Geschreven: mei 1973
Bron: De Internationale, Nederlandstalig theoretisch orgaan van de IVe Internationale, mei 1973, nr. 3, jg. 1.
Deze versie: spelling
Transcriptie/HTML en contact: Adrien Verlee, voor het Marxists Internet Archive
| Hoe te citeren?
Laatst bijgewerkt:
1 meivieringen zijn in de meeste gevallen typerend voor de arbeidersorganisaties die ze organiseren. Waar ze nog gehouden worden zijn ze niet ontsnapt aan de “dialectiek van de partiële veroveringen”. Meer nog dan de actuele arbeidersstrijd kracht bij te zetten, worden ze gehouden ter grotere glorie van de kracht van de arbeidersorganisaties. Waar coöperatieve bewegingen, ziekenfondsen en vakbonden als reformistische dienstverlenende organismen zijn geworden, wordt 1 mei gevierd met praalwagens en turngroepen. Waar een bureaucratie de macht heeft, in de gedegenereerde arbeidersstaten, staat 1 mei in het teken van de staatsdiplomatie.
Tot voor de Eerste Wereldoorlog was het overal een strijddag, een dag waarop de bourgeoisie beefde. Op 1 mei 1890 betoogden in vele industriële landen tegelijkertijd honderdduizenden arbeiders, na een oproep die tot hen was gericht door de Tweede Internationale; waarvan het congres amper 350 afgevaardigden telde. Het voorstel kwam van de Franse afgevaardigde Raymond Lavigne, secretaris van de algemene raad der vakbonden, met steun van Bebel, Lafargue en Wilhelm Liebknecht. Het eerste congres van de Socialistische Internationale nam in 1889 te Parijs zijn voorstel aan. Het luidde als volgt:
“1. Er zal een grote internationale betoging op een vastgestelde datum worden georganiseerd om het de arbeiders van alle landen en van alle steden mogelijk te maken tegelijkertijd, op een bepaalde dag, een verzoek te richten tot de openbare overheden, met het oog op de instelling van de achturendag en de inwilliging van de andere beslissingen van het congres te Parijs.
2. Aangezien een dergelijke betoging reeds op 1 mei 1890 werd vastgesteld door de American Federation of Labor tijdens haar zitting te Saint-Louis in december 1888, zal deze datum aangehouden worden voor de internationale betoging.
3. De arbeiders van de diverse naties zullen de betoging organiseren overeenkomstig de voorwaarden die in hun landen bestaan.”
De internationale strijdbetoging voor de drie achten’ (acht uren werk, acht uren rust, acht uren ontspanning) kende een groot succes. Vooral in Frankrijk ging het resultaat alle verwachtingen te boven. De burgerlijke pers had daar haar steentje toe bijgedragen, door een campagne tegen het initiatief. Dit werd als een gevaar voor opstand en onrust afgeschilderd. De burgerij was bang voor een dergelijk internationaal initiatief tegen het kapitalisme in Europa en Amerika. Betogen betekende toen nog 24 uren staken ook.
Het initiatief er een feestdag van te maken kwam van de burgerij zelf. Reeds het jaar daarop werd door verschillende ondernemers bedongen dat er op 1 mei niet gewerkt werd. En weldra werd de eerste strijddag bij wet omgevormd tot “Feest van de Arbeid”. Ziehier de toelichting op de wet in Frankrijk:
“Dit feest moet niet het eisend karakter hebben dat sommige eraan willen hechten ... Alle klassen (indien er tenminste nog klassen zijn) en alle productieve krachten van de Natie moeten samen verbroederen met dezelfde geest en met hetzelfde ideaal.”
En het is deze burgerlijke interpretatie van de strijddag die naderhand door de sociaaldemocratie werd overgenomen. Maar het oorspronkelijk karakter van 1 mei is niet voorgoed uit te roeien. In vele landen vallen nog slachtoffers van de burgerlijke repressie op die dag, zoals bij de Spaanse arbeidersklasse, die op die dag het regiem aan de kaak stelt. En onder druk van de opgang van de arbeidersstrijd herwint 1 mei zelfs in de geïndustrialiseerde landen haar strijdkarakter, zoals dit jaar in Groot-Brittannië waar een algemene staking wordt gepland.
Niettegenstaande dat de traditionele organisaties 1 mei hebben omgezet tot een demonstratie van het gewicht van de geïntegreerde arbeidersbeweging, konden ze het internationale karakter van die dag niet uitroeien, zij zijn er niet in geslaagd de nieuwe opgang van de arbeidersstrijd staande te houden, en zo zullen ook meer en meer hun feestvieringen worden verbonden met de reële acties die nu overal plaatsvinden.
