Leon Trotski

Revolutionaire kunst en socialistische kunst


Geschreven: 1924
Bron: Overgenomen uit: Trotski, De permanente of de verraden revolutie, een keuze uit het werk van Trotski samengesteld door E. Mandel
Deze versie: Deze tekst is een uittreksel van het gelijknamige hoofdstuk uit Trotski’s boek Literatuur en revolutie, dat voorlopig nog niet online beschikbaar is in het Nederlands.
Transcriptie: Marxisme.net, juli 2004
HTML: Maarten Vanheuverswyn, voor het Marxists Internet Archive, januari 2005


(...) Maar kan er grote kunst geboren worden uit onze ongelovige tijd, vragen bepaalde mystici, die bereid zijn de revolutie te aanvaarden als deze hen de onsterfelijkheid kan waarborgen. De tragedie is een grote en monumentale vorm van literatuur. De tragedie van de klassieke oudheid vond haar oorsprong in de mythologie. Alle tragedies van de oudheid zijn doordrongen van een diep geloof in het fatum, dat leven zijn zin en betekenis gaf. De christelijke mythe verenigde de monumentale kunst van de middeleeuwen en gaf niet alleen de kerken en de misteries hun betekenis, maar ook alle menselijke betrekkingen. De verbintenis van de religieuze levensvisie met een actieve deelname aan het leven maakte in die tijd een grote kunst mogelijk. Als men het religieuze geloof, niet het vage, mystieke gezoem dat zich in de ziel van onze moderne intelligentsia laat horen, maar de echte religie, met een god en een hemelse wet en de hiërarchie van de kerk, zou verwijderen, dan blijft het leven naakt achter en is er geen enkele plaats voor verheven botsingen tussen de held en het lot, tussen zonde en boete. De bekende mysticus Stepun benadert in zijn artikel over ‘De tragedie en het leven van deze tijd’ de kunst vanuit dit standpunt. Hij gaat uit van de behoeften van de kunst zelf, spiegelt ons een nieuwe en monumentale kunst voor, wijst ons op een herleving van de tragedie in de verre toekomst en vraagt tot besluit, in naam van de kunst, dat wij ons moeten onderwerpen en gehoorzamen aan de hemelse machten. Er is een indringende logica in Stepuns schema. In feite geeft de schrijver niets om de tragedie, omdat de wetten van de tragedie niets voor hem betekenen in vergelijking tot de hemelse wetten. Hij wil alleen vat krijgen op onze tijd door middel van de kleine vinger van de tragische esthetiek, om daardoor de hele hand te nemen. Dit is een puur jezuïtische benadering. Vanuit dialectisch standpunt gezien is Stepuns argumentering formalistisch en oppervlakkig. Hij gaat voorbij aan de materialistische en historische fundering van waaruit het klassieke drama en de gotische kunst groeiden en van waaruit een nieuwe kunst moet groeien.

Het geloof in een onafwendbaar lot legde de enige grenzen bloot waarbinnen de mens van de oudheid, helder denkend maar technisch arm, bleef opgesloten. Hij kon de natuur nog niet op zo’n grote schaal gaan veroveren als wij dat nu doen, en de natuur hing als een noodlot over hem heen. Het noodlot is de begrenzing en de onbeweeglijkheid van technische middelen, de stem van bloed, van ziekte, van dood, van alles wat de mens begrenst en wat hem niet toestaan ‘arrogant’ te worden. De tragedie was inherent aan de tegenstelling tussen de ontwaakte wereld van de geest en de stagnerende begrenzing van de middelen. De mythe schiep de tragedie niet, maar drukte deze slechts uit in de taal van de kinderjaren van de mens.

De verleiding van de spirituele boetedoening van de middeleeuwen, en in het algemeen het hele systeem van de hemelse en aardse dubbele boekhouding, dat uit het dualisme van de godsdienst voortvloeide, en vooral uit het historische, dogmatische christendom, veroorzaakten de tegenstellingen van het leven niet, maar waren er slechts een afspiegeling van en losten deze in schijn op. De middeleeuwse maatschappij overwon de groeiende tegenstellingen door de wissel aan de Zoon van God over te dragen, de heersende klasse tekende deze wissel, de hiërarchie van de Kerk fungeerde als endossant en de onderdrukte massa’s bereidden zich voor om deze in de andere wereld te verdisconteren.

