Leon Trotski
Geschiedenis der Russische Revolutie
Deel 2 - Hoofdstuk 1
In het jaar 1915 kostte de oorlog aan Rusland tien miljard, in het jaar 1916 negentien miljard en in het eerste half jaar van 1917 reeds tien en een half miljard roebel. De staatsschuld zou in het begin van het jaar 1918 tot zestig miljard aangegroeid zijn, d.w.z. bijna gelijk aan het totale nationale vermogen, hetwelk op zeventig miljard geschat werd. Het Centraal Uitvoerend Comité deed een oproep tot een oorlogslening onder de verleidelijke naam van “vrijheidslening”, terwijl de regering eenvoudig tot de conclusie kwam, dat zij zonder een nieuwe grootscheepse lening uit het buitenland niet alleen de buitenlandse bestellingen niet zou kunnen betalen, maar ook niet in staat zou zijn tot nakoming van de binnenlandse verplichtingen. Het passief op de handelsbalans werd voortdurend groter. De entente stond klaarblijkelijk op het punt, om de roebel definitief aan zijn lot over te laten. Dezelfde dag, waarop de eerste pagina van het Sovjetorgaan, de “Izvestia”, de oproep tot de vrijheidslening bevatte, meldde de “Staatscourant” een sterke koersdaling van de roebel. De drukpers kon het tempo van de inflatie niet meer bijhouden. Men begon van de oude solide geldstukken, waarop nog de glans van hun vroegere koopkracht lag, over te gaan tot de rode flessenetiketten, die al spoedig in het dagelijks leven “Kerenskis” genoemd werden. Zowel de bourgeois, als de arbeider gaven, ieder op zijn eigen manier, met deze benaming hun afkeer te kennen.
De regering aanvaardde met de mond het program van een planmatige regeling van het economisch leven van staatswege en riep zelfs einde juni logge bestuursorganen voor dit doel in het leven. Er bestond echter tussen woord en daad van het Februaribewind steeds een soortgelijke strijd, als die tussen geest en vlees van de vrome christen. De dienovereenkomstig samengestelde regeringsorganen bekommerden zich meer om de bescherming van de ondernemers tegen de grillen van de weifelende en wankele staatsmacht dan om de beteugeling van particuliere belangen. Het administratieve en technische industriepersoneel viel successievelijk uit elkaar; de hogere groepen kozen, verschrikt door de gelijkmakingstrevingen van de arbeiders, zonder aarzelen de zijde van de ondernemers. De arbeiders stonden vol afkeer tegenover de oorlogsleveranties waaraan de zwakstaande bedrijven nog voor een à twee jaren werk hadden. Ook de ondernemers verloren echter hun lust in de productie, welke hun meer zorg dan winst bracht.
Opzettelijke stopzettingen van bedrijven van hogerhand werden regel. De ijzerindustrie was met veertig procent ingekrompen, de textielindustrie met twintig procent. Er heerste gebrek aan alle noodzakelijke levensbehoeften. De prijzen stegen met de inflatie en het economisch verval.
De arbeiders streden om de controle over het voor hen verborgen administratief-commercieel apparaat, waarvan hun lot afhing. De minister van arbeid Skobeljew hield de arbeiders in wijdlopige manifesten het onmogelijke van een inmenging in de bedrijfsleiding voor. Op de 24ste berichtte de “Izvestia”, dat er wederom een sluiting van een aantal bedrijven voorbereid werd. Soortgelijke berichten kwamen er uit de provincie. De spoorwegen waren nog erger getroffen dan de industrie. De helft van de locomotieven moest grondig gerepareerd worden, een groot gedeelte van het rollend materiaal bevond zich aan het front en er was gebrek aan brandstof. Het ministerie van verkeerswezen verkeerde onafgebroken op voet van oorlog met de spoorwegarbeiders en beambten. De levensmiddelenvoorziening werd voortdurend slechter. In Petrograd waren nog slechts broodvoorraden voor tien à vijftien dagen, in andere centra was het niet veel beter gesteld. Dit betekende bij de gedeeltelijke onbruikbaarheid van het rollend materiaal en de dreigende spoorwegstaking gevaar voor hongersnood. Er was geen enkel lichtpunt voor de toekomst te bekennen. Dit hadden de arbeiders allerminst van de revolutie verwacht.
Op politiek terrein was het zo mogelijk nog erger. Besluiteloosheid is de slechtst denkbare toestand in het leven zowel van regeringen, volken en klassen, alsook van enkelingen. De revolutie is de meest meedogenloze methode, om historische problemen op te lossen. Ze uit de weg te gaan is in de revolutie de slechtst denkbare politiek. De revolutionaire partij mag niet aarzelen, evenmin als een chirurg, die het mes in het zieke lichaam gezet heeft. De uit de Februariomwenteling voortgekomen dubbele heerschappij was echter een georganiseerde besluiteloosheid. Alles keerde zich tegen de regering. Voorlopige vrienden werden tot tegenstanders, tegenstanders tot vijanden, de vijanden bewapenden zich. De contrarevolutie, die geleid werd door het Centraal Comité van de Kadettenpartij, de politieke staf van allen, die iets te verliezen hadden, mobiliseerde volkomen openlijk. Het bestuur van de Officierenvereniging bij het hoofdkwartier in Mohilew, dat ongeveer honderdduizend ontevreden officieren vertegenwoordigde, en de Sovjet van het Verbond der Kozakkentroepen in Petrograd vormden twee militaire drijvende krachten van de contrarevolutie. De Rijksdoema besloot, ondanks het besluit van het congres van de Sovjets in juni, om haar “particuliere beraadslagingen” voort te zetten. Haar voorlopig comité diende als legale dekmantel voor contrarevolutionaire arbeid, welke buitengewoon royaal door de banken en de gezantschappen van de entente gefinancierd werd. Er dreigden de verzoeningsgezinden gevaren van rechts en van links. Onrustig spiedend naar alle kanten, besloot de regering in het geheim middelen toe te staan tot organisatie van een contraspionage, d.w.z. van een geheime politieke politie. Ongeveer tezelfdertijd, half juni, stelde de regering de verkiezingen voor de Constituerende Vergadering vast op de 17de september. De liberale pers voerde ondanks de deelname van de kadetten aan de Regering een hardnekkige campagne tegen de officieel vastgestelde termijn, aan welke niemand geloofde en voor welke niemand in ernst opkwam. Het beeld van de Constituerende Vergadering, dat in de eerste dagen van maart zo lichtend was, verbleekte en verdween allengs. Alles keerde zich tegen de regering, zelfs haar povere goede bedoelingen. Eerst op de 30ste juni had zij de moed, om de adellijke dorpsvoogden, de Semskije Natsjalniki (landvoogden), wier naam reeds vanaf de invoering door Alexander III gehaat was in het land, af te schaffen. En deze afgedwongen en vertraagde partiële hervorming drukte op de Voorlopige Regering een stempel van smadelijke lafheid. Intussen herstelde de adel zich van zijn angst, de grondbezitters sloten zich aaneen en gingen tot de aanval over. Het Voorlopig Doemacomité wendde zich einde juni tot de regering met de eis, om energieke maatregelen te nemen ter bescherming van de grootgrondbezitters tegen de boeren, die door “misdadige elementen” opgeruid werden. Op de 1ste juli werd te Moskou het Al-Russisch congres van de grondbezitters geopend, dat in overgrote meerderheid uit edelen bestond. De regering wendde en keerde zich, met de bedoeling, om nu eens de moezjieks, dan weer de grootgrondbezitters met frasen te begoochelen. Het slechtst was het echter aan het front gesteld. Het offensief, dat de laatste inzet van Kerenski ook in de binnenlandse strijd geworden was, liep ten einde. De soldaten wilden niet langer oorlog voeren. De diplomaten van vorst Lvov durfden de diplomaten van de entente niet in de ogen zien. Men had tot elke prijs een lening nodig. Om haar kracht te tonen ondernam de onmachtige en ten dode gedoemde regering een offensief tegen Finland, dat zij, zoals al haar vuilste werkjes, door de socialisten liet opknappen. Tegelijkertijd werd het conflict met de Oekraïne ernstiger en leidde tot een openlijke breuk.
Het was lang geleden, dat Albert Thomas lofliederen op de stralende revolutie en op Kerenski zong. Begin juli werd de Franse gezant Paléologue, die al te sterk naar de salons van Raspoetin riekte, door de “radicale” Noulens vervangen. De journalist Claude Anet hield voor de nieuwen gezant een inleidende voordracht over Petrograd. Tegenover het Franse gezantschap, aan de andere zijde van de Neva, lag de wijk Vyborg. “Dit is de wijk van de grote fabrieken, die volkomen in hand en der bolsjewieken is. Lenin en Trotski zijn daar heer en meester.” In dezelfde wijk bevonden zich de kazernes van het regiment mitrailleurs, dat ongeveer tienduizend man en meer dan duizend machinegeweren telde: noch de sociaal-revolutionairen, noch de mensjewieken hadden toegang tot de kazernes van het regiment. De overige regimenten waren Of bolsjewistisch, Of neutraal. “Indien Lenin en Trotski Petrograd wilden bezetten, wie zou hen dat beletten?” Noulens hoorde verbaasd toe. “Maar waarom duldt de regering zo’n toestand?” – “Wat zou zij kunnen doen?” antwoordde de journalist. “Men dient te begrijpen, dat de regering over geen andere machtsmiddelen dan de morele beschikt, en ook deze lijken mij zeer zwak toe...”