Al is de Tweede Internationale een federatie van heersende of kandidaat-regeringsleiders geworden en de Derde Internationale ten onder gegaan aan het stalinistische “Socialisme in één land”; zij zijn er evenmin in geslaagd het proletarisch internationalisme uit te roeien.
En dit is misschien wel het principe dat het meest door de sociaaldemocratie en de stalinistische praktijken werd verkracht. Hun degeneratie valt telkens op én of ander punt samen met hun breuk met het ware internationalisme en het aannemen van een eng nationale visie.
Hierdoor kent de georganiseerde arbeidersbeweging nu meer dan een eeuw slechts een vaag en sentimenteel begrip van het internationalisme, ver verwijderd van de marxistische theorie. Hun visie reduceert het proletarisch internationalisme tot de noodzakelijke morele solidariteit van de onderdrukten. De uitgebuitenen in de gehele wereld moeten elkaar moreel, financieel en politiek steunen. Voor Marx en Lenin had het proletarisch internationalisme een veel concretere inhoud. Het steunt niet op een morele instelling, maar op een bepaald begrip van de natuur van de klassenstrijd: het kapitalistisch systeem is een internationaal systeem, zelfs al ontwikkelt het zich, naargelang de ontwikkeling van de productiekrachten, in een nationaal kader. Marx en Engels schrijven duidelijk in Het Communistisch Manifest dat de strijd van het proletariaat niet naar zijn inhoud, maar slechts naar de vorm voorlopig een nationale strijd is.
Zeggen dat de klassenstrijd fundamenteel een internationale realiteit is, heeft consequenties op het politieke vlak: men kan geen enkele analyse geven van de situatie in één land als men al niet vooraf beschikt over een grondige analyse van de politieke situatie op internationaal vlak. Het is het begrijpen van het geheel dat ons toelaat een gedeelte te begrijpen.
Op het organisatorische vlak betekent dit, dat het historisch subject dat de arbeidersstrijd leidt, nl. de arbeidersvoorhoede, zelf een internationale realiteit moet zijn. Voor Marx, Lenin en Trotski is een nationale revolutionaire partij nonsens. Een revolutionaire partij is per definitie internationaal naar alle landen. Zij moet de lijn collectief uitwerken, tijdens regelmatige wereldcongressen. Zij moet een internationale en gecentraliseerde leiding hebben. Slechts een dergelijke Revolutionaire Wereldpartij kan de taken naar best vermogen vervullen. Een dergelijke partij is het die Marx wilde opbouwen uitgaande van de bestaande “groupuscules” in de Eerste Internationale. Een dergelijke partij is het die Lenin voor een korte tijd opbouwde door de stichting van de Derde Internationale. En een dergelijke partij is het die Trotski beoogde toen hij de diverse “Linkse Opposities” tegen het stalinisme in de Vierde Internationale verenigde.
De noodzaak tot opbouw van zo een partij komt des te duidelijker naar voren nu ook de vorm van de arbeidersstrijd het nationale karakter te buiten gaat. Hier moeten we herinneren aan de AKZO staking, waar een gecoördineerde arbeidersactie in Breda, Wuppertal en Gent de ondernemers deed buigen. Hier moeten we wijzen op de synchronisatie van de scholierenacties tegen gelijkgerichte legerplannen in België en in Frankrijk.
Niet alleen de realiteit van de multinationale ondernemingen, maar tevens het gelijklopen van de economische perioden werken deze internationale situatie in de hand. En de strijd die in deze situatie ontstaat, ontsnapt daarom evenmin aan een opvallende eenwording. In een dergelijke realiteit zullen diegenen die tegen de stroom in en ondanks aanvallen van diverse zijden het principe van het proletarisch internationalisme in de praktijk hebben gebracht naar boven komen. En ze hoeven slechts een paar duizenden militanten te tellen om zoals de Eerste Internationale deed door gepaste initiatieven de arbeidersstrijd vooruit te helpen en de krachtverhoudingen gevoelig te wijzigen.
1 mei 1973 zal in vele landen weer strijd betekenen. 1 mei 1973 betekent in Frankrijk het beeld van de veranderde krachtverhoudingen tussen de traditionele arbeidersorganisaties en de revolutionaire voorhoede, die er door mobilisatie van bredere jongerenlagen in geslaagd is de eenheid met de arbeidersbeweging te bewerkstelligen in de strijd en op de straat. 1 mei 1973 betekent in Groot-Brittannië een algemene werkstaking, perspectief dat in deze periode voor de gehele Europese arbeidersklasse geldig is. 1 mei betekent in andere landen misschien nog een sociaaldemocratisch feest met beperkte revolutionaire inbreng.
Maar geeft 1 mei 1973 het beeld van de ongelijke ontwikkeling in verschillende landen, de realiteit van het internationaal karakter van de klassenstrijd en de uitbouw van een revolutionaire internationale, zal ook deze ontwikkeling coördineren.