. Dit zal de nieuwe orde zijn die de heersende anarchie moet vervangen.

_______________
[1] De socialist Salengro was burgemeester van Rijsel en werd in de regering-Blum aangesteld als minister van Binnenlandse Zaken.