Nu de ontwaakte energie van de massa’s geen uitweg vond, verbrokkelde zij in eigenmachtige acties, partiële opstanden en incidentele onteigeningen. Arbeiders, soldaten en boeren trachtten bij stukken en beetjes te volvoeren, hetgeen de door hen zelf geschapen regering weigerde te volbrengen. Niets put de massa’s zozeer uit als besluiteloosheid van de leiders. Nutteloos wachten brengt hen tot steeds dringender kloppen op de poorten, welke men niet voor hen openen wil, of tot directe uitbarstingen van vertwijfeling. Reeds tijdens het Sovjetcongres, toen de mensen uit de provincie slechts met moeite de over Petrograd uitgestrekte hand van hun leiders konden terughouden, hadden de arbeiders en soldaten rijkelijk gelegenheid gehad, om de gevoelens en bedoelingen der Sovjetleiders tegenover hen te leren kennen. Na Kerenski werd Tsereteli niet alleen een vreemde, maar ook een gehate figuur voor de meeste arbeiders en soldaten van Petrograd. Rondom de revolutie nam de invloed van de anarchisten, die de voornaamste rol in het almachtige revolutiecomité III de villa Doernowo speelden, toe. Maar ook meer gedisciplineerde groepen arbeiders, ja zelfs velen in de bolsjewistische partij, begonnen hun geduld te verliezen of gehoor te geven aan hen, die hun geduld reeds verloren hadden. De demonstratie van de 18de juni onthulde aan iedereen, dat de regering geen enkel steunpunt bezat. “Waarom talmen ze zo in de regering?” vroegen de soldaten en arbeiders en zij bedoelden nu niet alleen de verzoeningsgezinde leiders, maar ook de leidende instanties van de bolsjewieken.
De strijd, die bij de inflatieprijzen, om het arbeidsloon gevoerd moest worden, ontzenuwde de arbeiders en putte hen uit. Deze kwestie spitste zich in de maand juni zeer toe in de Poetilov-Gigant-fabriek, waar zesendertigduizend mensen werkten. Op de 21ste juli brak er in enkele werkplaatsen van de fabriek een staking uit. De partij was maar al te zeer van de nutteloosheid van dergelijke partiële uitbarstingen overtuigd. De volgende dag verklaarde de door de bolsjewieken geleide vergadering, waarin de voornaamste arbeidersorganisaties en zeventig bedrijven vertegenwoordigd waren, “de zaak van de Poetilov-arbeiders tot een aangelegenheid van het gehele proletariaat van Petrograd” en eiste van de Poetilov-arbeiders, om “hun gerechtvaardigde verontwaardiging te bedwingen.” De staking werd uitgesteld. De volgende twaalf dagen brachten echter geen enkele verandering. De massa’s in de fabrieken waren in gisting en zochten een uitweg. Iedere onderneming had haar eigen conflict en deze conflicten leidden alle naar boven, naar de regering. Een memorandum van het verbond van vakverenigingen van de locomotievenbrigades aan de minister van verkeerswezen luidde: “Wij verklaren voor de laatste maal, dat ons geduld ten einde is. Wij kunnen op deze wijze niet langer voortleven.” Dit was een klacht niet alleen over nood en honger, maar ook over dubbelzinnigheid, karakterloosheid, bedrog. In het stuk werd zeer heftig geprotesteerd tegen “de eindeloze aanmaningen tot burgerplicht en soberheid, welke men tot ons richt, terwijl wij honger hebben.”
De overgave van de macht aan de Voorlopige Regering door het Uitvoerend Comité in maart had plaats gehad onder de voorwaarde, dat de revolutionaire troepen niet uit de hoofdstad verwijderd zouden worden. Maar dit was lang geleden. Het garnizoen ging naar links, de regerende Sovjetkringen gingen naar rechts. De strijd tegen het garnizoen bleef acuut. Al werden niet gehele troependelen uit de hoofdstad weggevoerd, toch verzwakte men onder het voorwendsel van strategische noodzaak de revolutionaire troepenafdelingen systematisch door compagnieën weg te leiden. Geruchten over ontbinding van telkens weer andere troepenafdelingen aan het front op grond van ongehoorzaamheid en dienstweigering drongen onophoudelijk tot de hoofdstad door. Twee Siberische divisies – gingen niet nog slechts kort geleden de Siberische scherpschutters voor de meest betrouwbare soldaten door? – werden met wapengeweld ontbonden. Wegens massale ongehoorzaamheid werden alleen reeds in het dichtst bij de hoofdstad gelegerde vijfde legerkorps zevenentachtig officieren en twaalfduizend zevenhonderdvijfentwintig soldaten ter verantwoording geroepen. Het garnizoen van Petrograd, waar de ontevredenheid van het front, het dorp, de arbeiderswijken en de kazerne zich ophoopte, was voortdurend in gisting. Veertigjarige mannen met baarden eisten met een hysterische hardnekkigheid ontslag uit de dienst, om naar huis, naar het werk op het land, te gaan. De regimenten, die in Vyborg lagen: het 1ste regiment mitrailleurs, het 1ste regiment grenadiers, het Moskouse regiment, het 180ste infanterieregiment en andere werden onophoudelijk door de warme golven van de proletarische voorstad omspoeld. Duizenden arbeiders gingen aan de kazernes voorbij en onder hen waren talrijke onvermoeide bolsjewistische propagandisten. Vrijwel onophoudelijk werden er spontane meetings voor de gore, gehate muren gehouden. Op de 22ste juni verscheen, nog voordat de door het offensief teweeg gebrachte patriottische manifestaties afgelopen waren, op het Sampsonjevski-Prospekt onvoorzichtig genoeg een automobiel van het Uitvoerend Comité met doeken, waarop de leuze: “Op voor Kerenski”. Het Moskouse regiment arresteerde de propagandisten, verscheurde de oproepen en stuurde de vaderlandslievende auto naar het regiment mitrailleurs.
De soldaten waren in het algemeen ongeduldiger dan de arbeiders: zowel, omdat hun boven het hoofd hing, onmiddellijk naar het front gestuurd te worden, alsook omdat zij veel minder voor overwegingen van politiek strategische aard toegankelijk waren. Bovendien had ieder een geweer in de hand en na de Februarirevolutie waren de soldaten geneigd, om de macht hiervan als zodanig te overschatten. Een oude bolsjewistische arbeider, Lisdin, vertelde later, hoe de soldaten van het honderdtachtigste regiment reservisten hem zeiden: “Wat suffen onze mensen daar toch in het Ksjessinskja paleis, laten wij toch oprukken en Kerenski verjagen.” In de vergaderingen, die in de regimenten werden gehouden, werden onophoudelijk resoluties aangenomen over de noodzakelijkheid, om zich eindelijk tegen de regering te keren. Delegaties van afzonder1ijke bedrijven kwamen tot de regimenten met de vraag, of de soldaten de straat op wilden gaan. De mitrailleurs zenden hun vertegenwoordigers naar andere delen van het garnizoen met de opwekking tegen een voortzetting van de oorlog te protesteren. Nog ongeduldiger afgevaardigden voegen hieraan toe, dat het Pawlovski- en het Moskouse regiment benevens veertigduizend Poetilov-arbeiders “morgen” in actie zullen komen. De officiële vermaningen van het Uitvoerend Comité hebben geen effect. Het gevaar, dat Petrograd, niet gesteund door het front en de provincie, afzonderlijk verslagen zal worden, wordt steeds groter. Op de 21ste juni riep Lenin in de “Pravda” de arbeiders en soldaten van Petrograd op, om geduld te oefenen, totdat in de loop der gebeurtenissen de zware reserves aan de kant van Petrograd zouden komen te staan. “Wij begrijpen de verbittering, wij begrijpen de opwinding, die er is onder de arbeiders van Petrograd. Maar wij zeggen hen: Kameraden, een actie zou thans verkeerd zijn.” De volgende dag kwam een officieuze vergadering van leidende bolsjewieken, die stellig “linkser” dan Lenin waren, tot het besluit, dat men ondanks de stemming onder de arbeiders- en soldatenmassa’s de strijd nog niet mocht aanvaarden: “Het is beter nog wat te wachten, opdat de regerende partijen zich met het begonnen offensief volkomen blameren. Dan is de beurt aan ons.” Zo geeft de districtsleider Lazis, een van de meest ongeduldigen in die tijd, de zaak weer. Het comité ziet zich steeds vaker genoodzaakt, om propagandisten naar de troepen en de bedrijven te sturen, om deze van ontijdige acties te weerhouden. Terwijl zij vol schaamte het hoofd schudden, weeklagen de Vyborgse bolsjewieken onder elkaar: “Wij moeten voor brandweerman spelen.” De kreet: de straat op! verstomde echter geen ogenblik. Ook provocaties ontbraken niet. De Militaire Organisatie van de bolsjewieken zag zich genoodzaakt, om zich tot de soldaten en arbeiders te wenden met de oproep: “Men moet geen enkele oproep, om in naam van de Militaire Organisatie de straat op te gaan, vertrouwen. De Militaire Organisatie roept niet tot een actie op.” En daarna nog dringender: “Eist van iedere propagandist of spreker, die u in naam van de Militaire Organisatie de straat oproept, een met de handtekeningen van de voorzitter en de secretaris voorziene legitimatie.”
