Bron: De Internationale, orgaan van de Nederlandse sectie van de IVe Internationale, juni 1966, jg. 9.
Deze versie: spelling aangepast
Transcriptie/HTML en contact: Adrien Verlee, voor het Marxists Internet Archive
| Hoe te citeren? — Graag bronvermelding !
Voor ons liggen twee kritieken op het boek van P. de Groot De dertiger jaren. Het zijn het Gids-artikel van Ger Harmsen Hoe groot is de Groot en De jaren dertig van F. Baruch, het onlangs uit de CPN geroyeerde voormalige lid van het partijbestuur.
Beide stukken hebben de verdienste dat met vele citaten en naar onze mening bewijzen, wordt aangetoond dat het boek van de Groot politiek en historisch een wanproduct is.
Het centrale probleem waarvoor de arbeidersbeweging in de dertiger jaren stond, was de houding ten opzichte van het Hitler-fascisme. Het nationaalsocialisme heeft tussen 1933 en 1945 miljoenen menselijke wezens naar de slachtbank geleid. Wij bedoelen daarmee niet alleen de miljoenen die in de gaskamers van de Duitse en Poolse vernietigingskampen bleven, maar ook de miljoenen arbeiderskinderen die in alle landen stierven als gevolg van de afschuwelijke imperialistische oorlog. Onder hen zijn ook de honderdduizenden Duitse communisten en sociaaldemocraten, de miljoenen Russische arbeiders en arbeidersvrouwen, al dan niet in uniform.
Het is voor de arbeidersbeweging ook nu nog van het allergrootste belang om na te gaan hoe dit alles mogelijk was, wie de schuldigen zijn en hoe een herhaling kan worden voorkomen.
Hoogst onvoldoende is hetgeen F. Baruch op pagina 23 van zijn beschouwing zegt: “In de internationale communistische beweging heerst nu – naar men mag aannemen – wel overeenstemming over de fouten, die door de Komintern en de afzonderlijke partijen in de strijd tegen het fascisme, voor de verdediging van de burgerlijke democratie; in de worsteling om het eenheidsfront zijn gemaakt.” Baruch “neemt aan”, doch dit aannemen is buitengewoon oppervlakkig.
Met geen woord rept Baruch over de oorzaak van de fouten. Deze fouten lagen namelijk in het wezen van het stalinisme, dat Baruch nog niet heeft ontdekt, maar waartegen sinds 1923 de “linkse oppositie” in de communistische partij van de Sovjet-Unie streed.
De beoordeling van de toestand buiten de Sovjet-Unie door de Komintern die na de machtsusurpatie door de Stalin-bureaucratie een instrument van de buitenlandse politiek van de Sovjet-Unie was geworden geschiedde vanuit de theorie van “de mogelijkheid van de vestiging van het socialisme in één land”.
De belangen van de arbeidersbeweging in de gehele wereld dus van de wereldrevolutie werden ondergeschikt gemaakt aan die van de conservatieve Stalin-bureaucratie. Niet alleen de Duitse tragedie maar ook de historische nederlagen in China (1926-1927) en de Spaanse burgeroorlog zijn daar voorbeelden van.
Men kan heel simplistisch stellen dat de Komintern fouten heeft gemaakt door o.a. de sociaaldemocratie en het fascisme op één lijn te stellen, maar daarmee is men er niet, omdat zo de grondoorzaak van de fouten niet is blootgelegd.
Ofschoon Ger Harmsen de weg verder gaat dan Baruch, heeft ook hij de grondoorzaken van de nederlagen niet getoond.
Zijn opmerking (pagina 145) “Als de Groot overigens begonnen is om denkers op te sporen die het eerste begrepen hoe fataal de Kominternpolitiek was door fascisme en sociaaldemocratie op één lijn te stellen, moet hij niet binnen de Komintern zoeken. Daarvoor kan hij terecht bij Leon Trotski”, moge een gedeeltelijke erkenning van de verdiensten van Trotski zijn, de arbeidersklasse heeft op meer recht.