De burgerlijke maatschappij splitste de menselijke betrekkingen in atomen en gaf deze een ongekende flexibiliteit en mobiliteit. De primitieve eenheid van het bewustzijn, dat de grondslag vormde van de monumentale religieuze kunst, verdween en daarmee verdwenen ook de primitieve economische betrekkingen. Als gevolg van de reformatie werd de godsdienst individualistisch. De religieuze symbolen van de kunst, waarvan de strengen die hen met de hemel verbonden, doorgesneden waren, vielen naar omlaag en zochten steun bij het onzekere mysticisme van het individuele bewustzijn.

In de tragedies van Shakespeare, die volstrekt ondenkbaar zouden zijn zonder de Reformatie, wordt het noodlot van de klassieken en de passies van de middeleeuwse christenen verdrongen door individuele menselijke hartstochten, zoals liefde, jaloezie, wraakzuchtige gierigheid en geestelijke tweedracht. Maar in ieder drama van Shakespeare wordt de individuele hartstocht tot een zodanig hoge graad van spanning opgevoerd dat deze boven het individu uitstijgt, boven-persoonlijk wordt, en getransformeerd wordt in een soort noodlot. De jaloezie van Othello, de ambitie van Mac Beth, de gierigheid van Shylock, de liefde van Romeo en Julia, de arrogantie van Coriolanus, de geestelijke wankelmoedigheid van Hamlet, zijn alle van dit soort. De tragedie in Shakespeare is individualistisch, en heeft in die zin niet de algemene betekenis van Oedipus Rex, die het bewustzijn uitdrukt van een heel volk. Vergeleken met Aeschylos betekent Shakespeare een grote stap voorwaarts en niet een stap achteruit. Shakespeares kunst is menselijker. Hoe het ook zij, wij zullen niet langer meer een tragedie aanvaarden waarin God bevelen geeft en de mens zich onderwerpt. Bovendien zal er niemand zijn die een dergelijke tragedie nog kan schrijven.

De burgerlijke maatschappij, die de menselijke betrekkingen gesplitst had in atomen, had tijdens de periode van haar opkomst een groots doel voor ogen. Persoonlijke emancipatie was zijn naam. Daaruit groeiden de drama’s van Shakespeare en Goethes ‘Faust’. De mens plaatste zichzelf in het middelpunt van het universum en daardoor ook in het middelpunt van de kunst. Dit thema was voor eeuwen voldoende. In werkelijkheid is alle moderne literatuur niets anders geweest dan een uitbreiding van dit thema.

Maar in de mate waarop het interne bankroet van de burgerlijke maatschappij werd blootgelegd, als gevolg van haar ondraaglijke tegenstellingen, vervaagde het oorspronkelijke doel, de emancipatie en kwalificatie van het individu, en werd meer en meer afgeleid naar de sfeer van een nieuwe mythologie, zonder ziel of geest.

Het conflict tussen het persoonlijke en dat wat boven het persoonlijke uitstijgt, kan echter wel plaatsvinden, niet enkel op het gebied van de godsdienst maar ook op het gebied van een menselijke hartstocht die groter is dan het individu. Het boven-persoonlijke element is allereerst het sociale element. Zolang de mens zijn sociale organisatie niet meester is, zal deze als zijn noodlot boven hem uit torenen. Of de maatschappij tegelijkertijd wel of niet een religieuze schaduw werpt, is een zaak van minder belang, en is afhankelijk van de graad van hulpeloosheid van de mens. Babeufs strijd voor het communisme in een maatschappij die er nog niet rijp voor was, was een strijd van de klassieke held met zijn noodlot. Babeufs lot bezat alle kenmerken van een echte tragedie, net als het noodlot van de Grachi, waarvan Babeuf de naam gebruikte.

De tragedie die gebaseerd is op afzonderlijke persoonlijke hartstochten is te slap voor onze tijd. Waarom? Omdat we leven in een periode van sociale passies. De tragedie van onze tijd ligt in het conflict tussen het individu en de collectiviteit, of in het conflict tussen twee vijandige collectiviteiten in hetzelfde individu. Onze eeuw is een eeuw van grote doelen. Deze drukken er hun stempel op. Maar de grootheid van deze doelen ligt in de poging van de mens zichzelf te bevrijden van de mystiek en van elke andere intellectuele vaagheid, in zijn poging de samenleving en zichzelf weer op te bouwen volgens zijn eigen plan. Dit is natuurlijk veel groter dan het kinderspel van de klassieken, of de middeleeuwse extases van de monniken, of de arrogantie van het individualisme dat de persoonlijkheid losscheurt van de collectiviteit en, na deze tot op de bodem uitgeput te hebben, in de afgrond van het pessimisme stort, of zich op handen en voeten neerzet voor de opnieuw opgerichte stier Apis.

