Bron: Vlaams Marxistisch Tijdschrift, 1991, nr. 1, maart, jg. 25
Deze versie: spelling
Transcriptie/HTML en contact: Adrien Verlee, voor het Marxists Internet Archive
| Hoe te citeren?
De redactie van het Vlaams Marxistisch Tijdschrift heeft besloten nu en dan nummers “uit te besteden” aan derden. Dit nummer is het eerste gevolg van dit initiatief: het Centrum voor Marxistische Studies (CMS) van de Vrije Universiteit Brussel treedt op als gastredacteur. Het CMS besliste volledig autonoom over vorm en inhoud van dit nummer, maar de uiteindelijke verantwoordelijkheid blijft uiteraard in handen van de gewone redactie. Terloops: het VMT hoopt de formule “met derden” nog vaker te kunnen toepassen.
Het CMS werd in 1985 opgericht en is een door de VUB erkende “academische eenheid”. Initiatiefnemers waren onder meer Eric Corijn, Jean-Pierre De Waele en Ernest Mandel. Het CMS startte een jaarlijkse discussiecyclus “In Tegenstroom” waar de meest uiteenlopende thema’s aan bod kwamen en komen. Een toevallige greep hieruit: “Nieuwe technologieën en de arbeidersbeweging”, “Geografie en marxisme” en “Neo-fascisme”. Daarnaast organiseert het CMS avondseminaries, met vooral de reeks “Feminisme en marxisme”. Het Centrum is tevens de (mede-)organisator van studiedagen en colloquia. Dit wat betreft de voorstelling van het CMS Nu het themanummer.
In januari 1989 organiseerden A. Kleinknecht, E. Mandel en I. Wallerstein een internationaal colloquium aan de VUB over “The long waves of the economic conjuncture. The present state of the international debate”. Teksten van auteurs en commentatoren worden momenteel in een boek gebundeld.[1] Het colloquium was verdeeld in drie luiken. De meeste aandacht ging naar twee traditionele kernproblemen uit het “long-wave” debat en met name naar het onderzoek m.b.t. de statistische verfijning van het meten van de lange golven en naar het onderzoek m.b.t. de relatie tussen lange golven en technologie (in goede Schumpeteriaanse traditie). In het derde luik van het colloquium werd het verband onderzocht tussen de lange golven en de golven in de klassenstrijd. Hoewel dit laatste thema niet echt nieuw is, heeft het geenszins een lange studietraditie. Het is nochtans bijzonder boeiend, want het verrijkt in hoge mate een theoretisch belangrijk en maatschappelijk relevant debat.[2]
Het CMS zag een mogelijkheid om bij te dragen tot dit debat dat blijkbaar op volle toeren begint te draaien[3] en dat bovendien van belang is voor de strategie van de arbeidersbeweging. Vertrekpunt van dit VMT-themanummer “Lange golven en klassenstrijd” is het feit dat A. Meynen en ikzelf de commentaar leverden op twee bijdragen die op het lange-golven colloquium werden voorgesteld. Het CMS vroeg de toelating bijdragen van dit colloquium in Nederlandse vertaling te brengen: twee werden er uitgekozen. Aan A. Meynen werd gevraagd zijn kritieken om te zetten in een meer uitgebreide tekst, die niet langer “gebonden” was aan de te becommentariëren bijdragen. Een specialist werd verzocht een inleiding te schrijven.[4]
Ernest Mandel – moet hij nog worden voorgesteld? – opent dit VMT-nummer met een inleidend stuk, waar de marxistische bijdrage tot het lange golven onderzoek wordt geschetst en waar basisbegrippen en definities worden aangebracht. De vraag wordt gesteld of “endogene” dan wel “exogene” factoren de keerpunten van de lange golven in de economische ontwikkeling verklaren: is de lange golf een bij uitstek economische aangelegenheid[5] of spelen niet-economische factoren een belangrijke rol.[6] Hij belandt zo bij de kernvraag van dit VMT-nummer, waar hij schrijft dat er een relatief autonome lange golfbeweging van de klassenstrijd bestaat, die niet rechtstreeks wordt bepaald door de lange golven van de economische conjunctuur.
Giorgio Gattei, professor in de historische geografie aan de Università di Bologna, stelt geen expliciete vragen omtrent endogene en exogene verklaringen van de lange golven. Hij “plakt” de evolutie van de klassenstrijd op deze van de conjunctuur. Hij neemt de stakingsactiviteit tussen 1888 en 1983 in enkele Europese landen als meter van de klassenstrijd. Hij stelt een samenhang tussen conjunctuur en klassenstrijd vast: de grote perioden van intense klassenstrijd (1893, 1920, 1946-1949 en 1968) vallen precies samen met de keerpunten van de lange golven. Over de aard van deze samenloop stelt hij dat het einde van een opwaarts gerichte trend in de economische ontwikkeling wordt “aangekondigd” door een massale staking (bv. 1968), terwijl de uitbarsting van sociale strijd tijdens het dieptepunt van de economische cyclus juist het einde van de neerwaarts gerichte trend bewerkstelligt (bv. 1946-1949).