Op het beroemde Ankerplein in Kronstadt, waar de anarchisten steeds meer de boventoon krijgen, wordt het ene ultimatum na het andere opgesteld. Op de 23ste juni eisten de afgevaardigden van het Ankerplein met voorbijgaan van de Sovjet van Kronstadt van het ministerie van justitie de vrijlating van een groep Petrogradse anarchisten en dreigden anders met een overval van de matrozen op de gevangenis. De volgende dag verklaarden afgevaardigden uit Oranienbaum aan de minister van justitie, dat hun garnizoen evenzeer als Kronstadt verontwaardigd was over de arrestaties in de villa Doernowo en dat men bij “hen de machinegeweren reeds in gereedheid bracht.” De burgerlijke pers greep deze dreigementen gretig aan en duwde ze de verzoeningsgezinde bondgenoten onder de neus. Op de 26ste juni kwamen afgevaardigden van het regiment fardegrenadiers van het front bij hun reservebataljon aan met de verklaring, dat het regiment tegen de Voorlopige Regering was en eiste, dat de macht op de Sovjets zou overgaan; het wees het door Kerenski begonnen offensief af en koesterde de vrees, dat het Uitvoerend Comité samen met de socialistische ministers naar de bourgeoisie was overgelopen. Het orgaan van het Uitvoerend Comité bevatte over dit bezoek een bericht, dat vol verwijten was.
Niet alleen Kronstadt, maar de gehele Baltische vloot, welker voornaamste basis Helsingfors was, borrelde als een kokende ketel. De voornaamste kracht, die de bolsjewieken op de vloot hadden, was ongetwijfeld Antonov-Owssejenko, die reeds als jong officier deelgenomen had aan de opstand te Sebastopol van 1905, mensjewiek in de jaren van reactie, emigrant-internationalist in de jaren van de oorlog, medewerker van Trotski bij de uitgave van de courant “Nasie Slowo” in Parijs en na zijn terugkeer uit de emigratie tot de bolsjewieken overgegaan was. Antonov-Owssejenko, die politiek onbetrouwbaar was, maar een grote persoonlijke moed bezat, impulsief en verward, maar in staat tot persoonlijk initiatief en vindingrijk was, was in die dagen nog weinig bekend, maar nam bij de latere gebeurtenissen in de revolutie een voorname plaats in. “Wij in het partijcomité van Helsingfors,” zo vertelt hij in zijn memoires, “begrepen, dat het noodzakelijk was, af te wachten en zich degelijk voor te bereiden. Wij hadden ook dienovereenkomstige aanwijzingen van het Centraal Comité. Maar wij waren er ons van bewust, dat de uitbarsting onvermijdelijk zou komen en keken vol bezorgdheid naar Petrograd.” En daar hoopten de elementen voor een uitbarsting zich van dag tot dag meer op. Het 2de regiment mitrailleurs, dat conservatiever was dan het 1ste, eiste in een resolutie de overgave van de macht aan de Sovjets. Het 3de infanterieregiment weigerde veertien compagnieën te laten vertrekken. De vergaderingen in de kazernes namen een steeds dreigender houding aan. Op de 1ste juli ging een meeting bij het regiment grenadiers vergezeld van een arrestatie van de voorzitter van het comité en obstructie tegen de mensjewistische sprekers. Weg met het offensief! Weg met Kerenski! De mitrailleurs vormden het middelpunt van het garnizoen en zij waren het dan ook, die de sluizen voor de julistroom openzetten.
De naam van het 1ste regiment mitrailleurs zijn wij reeds bij de gebeurtenissen in de eerste revolutiemaanden tegengekomen. Het regiment, dat spoedig na de omwenteling op eigen initiatief van Oranienbaum naar Petrograd gekomen was, om de revolutie te verdedigen, stuitte terstond op tegenstand bij het Uitvoerend Comité dat besloot het regiment zijn dank te betuigen en het naar Oranienbaum terug te zenden.
De mitrailleurs weigerden beslist de hoofdstad te verlaten: “De contrarevolutionairen zouden de Sovjet kunnen overvallen en het oude regime weer herstellen. Het Uitvoerend Comité gaf toe, en enkele duizenden mitrailleurs bleven in Petrograd met hun machinegeweren. Zij werden in het Volkshuis ondergebracht en wisten niet, wat er verder met hen zou gebeuren. Er waren echter vele Petrogradse arbeiders onder hen en het was niet toevallig, dat juist het bolsjewistisch Comité de zorg voor de mitrailleurs op zich nam. Dit garandeerde de toevoer van levensmiddelen uit de Peter en Paulsvesting. De vriendschapsbanden waren eenmaal aangeknoopt. Spoedig zouden zij onverbrekelijk worden. Op de 21ste juni namen de mitrailleurs in een algemene vergadering het besluit: “In het vervolg mogen slechts troepen naar het front gezonden worden, indien de oorlog een revolutionair karakter heeft.” Op de 2de juli belegde het regiment in het Volkshuis een afscheidsmeeting ter ere van de naar het front gecommandeerde “laatste” compagnie.
Daar spraken Loenatsjarski en Trotski: de autoriteiten trachtten later aan deze toevallige gebeurtenis een buitengewone betekenis te geven. Namens het regiment antwoordden soldaat Sjilin en een oude bolsjewiek, de onderofficier Lasjevits. De stemming was zeer enthousiast, men laakte Kerenski, zwoer de revolutie trouw, maar niemand deed een concreet praktisch voorstel voor de naaste toekomst. Intussen wachtte men in de stad gedurende de laatste dagen vol spanning af, wat er zou gebeuren. De “Julidagen” wierpen hun schaduw vooruit. “Overal, in alle hoeken en gaten,” herinnert Soechanov zich, “in de Sovjet, in het Mariinski-paleis, in de particuliere huizen, op de pleinen en op de boulevards, in de kazernes en in de fabrieken, sprak men van een actie, die vandaag of morgen te wachten was. Niemand wist iets zekers te zeggen over het wie, waar en hoe. Maar de sfeer in de stad was geladen als aan de vooravond van een uitbarsting.” Er kwam ook werkelijk een actie. De stoot daartoe kwam van boven af, uit de regeringskringen.
Op dezelfde dag, waarop Trotski en Loenatsjarski bij de mitrailleurs over de zwakke coalitie spraken, traden vier kadettenministers uit de regering, daarmee de coalitie verbrekend. Als voorwendsel namen zij het voor hen met het oog op hun aanspraken als grote mogendheid onaannemelijke compromis, dat hun verzoeningsgezinde collega’s met de Oekraïne gesloten hadden. De werkelijke reden van de demonstratieve breuk was, dat de verzoeningsgezinden er mee talmden, de massa’s te onderwerpen. De keuze van het ogenblik was gedicteerd door het fiasco van het offensief, dat voorlopig officieel nog niet toegegeven werd, maar voor alle ingewijden vast stond. De liberalen achtten het moment gekomen, om hun linkse bondgenoten in de steek te laten tegenover de nederlaag en de bolsjewieken. Het gerucht van het aftreden der kadetten verbreidde zich snel in de hoofdstad en politiek werden alle openlijke conflicten onder de ene leus, of liever gezegd in de ene kreet samengevat: Het moet nu uit zijn met dat gescharrel van de coalitie! Soldaten en arbeiders geloofden, dat van de beslissing van de vraag, door wie in het vervolg het land zou geregeerd worden, door de bourgeoisie of door hun eigen Sovjets, alle andere kwesties afhingen: zowel die van het arbeidsloon, als die van de broodprijs en ook, of men nog langer aan het front zou moeten omkomen, zonder te weten waarvoor. Er was in deze verwachtingen een zeker element van illusie, voor zover de massa’s hoopten, dat er door de regeringswisseling terstond een einde zou komen aan alle smarten en moeilijkheden. In wezen hadden zij echter gelijk: de machtskwestie was beslissend voor het verloop van de gehele verdere revolutie, d.w.z. ook het lot van ieder afzonderlijk werd er door bepaald. Men zou Miljoekov stellig onderschatten, indien men aannam, dat de kadetten de gevolgen, welke hun daad van openlijke sabotage tegen de Sovjets zou hebben, niet hadden voorzien. De liberale leider was kennelijk erop uit, om de verzoeningsgezinden in een netelige positie te brengen, waarbij slechts de bajonetten een oplossing zouden kunnen brengen: in die dagen meende hij stellig, dat slechts door een flinke aderlating de situatie gered kon worden.