De tragedie is een hoge literatuurvorm omdat deze de heroïsche taaiheid impliceert van het streven, van onbegrensde doelen, van conflict en lijden. In die zin had Stepun gelijk toen hij onze kunst ‘aan de vooravond’ — zoals hij ze noemde — dat wil zeggen, de kunst die aan de oorlog en de revolutie voorafging, kenschetste als onbetekenend.

De burgerlijke maatschappij, het individualisme, de Reformatie, de Shakespeariaanse drama’s, de Franse Revolutie, hebben de tragische betekenis van doelen die van buitenaf komen, onmogelijk gemaakt; grote doelen moeten in het bewustzijn leven van een volk of van een klasse die het volk leidt, wanneer ze heroïsme willen opwekken of een basis willen leggen voor grote gevoelens, waardoor een tragedie geïnspireerd wordt. De tsaristische oorlog, waarvan het doel niet tot het bewustzijn doordrong, deed slechts een zeer goedkope versie het licht zien en daarnaast druppelde de persoonlijke poëzie, niet in staat tot objectiviteit te geraken, en onbekwaam een grote kunst te vormen.

Als men de decadente en de symbolische school, met al hun vertakkingen, vanuit het standpunt van de ontwikkeling van de kunst als een sociale vorm zou bekijken, dan zouden ze louter als potloodstrepen verschijnen, als een oefening in vakmanschap, als het stemmen van instrumenten. De periode in de kunst toen deze ‘aan de vooravond’ stond, had geen doel. Degenen die wel doelen hadden, hadden geen tijd voor de kunst. Op dit moment moet men grote doelen verwezenlijken door middel van de kunst. Men kan niet zeggen of de revolutionaire kunst erin zal slagen een ‘hoge’ revolutionaire tragedie te scheppen. Maar de socialistische kunst zal de tragedie doen herleven. Zonder god natuurlijk. De nieuwe kunst zal atheïstisch zijn. Zij zal ook de komedie doen herleven, omdat de nieuwe mens van de toekomst zal willen lachen. Zij zal de roman nieuw leven inblazen. Zij zal de lyriek alle rechten toestaan, omdat de nieuwe mens op een betere en sterkere manier zal liefhebben dan de oude, en zij zal nadenken over de problemen van geboorte en dood. De nieuwe kunst zal al de oude vormen doen herleven, die ontstonden in de ontwikkelingsgang van de creatieve geest. De desintegratie en de afbraak van deze vormen zijn niet absoluut, dat wil zeggen, zij betekenen niet dat deze vormen absoluut onverenigbaar zijn met de geest van de nieuwe tijd. Alles wat de dichter van de nieuwe tijd nodig heeft, is de gedachten van de mens op een nieuwe manier te her-denken en haar gevoelens te her-voelen.

De persoonlijke dromen van sommige enthousiastelingen op dit moment om het leven meer dramatisch te maken en de mens zelf ritmisch op te voeden, vinden in deze visie een eigen en werkelijke plaats. Nadat de mens zijn economisch systeem gerationaliseerd zal hebben, dat wil zeggen, nadat hij dit bewust en planmatig heeft gemaakt, zal hij geen spoor achterlaten van het huidige stagnerende en wormstekige huiselijke leven. De zorg voor voedsel en opvoeding, die als een molensteen op de huidige familie drukt, zal weggenomen worden en zal het voorwerp worden van sociaal initiatief en van een eindeloze collectieve creativiteit. De vrouw zal zich eindelijk bevrijden uit haar half-serviele toestand. Naast de techniek zal de opvoeding in de ruime zin van psycho-fysieke vorming van de nieuwe generaties, haar plaats innemen als bekroning van het sociale denken. Machtige ‘partijen’ zullen zich om pedagogische systemen vormen. Experimenten in sociale opvoeding, en een wedijver tussen verschillende methodes, zullen plaatshebben op een schaal waarvan men nooit heeft gedroomd. Het communistische leven zal niet blind gevormd worden zoals koraalriffen, maar zal bewust opgebouwd worden, zal door het denken getest, geleid en gecorrigeerd worden. Het leven zal niet langer meer elementair en om deze reden stagnerend zijn. De mens, die zal leren rivieren en bergen te verplaatsen, paleizen te bouwen op de toppen van de Mont Blanc en op de bodem van de Atlantische Oceaan, zal niet alleen in staat zijn zijn eigen leven rijkdom, glans en intensiteit te geven, maar bovendien nog een dynamische kwaliteit van de hoogste graad. De huid van het leven zal nauwelijks de tijd hebben te verharden voordat zij opnieuw barst onder de druk van nieuwe technische en culturele vindingen en resultaten. Het leven van de toekomst zal niet eentonig zijn.