Beverly Silver, verbonden aan het Fernand Braudel Center van de University of Binghamton (VSA) en werkend onder leiding van Wallerstein, twijfelt of een aanpak à la Gattei wel de goede is.[7] Volgens haar kan de klassenstrijd niet enkel worden gemeten door stakingen, maar moeten alle vormen van arbeidersverzet worden bekeken. Het is bovendien verkeerd alleen maar rekening te houden met de klassenstrijd in enkele kernlanden van het systeem. De hele wereld moet bij dit onderzoek worden betrokken. Zij doet dit aan de hand van berichten in The New York Times en The Times (van Londen). Via deze methode komt zij tot andere resultaten dan Gattei. Zij schenkt bijzonder veel aandacht aan de (woelige) overgang van het ene hegemoniale stelsel naar het andere (of zo men wil: de “vervanging” van de ene “super”macht door een andere).[8] De overgangsperiode gaat gepaard met oorlogen, diepe economische crisissen en intenser wordende klassenstrijd die soms uitmondt in fascistische dictatuur en die heviger is in de randgebieden dan in het kerngebied.
Alain Meynen, assistent aan de VUB en medecommentator van de bijdragen van Gattei en Silver op het colloquium, schreef een boeiend en polemiserend stuk. Hij start met het geven van definities en nauwkeurige omschrijvingen van zijn begrippenapparaat. Dan pakt hij de relatie economische conjunctuur – klassenstrijd aan. In tegenstelling tot Mandel, Silver en Gattei beschouwt hij niet twee afzonderlijke “grootheden” die al dan niet met elkaar een causaal verband hebben. Hij wil de klassenstrijd niet ondergeschikt maken aan de “economie”, maar vanaf het begin het primaat leggen bij de “strijd”. Dan bekritiseert hij de statistieken en de methodes die ter beschikking staan (waarbij wordt ingegaan op verschillende vormen van manifest en latent verzet). Ten slotte behandelt hij het kernprobleem aan de hand van de periode 1917-1993. Het methodologisch perspectief dat hij aangeeft legt alle gewicht bij de ontwikkeling van het klassenantagonisme als motor van de ommekeer van de lange golven.
De hier opgenomen artikelen zijn academisch van aard (en wat mij betreft, staan zij op hoog niveau). Maar in de goede marxistische traditie, worden voortdurend politieke conclusies getrokken (al dan niet expliciet). Rest nog een aantal mensen te danken voor hun medewerking bij het tot stand komen van dit nummer: in de eerste plaats de auteurs, dan de editors van de Engelse uitgave van de acta van het colloquium, vervolgens W. Courteaux voor zijn vertaalwerk en tenslotte het VMT voor de publicatiemogelijkheid.
Peter Scholliers, april 1991
_______________
[1] A. Kleinknecht, E. Mandel & I. Wallerstein, eds., New findings in long-wave research. Londen (McMillan), 1992.
[2] Het thema raakt het hoog-klassiek marxistische debat omtrent de relatie tussen economische, sociale, politieke, culturele en institutionele ontwikkelingen (cfr. “onderbouw”-“bovenbouw”) en heeft relatief recent nieuwe impulsen gekregen vanuit-onder meer-de zogenaamde Régulationschool (cfr. de “rapports salariaux”).
[3] Bewijs daarvan is de publicatie van Le grand tumulte? Les mouvements sociaux dans l’économie-monde. Parijs (La Decouverte), 1991, door S. Amin, G. Arrighi, A. Gunder Frank en I. Wallerstein, waar (vooral op pagina’s 64-69 en 158-171) gepeild wordt naar de aard van de relatie tussen de lange golven en de klassenstrijd.
[4] Voor de goede orde: enkel het artikel van B. Silver en zeer beknopte commentaren van A. Meynen & P. Scholliers worden in het boek van Kleinknecht e.a. opgenomen. De bijdragen van E. Mandel, G. Gattei en A. Meynen worden hier voor het eerst gepubliceerd.
[5] M.a.w., lijdt de conjunctuur een autonoom bestaan: een draak die om de zoveel jaar de kop opsteekt onder de vorm van een recessie of een crisis?
[6] M.a.w., wordt de conjunctuur mee bepaald door sociale, politieke, institutionele, mentale of andere factoren?
[7] Een meer uitgebreide versie van deze bijdrage zal verschijnen in Review (A journal of the F.Braudel Center for the Study of Economics, Historical Systems and Civilizations...), 1992.
[8] Concreter: Engeland beheerste de wereldeconomie tot aan de Eerste Wereldoorlog, de VSA namen deze rol over na de tweede wereldoorlog; daar tussenin lag de “onbesliste” periode 1914-1945.