In de morgen van de 3de juli kozen enige duizenden mitrailleurs, nadat zij de vergadering van de compagnies- en regimentscomités van hun regiment uiteen gejaagd hadden, een eigen voorzitter en verlangden, dat er direct beraadslaagd zou worden over een gewapend optreden. De meeting had van de aanvang af een stormachtig verloop. Bij het vraagstuk van het front kwam de regeringscrisis. De voorzitter van de vergadering Golovin, een bolsjewiek, trachtte remmend te werken door voor te stellen, om eerst eens met andere troepenafdelingen en de Militaire Organisatie overleg te plegen. Maar elke zinspeling op uitstel bracht de soldaten buiten zichzelf. De anarchist Bleichmann, een kleine, maar interessante figuur in het jaar 1917, dook in de vergadering op. Met zeer beperkte intellectuele capaciteiten, maar een zeker instinct voor de massa’s, oprecht in zijn licht ontvlambare bekrompenheid, met ontblote borst en wilde lokken, werd Bleichmann in de vergaderingen vaak met een zekere spot en sympathie begroet. De arbeiders gedroegen zich weliswaar terughoudend tegenover hem, een beetje ongeduldig, vooral de metaalarbeiders. Maar de soldaten lachten vrolijk om zijn redevoeringen, stieten elkaar met de ellebogen aan, vuurden de spreker met krachttermen aan: zij stonden kennelijk sympathiek tegenover zijn excentriek uiterlijk, zijn ondoordachte vastberadenheid, zijn scherp joods-Amerikaans accent. Einde juni spartelde Bleichmann in allerlei geïmproviseerde meetings als een visje in het water. Steeds had hij zijn voorstel bij de hand: de straat op, met de wapens in de hand. Een organisatie? “De straat organiseert ons.” Een doel? “De Voorlopige Regering ten val brengen, zoals men het met de tsaar gedaan heeft, ofschoon ook toentertijd geen enkele partij daartoe opriep.” Zulke redevoeringen kwamen op dat moment het meest met de stemming onder de mitrailleurs en niet alleen onder deze overeen. Ook vele bolsjewieken lieten duidelijk hun instemming blijken, wanneer de massa’s hun officiële vermaningen in de wind sloegen. De meest geschoolde arbeiders herinnerden zich nog, dat in februari juist de leiders aan de vooravond van de overwinning op het punt gestaan hadden, om het sein tot de terugtocht te geven, dat in maart de achturendag op initiatief van onderop veroverd was; dat in april regimenten, die eigenmachtig uit de kazernes de straat op gegaan waren, Miljoekov ten val gebracht hadden. De herinnering aan deze feiten droeg er zeer toe bij, om de spanning en het ongeduld onder de massa’s te doen toenemen.
De Militaire Organisatie van de bolsjewieken, welke onverwijld ervan op de hoogte gesteld werd, dat er in de vergadering van de mitrailleurs een stemming heerste, welke het kookpunt naderde, zonden de ene propagandist na de andere er heen. Weldra verscheen ook Nevski zelf, de bij de soldaten zeer geziene leider van de Militaire Organisatie. Schijnbaar vond hij gehoor. De stemming van de eindeloos gerekte vergadering wisselde echter telkens, evenals haar publiek. “Het was voor ons de grootst mogelijke verrassing,” vertelt Podwojski, een andere leider van de Militaire Organisatie, “toen om 7 uur ’s avonds een cavalerist aangesneld kwam met de tijding, dat de mitrailleurs opnieuw besloten hadden, om tot een actie over te gaan.” In de plaats van het oude regimentscomité kozen zij een Voorlopig Revolutiecomité, bestaande uit twee man van elke compagnie, onder voorzitterschap van de vaandrig Semasjko. Speciaal daartoe aangewezen afgevaardigden bezochten reeds de regimenten en de bedrijven, om ondersteuning te verkrijgen. De mitrailleurs hadden natuurlijk niet vergeten hun mannen ook naar Kronstadt te zenden. Zo werden, als een onderafdeling van de officiële organisaties en gedeeltelijk onder dekmantel van deze, tijdelijk nieuwe banden tussen de meer in opwinding verkerende troepenafdelingen en de fabrieken aangeknoopt. De massa’s waren niet van plan, om met de Sovjet te breken, integendeel, zij wilden, dat deze de macht zou overnemen. Nog minder dachten zij erover, om met de bolsjewistische partij te breken. Doch het leek hun toe, dat deze te besluiteloos was. Zij wilden druk uitoefenen, het Uitvoerend Comité waarschuwen, de bolsjewieken voorwaarts drijven. Er ontstaan geïmproviseerde vertegenwoordigingen, nieuwe knooppunten en centra van actie, niet blijvend, maar slechts voor incidentele gevallen. De toestand en de stemming wisselen zo snel en zo ingrijpend, dat zelfs een soepele organisatie als die van de Sovjets onvermijdelijk achterblijft en de massa’s zich genoodzaakt zien, om telkens nieuwe organen in het leven te roepen, die aan de eisen van het ogenblik kunnen voldoen. Bij dergelijke improvisaties is het onvermijdelijk, dat meermalen willekeurige en niet altijd betrouwbare elementen binnensluipen. De anarchisten gieten olie op het vuur en eveneens doet dit menigeen van de nieuwbakken en ongeduldige bolsjewieken. Ook provocateurs weten ongetwijfeld binnen te dringen, wellicht ook Duitse agenten, nog eerder echter agenten van de echt-Russische contraspionage. Hoe kan men het zo ingewikkeld complex van massabewegingen ontwarren? Het algemeen karakter van de gebeurtenissen is niettemin volkomen duidelijk. Petrograd is zich van zijn kracht bewust, wil tot de aanval overgaan zonder op de provincie en het front te letten, en zelfs de bolsjewistische partij is reeds niet meer bij machte, om het te weerhouden. Hier kon slechts praktische ervaring baten.
De afgevaardigden van de mitrailleurs vergaten, terwijl zij de regimenten en bedrijven de straat opriepen, niet er bij te zeggen, dat het optreden een gewapende actie zou moeten zijn. Hoe zou het ook anders kunnen? Men kon zich toch niet ongewapend aan de slagen van de vijanden blootstellen? Bovendien, en dit was misschien wel het belangrijkste punt, men moest zijn macht tonen; een soldaat zonder wapens vormt echter geen macht. Op dit punt waren alle regimenten en alle fabrieken het eens: indien men zou optreden, dan kon dit niet anders dan met een voorraad munitie geschieden. De mitrailleurs lieten geen tijd verloren gaan: nu het grote spel begonnen werd, moest men het ook zo snel mogelijk ten einde brengen. In het materiaal van het gerechtelijk vooronderzoek werd later het optreden van vaandrig Semasjko, één van de voornaamste leiders van het regiment, als volgt geschetst: “eiste van de fabrieken automobielen op, rustte ze met machinegeweren uit, zond ze naar het Taurisch paleis en naar andere plaatsen, gaf de marsroutes aan, leidde persoonlijk het regiment uit de kazerne naar de stad, reed naar het reservebataljon van het Moskous regiment, om het tot optreden te bewegen, hetgeen hem ook gelukte, beloofde de soldaten van het regiment mitrailleurs ondersteuning van de kant van de regimenten van de Militaire Organisatie, onderhield geregelde verbinding zowel met deze organisatie, welke zich in het huis Ksjessinskaja bevond, alsook met de leider van de bolsjewieken, Lenin, en zond wachtposten ter bescherming van de Militaire Organisatie”. De vermelding van Lenin geschiedt hier volledigheidshalve: Lenin was noch die dag, noch de vorige dagen in Petrograd: sedert de 29ste juni hield hij zich met het oog op zijn ziekte in een buitenverblijf in Finland op. Maar overigens geeft het beknopte relaas van de ambtenaar van de krijgsraad heel goed de koortsachtige stemming weer, welke er bij de voorbereiding onder de mitrailleurs heerste. Op de binnenplaatsen van de kazernes werd niet minder koortsachtig gewerkt. Aan soldaten, die geen wapens hadden, werden geweren en dikwijls ook bommen verschaft en op iedere vrachtauto, die door de bedrijven geleverd werd, werden drie machinegeweren met bediening geplaatst. Het regiment moest in volle oorlogsuitrusting op straat verschijnen. In de bedrijven speelde zich overal ongeveer hetzelfde af: er kwamen afgevaardigden van de mitrailleurs of van de naburige bedrijven en deze riepen ertoe op, om de straat op te gaan. Een arbeider van de fabriek Reno vertelt: “Na het middageten kwamen enige mitrailleurs naar ons toe, met het verzoek, om hun vrachtauto’s te geven. Ondanks het protest van ons