Meer dan dat. De mens zal zich eindelijk serieus gaan harmoniëren. Hij zal zich tot taak stellen de schoonheid te bereiken door de beweging van zijn eigen ledematen de opperste precisie te geven, doelbewustheid en economie in zijn werk, zijn lopen en zijn spelen. Hij zal trachten eerst de half-bewuste en dan de onbewuste processen in zijn eigen organisme te beheersen, zoals het ademen, de bloedcirculatie, de spijsvertering en de voortplanting, en hij zal, binnen de noodzakelijke grenzen deze trachten te onderwerpen aan de controle van de rede en de wil. Zelfs het zuiver-fysiologische leven zal onderworpen worden aan collectieve experimenten. Het menselijk geslacht, de vastgelopen homo sapiens, zal nogmaals in het stadium komen van een grondige transformatie, en zal in zijn eigen handen een object worden van de meest ingewikkelde methoden van kunstmatige selectie en psycho-fysieke training. Dit is volledig in overeenstemming met de evolutie. De mens verdreef eerst de duistere elementen uit de industrie en ideologie door de barbaarse routine te vervangen door wetenschappelijke techniek en de religie door wetenschap. Daarna verdreef hij het onbewuste uit de politiek door de monarchie en de klassenverdeling omver te werpen met de democratie en het rationalistische parlementarisme, en vervolgens met de duidelijke en openlijke Sovjet-heerschappij. De blinde elementen hebben zich het sterkst gevestigd in de economische betrekkingen, maar de mens verdrijft ze ook daaruit, door middel van de socialistische organisatie van het economische leven. Dit maakt het mogelijk, het traditionele gezinsleven fundamenteel anders op te bouwen.

Tenslotte, de natuur van de mens zelf ligt verborgen in de diepste en donkerste hoek van het onderbewuste, van het elementaire, van het ondergrondse. Spreekt het niet vanzelf dat de grootste inspanningen van het onderzoekende denken en van het scheppende initiatief juist in die richting gedaan zullen worden? Het menselijke ras zal niet ophouden in het stof te liggen voor God, Koningen en Kapitaal, om daarna nederig te buigen voor de duistere wetten van de erfelijkheid en een blinde seksuele selectie! De bevrijde mens zal een groter evenwicht willen bereiken in het werk van zijn organen, en een meer evenredige ontwikkeling en slijtage van zijn weefsels, om de angst voor de dood te herleiden tot een rationele reactie van het organisme op gevaar. Er kan geen twijfel over bestaan dat de extreme anatomische en fysiologische disharmonie van de mens, dat wil zeggen, de extreme onevenredigheid in de groei en de slijtage van organen en weefsels, het levensinstinct de vorm geven van een beklemmende morbide en hysterische doodsangst, die de rede verduistert en die de stompzinnige en vernederende fantasieën over het leven na de dood voedsel geeft.

De mens zal zich een doel stellen meester te zijn over zijn eigen gevoelens, zijn instincten op te stuwen tot het bewustzijn, ze doorzichtig te maken, zijn wil tot de verste schuilhoeken te laten doordringen, en zich daarmee op een hoger plan te brengen, een hoger sociaal-biologisch type te creëren, of, zo u wilt, een supermens.

De mate van zelfbeschikking die de mens van de toekomst zal bereiken, of de hoogte waarop hij zijn techniek zal brengen, zijn moeilijk te voorspellen. De sociale opbouw en de psycho-fysieke zelf-opvoeding zullen twee aspecten worden van één en hetzelfde proces. Alle kunsten — literatuur, drama, schilderen, muziek en architectuur — zullen dit proces schoonheid verlenen. Nauwkeuriger gezegd, de schaal waarop de culturele opbouw en zelf-opvoeding van de communistische mens zich zullen bewegen, zal alle vitale elementen van de eigentijdse kunst tot de hoogste graad ontwikkelen. De mens zal onmetelijk sterker, wijzer en verfijnder worden; zijn lichaam zal harmonischer, zijn bewegingen ritmischer, zijn stem muzikaler worden. De levensvormen zullen dynamisch dramatisch worden. De gemiddelde mens zal tot op een hoogte komen van een Aristoteles, een Goethe of een Marx. En boven dit niveau zullen nieuwe genieën ontstaan.