collectief (de bolsjewieken) moest men de wagens ter beschikking stellen Haastig laadden zij de “maxims” (machinegeweren) op de auto’s en suisden weg naar het Nevski. Toen waren onze arbeiders niet meer te houden... Zoals zij aan het werk waren, met hun voorschoot voor, direct van de werkbank, gingen zij naar buiten.” De protesten van de bolsjewieken in de bedrijven waren waarschijnlijk niet altijd even krachtig. De strijd duurde het langst in de Poelitovfabriek. Tegen 2 uur ’s middags verbreidde zich in de afdelingen de tijding, dat er een delegatie van de mitrailleurs was verschenen en dat deze tot een vergadering opriep. Ongeveer tienduizend arbeiders verzamelden zich voor het kantoor. Onder kreten van bijval berichtten de mitrailleurs, dat zij bevel hadden gekregen op de 4de juli naar het front te gaan, maar dat zij besloten hadden “niet naar het Duitse front te trekken tegen het Duitse proletariaat, maar tegen de eigen kapitalistische ministers.” Het enthousiasme nam toe. “Laten we gaan! laten we gaan!” riepen de arbeiders. De secretaris van het fabriekscomité, een bolsjewiek, maakte bezwaren en stelde voor, om eerst de partij om raad te vragen. Protesten van alle kanten: “Weg! Wilt gij alweer de zaak uitstellen? Zo kan het onmogelijk langer gaan.” Tegen 6 uur verschenen vertegenwoordigers van het Uitvoerend Comité, maar het gelukte aan deze nog minder, om invloed op de arbeiders uit te oefenen. De meeting duurde voort, de eindeloze, zenuwslopende, onophoudelijke meeting van een vele duizenden koppen tellende massa, die een uitweg zoekt en zich niet laat bijbrengen, dat die er niet is. Een voorstel, om een delegatie naar het Uitvoerend Comité te zenden: wederom een uitstel. De vergadering gaat nog altijd niet uiteen. Intussen brengt een groep arbeiders en soldaten de tijding, dat de Vyborgers reeds naar het Taurisch paleis opmarcheerden. Nu was het onmogelijk om hen nog langer te weerhouden. Men besloot te beginnen. De Poelitovarbeider Jefimov kwam naar het districtscomité van de partij gerend, om te vragen: “Wat zullen we doen?” Men antwoordde: “Wij zullen geen acties beginnen, maar wij kunnen de arbeiders niet aan hun lot overlaten en daarom gaan wij samen met hen.” Op dat moment verscheen het districtscomitélid Tsjoedin met het bericht, dat in alle wijken de arbeiders de straat op gingen en dat de partijleden gedwongen waren “de orde te handhaven”. Zo werden de bolsjewieken door de beweging meegesleurd en er in betrokken, terwijl zij poogden voor hun optreden, dat in strijd was met het officiële partijbesluit, een excuus te vinden. Het industriële leven van de hoofdstad stond tegen 7 uur ’s avonds geheel stil. De ene fabriek na de andere kwam in actie, maakte zich gereed tot de opmars, afdelingen van de Rode Garde werden uitgerust. “Bedrijvig liepen,” zo vertelt de Vyborger Metelev, “in de massa van duizenden arbeiders honderden jonggardisten heen en weer, lawaai makend met de grendels van hun geweren. Sommigen vulden de tassen met pakjes patronen, anderen trokken de riemen aan, weer anderen deden de patroontassen om, nog weer anderen staken de bajonetten op en die arbeiders, die zelf geen enkel wapen hadden, hielpen de gardisten met hun uitrusting...” Het Samsonjevski-Prospect, de voornaamste verkeersader van Vyborg, is vol volk. Links en rechts dichte stoeten arbeiders. In het midden van het Prospect het regiment mitrailleurs, de ruggengraat van de stoet. Aan de kop van elke compagnie – vrachtauto’s met “maxims”. Achter het regiment mitrailleurs-arbeiders; als achterhoede, tot dekking van de demonstratie, afdelingen van het Moskouse regiment. Boven iedere afdeling een vlag: “Alle macht aan de Sovjets”. De rouwstoet in maart of de Meidemonstratie waren waarschijnlijk talrijker. Maar de Julistoet is sterker, dreigender en – homogener van samenstelling. “Onder rode vlaggen marcheren slechts arbeiders en soldaten,” schrijft een van de deelnemers. “De kokardes van de beambten, de glanzende knopen van de studenten, de hoeden van de “sympathiserende dames”, die waren er vier maanden geleden in februari, maar in de stoet van vandaag is niets daarvan te bespeuren, vandaag trekken slechts de zwarte slaven van het kapitaal op.” Door de straten jagen, evenals indertijd, automobielen met gewapende arbeiders en soldaten in verschillende richtingen: afgevaardigden, propagandisten, boodschappers, verbindingsmannen, afdelingen, om de arbeiders en regimenten de straat op te brengen. De geweren zijn bij allen vooruit gericht. De dreigende vrachtauto’s riepen het beeld van de Februaridagen in herinnering, elektriseerden de één, terroriseerden de ander. De kadet Nabokov schrijft: “Dezelfde dolle, afgestompte, verdierlijkte gezichten, die wij ons nog uit de Februaridagen herinneren”, d.w.z. uit de dagen van die revolutie, welke de liberalen officieel roemrijk en onbloedig genoemd hadden. Tegen 9 uur trokken reeds zeven regimenten naar het Taurisch paleis. Onderweg sloten zich optochten uit de fabrieken en nieuwe troepenafdelingen aan. De beweging van het regiment mitrailleurs bleek een geweldige stimulerende kracht te hebben. De “Julidagen” waren ingeleid.
Spontane meetings werden gehouden. Hier en daar vielen er schoten. Volgens de beschrijving van de arbeider Korotkow haalde men op het Litejny-Prospect uit een kelder een machinegeweer met een officier te voorschijn, die op staande voet afgemaakt werd. De meest verschillende geruchten ijlen de demonstratie vooruit en deze brengt naar alle kanten angst teweeg. Wat melden de telefoons van de opgeschrikte kwartieren in het centrum van de stad al niet! Men vertelt, dat er tegen 8 uur razend snel een gewapende automobiel bij het Warschau station aangereden kwam, op zoek naar Kerenski, die juist die dag naar het front afgereisd was, met de bedoeling om deze te arresteren, maar dat de auto te laat gekomen was voor de trein en de arrestatie daardoor mislukt was. Dit voorval werd later meer dan eens als een bewijs voor de samenzwering aangevoerd. Wie eigenlijk in de automobiel gezeten was en wie deze geheimzinnige plannen onthuld heeft, is echter nooit bekend geworden. Die avond reden er auto’s met gewapende lieden rond in alle wijken en waarschijnlijk ook wel in de omgeving van het Warschau station. Krachttermen aan het adres van Kerenski kon men overal te horen krijgen. Dit was stellig de oorsprong van de legende, of men moet aannemen, dat zij van het begin tot het einde verzonnen was.
De “Izvestia” bevatte het volgend overzicht van de gebeurtenissen op de 3de juli: Om 5 uur namiddags verschenen gewapend en wel: het 1ste regiment mitrailleurs, gedeelten van het Moskous regiment, van het regiment grenadiers en van het Pawlovski regiment. Troepen arbeiders sloten zich bij hen aan. Tegen acht uur ’s avonds begonnen enkele troepenafdelingen in volle oorlogsuitrusting bij het Ksjessinskaja-paleis samen te stromen, met rode vlaggen en doeken, waarop geëist werd, dat de macht op de sovjets zou overgaan. Redevoeringen werden vanaf het balkon gehouden om 10.30 uur wordt op het plein voor het gebouw van het Taurisch paleis een meeting gehouden De troepen kozen een deputatie, welke in hun naam de volgende eisen aan het Al-Russisch Centraal Uitvoerend Comité overbracht: Weg met de tien burgerlijke ministers, alle macht aan de Sovjet, stopzetting van het offensief, in beslagneming van de drukkerijen van de burgerlijke couranten, socialisatie van grond en bodem, controle over de productie.” Afgezien van enkele bijkomstige verzachtingen als “gedeelten van regimenten” in plaats van regimenten, “troepen arbeiders” in plaats van gehele bedrijven, kan men zeggen, dat het blad van Tsereteli, Dan c.s. de gebeurtenissen in het algemeen juist weergeeft, in het bijzonder de twee brandpunten van de demonstratie goed aanduidt: de villa Ksjessinskaja en het Taurisch paleis. Geestelijk en fysiek draaide de beweging om deze twee antagonistische centra: naar het huis Ksjessinskaja gaat men, om instructies te krijgen, leiding te ontvangen en opwekkende redevoeringen aan te horen, naar het Taurisch paleis, om eisen te stellen en zelfs om te dreigen.
Om 3 uur ’s namiddags verschenen in de stedelijke conferentie van de bolsjewieken, welke die dag in de villa Ksjessinskaja plaats had, twee gedelegeerden van de mitrailleurs met de mededeling, dat hun regiment besloten had op te treden. Niemand had dit verwacht en niemand wenste het. Tomski verklaarde: “De regimenten, die de straat opgegaan zijn, handelden onkameraadschappelijk, door het Comité en onze partij niet uit te nodigen tot een voorafgaande bespreking over de vraag, of er gedemonstreerd zou worden. Het Centraal Comité stelt aan de conferentie voor: ten eerste een oproep te doen, om de massa’s te weerhouden, en ten tweede in een oproep van het Uitvoerend Comité te eisen, dat dit de macht overneemt. Het is verkeerd om thans over een gewapende demonstratie te spreken, zonder een nieuwe revolutie te willen.” Tomski, een oude bolsjewistische arbeider, die zijn trouw aan de partij met jaren dwangarbeid bezegeld had en die later bekend werd als vakbondsleider, was van nature veeleer ertoe geneigd van een demonstratie te weerhouden dan daartoe op te roepen. Ditmaal verkondigde hij echter slechts de opvattingen van Lenin: “Het is verkeerd, om thans van een gewapende demonstratie te spreken, zonder een nieuwe revolutie te willen”. Zelfs de poging tot de vreedzame demonstratie van de 10de juni was immers door de verzoeningsgezinden voor een samenzwering uitgemaakt! De overgrote meerderheid van de conferentie was het met Tomski eens. Tot elke prijs moet de beslissing uitgesteld worden. Het offensief aan het front houdt het gehele land in spanning. Dat het tot een mislukking zal leiden is zeker, alsook dat de regering de verantwoordelijkheid voor de nederlagen op de bolsjewieken wil schuiven. Men moet de verzoeningsgezinden tijd laten, om zich volkomen te compromitteren. Volodarski antwoordde namens de conferentie aan de mitrailleurs in deze zin, dat het regiment zich had te schikken naar het partijbesluit. De mitrailleurs verwijderen zich onder protest. Om 4 uur sanctioneerde het Centraal Comité het besluit van de conferentie. De deelnemers gaan uiteen, naar hun wijken en bedrijven, om de massa’s van een demonstratie te weerhouden. Een oproep in die zin wordt naar de “Pravda” gezonden om deze de volgende morgen op de voorpagina te publiceren. Stalin krijgt de opdracht, om de verenigde vergadering van het Uitvoerend Comité van het partijbesluit op de hoogte te brengen. Er valt derhalve aan de bedoelingen van de bolsjewieken niet te twijfelen. Het Uitvoerend Comité wendde zich tot de arbeiders en soldaten met de waarschuwing: “Onbekende lieden roepen u met uw wapens de straat op,” en gaf daarmee te kennen, dat de oproep niet van enige Sovjetpartij afkomstig was. Maar de centrale comités, en de partijen, en de Sovjets, wikken, en de massa’s beschikken.
Tegen 8 uur ’s avonds kwamen het regiment mitrailleurs en later ook het Moskous regiment naar het paleis Ksjessinskaja. Populaire bolsjewieken als Nevski, Lasjevitsj, Podvojski trachtten vanaf het balkon de regimenten ertoe over te halen rechtsomkeer te maken. Men antwoordde hen van beneden af: Zwijgt! Zulke kreten had het bolsjewistisch balkon nog niet van de soldaten gehoord en dit was een dreigend voorteken. Achter de regimenten doken de bedrijven op: “Alle macht aan de Sovjets! Weg met de tien kapitalistische ministers!” Dat waren de banieren van de 18de juni. Maar nu waren zij omgeven door bajonetten. De demonstratie was een sprekend feit. Wat nu te doen? Kunnen de bolsjewieken zich afzijdig houden? De leden van het Petrograds Comité besluiten samen met de afgevaardigden van de conferentie en de vertegenwoordigers van de regimenten en de bedrijven, om het besluit te herzien, de nutteloze vermaningen te staken, de reeds aangevangen beweging zo te leiden, dat de regeringscrisis in het belang van het volk opgelost werd; met dit doel de soldaten en arbeiders op te roepen, op vreedzame wijze naar het Taurisch paleis te marcheren, gedelegeerden te kiezen en door deze hun eisen aan het Uitvoerend Comité te laten overbrengen. De aanwezige leden van het Centraal Comité keuren deze verandering van tactiek goed. Het nieuwe besluit wordt vanaf het balkon bekend gemaakt en met bijvalskreten en de Marseillaise begroet. De beweging is nu officieel door de partij goedgekeurd: de mitrailleurs slaken een zucht van verlichting. Een deel van het regiment gaat terstond de Peters en Paulsvesting binnen, om pressie op het garnizoen daarvan uit te oefenen, en zo nodig de villa Ksjessinskaja, welke door de smalle zeestraat van Kronwerkski van de vesting gescheiden is, tegen een aanslag te beschermen.
De voorste afdelingen van de demonstratie betreden het Nevski, de slagader van de bourgeoisie, de bureaucratie en het officierenkorps, als een vreemd land. Nijdig loeren duizenden ogen van af de trottoirs, uit de vensters en van de balkons. Regiment na regiment en bedrijf na bedrijf rukt aan. Er komen steeds weer nieuwe massa’s. Op alle banieren, gouden zowel als rode, staat één en de zelfde leus: Alle macht aan de Sovjets! De stoet beheerst het Nevski en beweegt zich in een onweerstaanbare golfstroom naar het Taurisch paleis. De doeken “Weg met de oorlog” wekken het meest de woede van de officieren, onder wie talrijke invaliden zijn, op. Met hun armen zwaaiend en met een van opwinding hese stem doen studenten, meisjesstudenten en ambtenaren hun best, om de soldaten duidelijk te maken, dat achter hun rug Duitse agenten van Keizer Wilhelm troepen naar Petrograd willen laten oprukken, om de vrijheid te smoren. De sprekers zelf zijn volkomen van de juistheid van hun eigen argumenten overtuigd. “Door spionnen misleid!” zeggen de beambten van de arbeiders, die hen vijandig afweren. “Door fanatici opgehitst!” antwoorden de minder fellen. “Domoors!” is de gemeenschappelijke opinie van beiden. De arbeiders hebben echter hun eigen opvattingen. Niet bij Duitse spionnen hebben zij zich de gedachte eigen gemaakt, welke hen vandaag de straat op doet gaan.
De demonstranten dringen zonder beleefdheid in acht te nemen de lastige personen, die hen de les willen lezen, uit de stoet weg en gaan verder. Dit brengt de patriotten van het Nevski tot razernij. Stormtroepen, die meestal door invaliden en ridders van het St. Georgekruis aangevoerd worden, overvallen afzonderlijke rijen demonstranten, om hun een vaandel te ontrukken. Hier en daar komt het tot botsingen. De atmosfeer wordt geladen. Schoten weerklinken, eerst één, dan nog één. Uit een raam? Uit het Anitsjkin paleis? Van de straat antwoordt men met een salvo naar boven – in het wilde weg. Van tijd tot tijd raakt de straat in verwarring “Tegen middernacht,” zo vertelt een arbeider van de firma Vulkaan, “terwijl het regiment grenadiers het Nevski passeerde, begon er naast de openbare leeszaal een schietpartij, die ettelijke minuten duurde.” Er ontstond een paniek. De arbeiders verspreidden zich in de zijstraten. De soldaten wierpen zich onder het geweervuur op de grond: niet tevergeefs hebben velen van hen de leerschool van de oorlog doorlopen. Het Nevski-Prospect in het middernachtelijk uur met de onder het geweervuur op straat liggende grenadiers van de garde levert een fantastisch beeld op. Noch Poesjkin, noch Gogol, die het Nevski bezongen, hebben het zich zo voorgesteld! Deze fantasie was niettemin werkelijkheid: doden en gewonden bleven op het plaveisel achter.
Het Taurisch paleis leefde die dag zijn eigen leven. Naar aanleiding van het uittreden van de kadetten uit de regering beraadslaagden de beide Uitvoerende Comités, dat van de arbeiders en soldaten en dat van de boeren, gemeenschappelijk over een referaat van Tsereteli, dat ging over de vraag, hoe men de coalitie zonder kleerscheuren kon opknappen? Het geheim van een dergelijke operatie zou men tenslotte ook wel ontdekt hebben, indien de onrustige voorsteden dat niet verhinderd hadden. Telefonische berichten over het aanstaand optreden van het regiment mitrailleurs brengen op de gezichten der leiders een uitdrukking van woede en ergernis te weeg. Kunnen de soldaten en arbeiders dan niet wachten, totdat de couranten hun heilbrengende besluiten meedelen? Zijdelingse blikken van de meerderheid in de richting van de bolsjewieken. De demonstratie kwam ditmaal echter ook voor deze onverwacht. Kamenev en andere aanwezige vertegenwoordigers van de partij verklaren zich zelfs ertoe bereid, om na de zitting naar de bedrijven en kazernes te gaan, om de massa’s te weerhouden van een demonstratie. Later verklaarden de verzoeningsgezinden dit gebaar als een krijgslist. De Uitvoerende Comités haasten zich een oproep aan te nemen, die, zoals gebruikelijk, elke demonstratie als verraad aan de revolutie stempelt. Doch hoe moet het nu met de regeringscrisis? De uitweg is gevonden: het gehavende kabinet blijft, zoals het is, en de kwestie wordt tot de bijeenkomst van de leden van het Uitvoerend Comité uit de provincie verdaagd. Uitstellen, tijd winnen voor de eigen zwenkingen – is dat niet de meest verstandige politiek?
Alleen in de strijd tegen de massa’s was naar de mening van de verzoeningsgezinden tijdverlies uit den boze. Het officiële apparaat werd onverwijld in beweging gezet, om tegen de opstand – zo werd de demonstratie van meet af aan genoemd – op te treden. De leiders zochten overal gewapende krachten ter bescherming van de regering en van het Uitvoerend Comité. Ondertekend door Tsjcheïdse en andere leden van het presidium werden aan de meest verschillende militaire autoriteiten stukken gestuurd met de eis, om pantserauto’s, kanonnen en munitie aan het Taurisch paleis te leveren. Tegelijkertijd kregen bijna alle regimenten bevel om gewapende afdelingen ter verdediging van het paleis te sturen. Daarbij liet men het echter niet. Het bureau haastte zich nog op diezelfde dag telegrafisch order aan het front en wel aan het dichtst bij de hoofdstad gelegerde 5de leger te geven, om “een cavaleriedivisie, een infanteriebrigade en pantserauto’s naar Petrograd te zenden.” De mensjewiek Vojtinski, die met de bewaking van het Uitvoerend Comité belast was, bekende later in zijn overzicht van de plaats gehad hebbende gebeurtenissen: “De dag van de 3de juli was geheel gewijd aan het samentrekken van troepen en aan het versterken van het Taurische paleis... Wij hadden tot taak minstens enige compagnieën bijeen te brengen, een tijdlang hadden wij in het geheel geen militaire krachten tot onze beschikking. Aan de poort van het Taurisch paleis stonden zes man op post, die niet in staat waren de menigte tegen te houden...” Vervolgens: “De eerste dag van de demonstratie hadden wij slechts de beschikking over honderd man – meer krachten hadden wij niet. Wij zonden commissarissen naar alle regimenten met het verzoek, ons soldaten te zenden, om de wacht te houden... Maar het ene regiment keek naar het andere – wat dit zou doen. Men moest tot elke prijs een einde maken aan deze onhoudbare toestand en wij eisten troepen van het front.” Een bitterder satire op de verzoeningsgezinden is moeilijk denkbaar. Honderdduizenden demonstranten eisen de overgave van de macht aan de Sovjets. Tsjcheïdse, die het Sovjetstelsel vertegenwoordigt en daardoor alleen reeds voor de post van eerste minister in aanmerking komt, zoekt militaire krachten tegen de demonstranten. De grootse beweging voor de macht van de democratie wordt door haar leiders als een overval van gewapende bendes op de democratie gestempeld.
In datzelfde Taurisch paleis kwam na een lange tussenpoos de arbeiderssectie van de Sovjet bijeen, die gedurende de laatste twee maanden door tussentijdse verkiezingen in de bedrijven zodanig van samenstelling veranderd was, dat het Uitvoerend Comité daar niet ten onrechte een overwicht van de bolsjewieken duchtte. De opzettelijk telkens weer uitgestelde zitting van de sectie, welke tenslotte enige dagen te voren door de verzoeningsgezinden zelf belegd was, viel toevalligerwijs samen met de gewapende demonstratie: de courant en meenden ook hier in de hand van de bolsjewieken te zien. Zinovjev verdedigde in zijn referaat voor de sectie krachtig de opvatting dat de verzoeningsgezinden, als bondgenoten van de bourgeoisie, noch tegen de contrarevolutie wilden, noch tegen deze konden strijden, want daaronder verstonden zij slechts op zichzelf staande uitingen van de Zwarte Honderd benden, doch niet de politieke aaneensluiting van de bezittende klasse met het doel de Sovjets, als centra van verzet van de arbeiders, te verpletteren. Het referaat raakte het wezen van de zaak. De mensjewieken, die zich voor het eerst op het terrein van de Sovjets in de minderheid voelden, stellen voor generlei besluit te nemen, maar uiteen te gaan naar de verschillende wijken, om de orde te handhaven. Maar reeds is het te laat! De tijding van het feit, dat er voor het Taurisch paleis arbeiders en mitrailleurs waren komen opmarcheren, brengt een ontzaglijke opwinding in de zaal te weeg. Kamenev bestijgt het spreekgestoelte. “Wij hebben niet tot de demonstratie opgeroepen,” zegt hij, “maar de volksmassa’s zijn uit zichzelf de straat opgegaan... Nu de massa’s echter de straat opgegaan zijn, is onze plaats bij hen... het is thans onze taak, om de beweging een georganiseerd karakter te geven.” Kamenev besluit met het voorstel, een commissie van vijfentwintig personen te kiezen, om de beweging te leiden. Trotski ondersteunt dit voorstel. Tsjcheïdse is beducht voor de bolsjewistische commissie en dringt te vergeefs erop aan, om de kwestie naar het Uitvoerend Comité te verwijzen. De debatten krijgen een stormachtig verloop. De mensjewieken en sociaal-revolutionairen verlaten, zodra zij er zich definitief van overtuigd hebben, dat zij tezamen niet meer dan een derde van de vergadering uitmaken, de zaal. Dit zal nu in het algemeen de geliefde tactiek van de democraten worden: zij beginnen de Sovjets te boycotten vanaf het ogenblik waarop zij de meerderheid daarin verliezen. Een resolutie, waarin van het Centraal Uitvoerend Comité geëist wordt de macht in handen te nemen, wordt met tweehonderdzesenzeventig stemmen, bij afwezigheid van de oppositie, aangenomen. Terstond worden vijftien man in de commissie gekozen; tien plaatsen houdt men voor de minderheid open; zij zullen onbezet blijven. Het feit van de verkiezing van een bolsjewistische commissie betekent voor vriend en vijand, dat de arbeiderssectie van de Sovjet van Petrograd van nu af aan de basis van het bolsjewisme geworden was. Een grote stap vooruit! In april strekte de invloed van de bolsjewieken zich uit over ongeveer een derde van de Petrogradse arbeiders; in de Sovjet vormden zij in die dagen een onbetekenende fractie. Thans, begin juli, maken de bolsjewieken van de arbeiderssectie ongeveer twee derden van de afgevaardigden uit: dit betekent, dat hun invloed onder de massa’s beslissend geworden is.
Door de straten, die naar het Taurisch paleis leiden, stromen stoeten arbeiders, arbeidersvrouwen en soldaten met vlaggen, gezang en muziek. Lichte artillerie rukt op en de commandant van deze wekt geestdrift met zijn mededeling, dat alle batterijen van de divisie aan de kant van de arbeiders staan. De toegangsweg naar en de tuin bij het Taurisch paleis zijn vol mensen. Allen dringen samen voor het spreekgestoelte bij de hoofdingang van het paleis. Tsjcheïdse treedt naar buiten tot de betogers, met het verdrietig gezicht van iemand, die onnodig bij zijn werk gestoord is. De populaire voorzitter van de Sovjet wordt met een vijandig stilzwijgen ontvangen. Met een moede en hese stem herhaalt Tsjcheïdse de algemene frase, waarvan allen reeds lang genoeg hebben. Ook Woitinski, die hem te hulp komt, wordt niet beter ontvangen. “Daarentegen werd Trotski, die” – volgens Miljoekov – “verkondigde, dat nu het ogenblik gekomen was, waarop de macht moest overgaan op de Sovjets, met stormachtige bijval begroet...” Deze passage is opzettelijk dubbelzinnig. Geen enkele van de bolsjewieken zei, dat “het ogenblik gekomen was.” Een bankwerker uit de kleine fabriek Duflon in het stadsdeel Petersburg vertelde later over de meeting voor de muren van het Taurisch paleis: “Ik herinner mij nog de rede van Trotski, die zei, dat de tijd nog niet gekomen was, om de macht over te nemen.” De bankwerker geeft de strekking van de rede juister weer dan de professor in de geschiedenis. De betogers vernamen uit de mond van de bolsjewistische sprekers de zo juist behaalde overwinning in de arbeiderssectie, en dit feit deed hen klaarblijkelijk goed – als begin van het tijdperk van de Sovjetmacht.
De verenigde zitting van het Uitvoerend Comité werd kort voor middernacht heropend: op hetzelfde uur, waarop de grenadiers zich op het Nevski op de grond wierpen. Op voorstel van Dan werd besloten, dat slechts diegenen in de vergadering mochten blijven, die zich bij voorbaat er toe verplichtten, om de besluiten, die aangenomen werden, te verdedigen en door te voeren. Dat is wat nieuws! Zo proberen de mensjewieken nu het arbeiders- en soldatenparlement, waartoe zij de Sovjet uitgeroepen hadden, tot een administratief orgaan van de verzoeningsgezinde meerderheid te maken. Wanneer zij later in de minderheid zullen blijven – over twee maanden – zullen de verzoeningsgezinden hartstochtelijk de Sovjetdemocratie verdedigen. Thans echter wordt, zoals altijd op beslissende moment en in de politiek, de democratie prijsgegeven. Enige interrayonisten verlieten onder protest de zitting; bolsjewieken waren er in het geheel niet aanwezig; die beraadslaagden in de villa Ksjessinskaja over wat er morgen gedaan moest worden. Gedurende het verdere verloop van de zitting verschijnen de interrayonisten en bolsjewieken in de zaal met de verklaring, dat niemand hun het mandaat kon ontnemen, dat de kiezers hun gegeven hadden. De meerderheid blijft zwijgen en Dan’s resolutie raakt van de baan. De zitting wordt gerekt als een doodstrijd. Met matte stem overtuigen de verzoeningsgezinden elkaar van hun goed recht. Tsereteli beklaagt zich als minister van post en telegrafie over de lagere beambten: “Zo-even hoorde ik van de post- en telegrafiestaking wat de politieke eisen betreft, hun leus is eveneens: Alle macht aan de Sovjets!” Afgevaardigden van de betogers, die aan alle kanten het paleis omringen, eisen toegelaten te worden tot de zitting. Vol bezorgdheid en vijandigheid laat men hen binnen. Intussen geloofden de afgevaardigden in alle oprechtheid, dat de verzoeningsgezinden ditmaal niet anders zouden kunnen doen, dan hun verzoeken inwilligen. De couranten van de mensjewieken en sociaal-revolutionairen, die verontwaardigd waren over het uittreden van de kadetten, onthulden vandaag immers zelf de intriges en de sabotage van hun burgerlijke bondgenoten. Bovendien heeft de arbeiderssectie zich voor de regeermacht van de sovjets uitgesproken. Waarop zou men nu nog behoeven te wachten? De hartstochtelijke oproepen, die bij alle verontwaardiging ook nog hoop ademen, hebben echter niet het minste effect of succes in de doodse atmosfeer van het verzoeningsgezinde parlement. Een ding slechts houdt de leiders bezig: hoe zal men de ongenode gasten zo spoedig mogelijk weer kwijt raken? Men verzoekt hen zich te verwijderen naar de galerij: hen de straat op te jagen, naar de betogers, zou te onvoorzichtig zijn. De mitrailleurs horen verbaasd vanaf de galerij de debatten, die alleen maar ten doel hadden, om tijd te winnen, aan: de verzoeningsgezinden wachtten op betrouwbare regimenten. “In de straten bevindt zich het revolutionaire volk,” sprak Dan, “maar dit volk handelt contrarevolutionair...” Dan wordt ondersteund door Abramovitsj, één van de leiders van de Joodse Bond, een eigenwijze conservatief, die door de revolutie helemaal van de kook gebracht is. “Wij zijn getuige van een samenzwering,” beweert hij tegen alle waarschijnlijkheid in en eist van de bolsjewieken, openlijk toe te geven, dat “het hun werk was.” Tsereteli gaat dieper op de zaak in: “De straat op gaan met de eis: Alle macht aan de Sovjets, – is dat niet een ondersteuning van de Sovjets? De Sovjets zouden, indien zij dat wilden, de macht kunnen hebben. Geen enkele hinderpaal staat de Sovjets daartoe in de weg. Zulke acties bevorderen echter niet de revolutie, maar werken de contrarevolutie in de hand.” Dergelijke redeneringen konden de arbeidersafgevaardigden onmogelijk vatten. De hoge leiders leken hun volkomen zot toe. De vergadering stelt tenslotte nog eenmaal met alle stemmen tegen elf vast, dat het gewapend optreden een dolkstoot in de rug van het revolutionaire leger was, enzovoorts. De zitting wordt om 5 uur ’s morgens gesloten.
De massa’s zakten geleidelijk af naar hun wijken. Gewapende auto’s reden de gehele nacht rond, regimenten, fabrieken- en wijkcentra met elkaar verbindend. Evenals einde februari maakten ook nu de massa’s ’s nachts de balans van de afgelopen dag van strijd op. Nu deden zij het echter met behulp van een gecompliceerd apparaat van organisaties: van de bedrijven, de partij, de troepen, die voortdurend met elkaar beraadslaagden. In de bedrijven beschouwde men het als vanzelfsprekend, dat de beweging niet halverwege zou mogen blijven staan. Het Uitvoerend Comité had het besluit aangaande de machtskwestie verdaagd. De massa’s zagen hier een blijk van aarzeling in. De conclusie was derhalve: men moet voortgaan met pressie uit te oefenen. De nachtelijke vergadering van de bolsjewieken en interrayonisten, die in het Taurisch paleis plaats had tegelijk met de zitting van het Uitvoerend Comité, maakte eveneens de balans op van de afgelopen dag en trachtte vast te stellen, wat de dag van morgen zou brengen. De berichten uit de wijken deden zien, dat de demonstratie van vandaag de massa’s pas in beweging gebracht en voor het eerst de machtskwestie in haar volle betekenis voor hen gesteld had. Morgen zullen de fabrieken en regimenten op antwoord aandringen, en niets zal hen in de buitenwijken kunnen houden. De discussies gingen niet over de vraag, of men al of niet zou oproepen tot een grijpen van de macht, zoals de tegenstanders later beweerden, maar daarover, of men moest trachten de demonstratie te liquideren, of wel zich de volgende morgen aan het hoofd ervan moest stellen.
Laat in de nacht, kort voor drieën, kwamen de Poetilov-arbeiders, een menigte van dertigduizend man, velen met vrouw en kinderen, bij het Taurisch paleis aangemarcheerd. De stoet had zich om elf uur in beweging gezet en onderweg hadden andere bedrijven, die eerst langzamer in beweging kwamen, zich bij haar aangesloten. Bij de Narvasepoort was ondanks het nachtelijk uur de volksmenigte zo groot, dat het leek alsof niemand in de wijk was achter gebleven. De vrouwen hadden geroepen: “Iedereen moet meegaan wij zullen de huizen wel bewaken.” Na het gelui van de klokken in de toren van de Verlosserskerk vielen er schoten als uit een machinegeweer. Van de straat af loste men een salvo tegen de klokkentoren. “Bij Gostinyj Dwor” (“Winkelgalerij”) overviel een troep “jonkers” en studenten de betogers en trachtte hun een doek te ontrukken. De arbeiders boden tegenstand, het kwam tot een handgemeen, er viel een schot, de schrijver van deze regels kreeg een hoofdwond en hij raakte onder de voet.” Dit vertelt de ons reeds bekende arbeider Jefimov. Nadat zij de gehele stad, die reeds uitgestorven was, doorkruist hadden, bereikten de Poetilov-arbeiders tenslotte het Taurisch paleis. Dankzij de krachtige bemiddeling van Rjasanov, die toentertijd nauw met de vakverenigingen verbonden was, werd een delegatie uit de bedrijven tot het Uitvoerend Comité toegelaten. De arbeidersmassa, hongerig en doodmoe, legerde zich op de straat en in de tuin, de meesten vleiden zich neer in de verwachting, een antwoord te zullen krijgen. De Poetilov-arbeiders, om 3 uur ’s nachts op de grond liggend, rondom het Taurisch paleis, waar de democratische leiders de aankomst van de troepen van het front afwachten – dat is een van de meest schokkende tonelen uit de revolutie bij de krasse overgang van Februari- naar Oktoberrevolutie. Twaalf jaar geleden hebben velen van deze arbeiders deel genomen aan de Januariprocessie naar het Winterpaleis, met heiligenbeelden en kerkvaandels; eeuwen zijn er verstreken sedert die zondag. De volgende vier maanden zullen weer nieuwe eeuwen zijn.
Als een zwarte schaduw legt zich de Poetilovfabriek, die buiten in de tuin legert, op de bijeenkomst van de bolsjewistische leiders en organisatoren, die over de dag van morgen debatteren. De Poetilov-arbeiders zullen morgen niet aan het werk gaan: van wat voor werk zou er ook sprake kunnen zijn na het nachtelijk waken? Zinovjev wordt intussen aan de telefoon geroepen; uit Kronstadt telefoneert Raskolnikov, om te melden dat het garnizoen van de vesting in de vroege morgen naar Petrograd zal oprukken en dat zij door niemand of niets hiervan af te brengen zijn. De jonge onderofficier ter zee blijft aan de andere kant aan de telefoon hangen: zou het mogelijk zijn, dat het Centraal Comité hem zal bevelen, zich van de matrozen te scheiden zich in hun ogen te blameren? Bij het beeld van de buiten legerende Poetilov-arbeiders voegt zich nu nog het andere, niet minder indrukwekkend beeld van het matrozeneiland, dat zich in deze slapeloze nachtelijke uren opmaakt, om het arbeiders- en soldaten-Petrograd te hulp te snellen. Neen, de toestand is maar al te duidelijk. Er is nu geen plaats meer voor aarzelen. Trotski vraagt voor de laatste maal: moet men misschien toch nog trachten, om aan de demonstratie een ongewapend karakter te geven? Neen, ook daarvan kan geen sprake zijn. Een enkele troep “jonkers” zou tienduizenden ongewapende mensen als een kudde voor zich uitdrijven. De soldaten en ook de arbeiders zouden een dergelijk voorstel verontwaardigd als zijnde een valstrik van de hand wijzen. Het antwoord is positief en duidelijk.
Unaniem besluit men, om de massa’s morgen in naam van de partij tot een voortzetting van de demonstratie op te roepen. Zinovjev stelt Raskolnikov, die door onzekerheid gekweld aan de telefoon wacht, gerust. Onmiddellijk wordt een oproep aan de arbeiders en soldaten opgesteld: De straat op! De overdag opgestelde oproep van het Centraal Comité, om de demonstratie af te breken, wordt uit de matrijs genomen; maar het is al te laat, om hem door een nieuwe tekst te vervangen. Het open stuk in de “Pravda” zal morgen een gevaarlijk overtuigingsstuk tegen de bolsjewieken worden: klaarblijkelijk zijn zij op het laatste moment benauwd geworden en hebben toen de oproep tot de opstand weer ingetrokken; of hebben zij misschien omgekeerd van de oorspronkelijke oproep tot een vreedzame demonstratie afgezien, om het tot een opstand te laten komen? Het werkelijk besluit van de bolsjewieken verscheen intussen als manifest. De arbeiders en soldaten werden daarin opgeroepen hun wil door een vreedzame en georganiseerde demonstratie aan het op dat ogenblik vergaderend Uitvoerend Comité te kennen te geven.” Neen dit is geen oproep tot een opstand!