Bij alle fouten die sinds 1923 door de officiële communistische leiders werden gemaakt stoten wij op de degeneratie van de communistische beweging. De meest typische kenmerken van de bureaucratische misvorming in de Sovjet-Unie en de meeste andere arbeidersstaten zijn zelfs na het inzetten van de destalinisatie op het 20ste Congres van de CPSU – het ontbreken van democratisch-centralisme in de communistische partijen en het ontbreken van proletarische democratie in de sovjets. In de relatie tussen communistische partijen en staten zijn de uitstoting van Zuid-Slavië in het verleden en het huidige Sino-Sovjet-conflict bewijzen van het ontbreken van democratisch-centralisme binnen de communistische beweging. Ook buiten de arbeidersstaten bestaat er in de communistische partijen geen democratisch-centralisme. De bewijzen hiervan zijn de royementen van Gortzak, Wagenaar e.a. in 1958, en in de laatste weken de royementen van F. Baruch en W. Klinkenberg. Deze feiten zijn met honderden aan te vullen. Daar, en uitsluitend daar, dat wil zeggen in het niet-leninistische karakter van de officiële communistische beweging ligt de oorzaak van alle fouten. Deze fouten worden misdaden als het om miljoenen mensenlevens gaat.
Baruch citeert uit The Internationale (Londen 1964 blz. 212) hetgeen de Engelse communist R. Palme Dutt daar over het fascisme geschreven heeft. Wij herhalen dit citaat: “De ongetwijfeld negatieve aspecten van ernstige tactische vergissingen van de communistische beweging gedurende deze kritieke jaren... behoren echter nooit of te nimmer ertoe te leiden, dat men zijn ogen sluit voor de buitengewoon actieve, moedige gedisciplineerde en toegewijde rol van communisten in Duitsland en in elk land gedurende de gehele periode die zij in het belang van de arbeidersklasse en tegen het fascisme heeft gespeeld... De tactische vergissingen van de communisten waren vergissingen die voortkwamen uit overdreven ijver, van heftig partijkiezen, uit woede tegen het sociaaldemocratische verraad; ernstig in de consequenties zolang die een rol speelden, maar voortgekomen uit gepassioneerde toewijding tot de zaak van de arbeidersklasse, die tegelijkertijd de overhand. kreeg boven koele, politieke beoordeling. Zodra de toenemende ernst van het fascistische gevaar duidelijk werd, waren de communisten de eersten die hun voorgaande vergissingen opzij wierpen en onvoorwaardelijk opnieuw en opnieuw VANAF DE ZOMER 1932 op een verenigd front der arbeidersklasse van onderen en van boven... aandrongen om het offensief van het fascisme een halt toe te roepen. Het was het sociaaldemocratische leiderschap dat het eenheidsfront weigerde.”
Baruch is het daar kennelijk mee eens want hij voegt er aan toe: “Van dit laatste weet P. de Groot zelf mee te praten.”
Een kritisch onderzoek naar hetgeen Palme Dutt beweert, heeft Baruch niet ingesteld. Laten wij trachten dit te doen.
Allereerst zij opgemerkt dat P. Dutt op volkomen onaanvaardbare wijze de Duitse catastrofe afdoet met “tactische vergissingen van goedwillende communisten”. Het waren geen tactische vergissingen, het was de stalinistische strategie, d.w.z. de algehele politiek van Stalin en zijn horde van ja-knikkers in alle leidingen van de communistische partijen in de wereld, die de oorzaak is van een hele serie historische nederlagen van de communistische beweging en het wereldproletariaat.
Wat zeiden de leiders van de Komintern en Stalin vóór 1932 en wat zeiden zij in en ná de boven genoemde periode van “zomer 1932”?
Wij citeren uit het rapport over het 11e plenum van het Executief Comité van de Komintern (EKKI) gehouden in april 1931, gepubliceerd in de Kommunistische Internationale, Band 17-18, mei 1931, blz. 785.
Manouilski: “De in onze rijen voorkomende fout, die gebaseerd is op de lijn van het principieel tegenover elkaar stellen van de burgerlijke democratie en het fascisme, van de sociaaldemocratie en de Hitler-partij zijn voor de communistische beweging buitengewoon schadelijk en gevaarlijk. Op het huidige moment is dit het hoofdgevaar.”
Martynow schreef in De Kommunistische Internationale van mei 1931, Band 20, blz. 895: “Het Congres van Leipzig bevestigde de juistheid van de resolutie van het plenum van het EKKI waarin gezegd wordt dat de in onze stelling van fascisme en burgerlijke democratie een liberale mening is.”
Thälmann schreef in Die Internationale nov-dec. 1931, blz. 487: “Maar nog erger is het feit dat zich ondanks de besluiten van het 11e Plenum, ondanks de meesterlijke opheldering over deze vraag, zoals deze vooral ook in het slotwoord van kameraad Manouilski gegeven werd, zich in onze rijen tendensen geopenbaard hebben die tegenstellingen zien tussen het fascisme en de burgerlijke democratie en tussen de Hitler-partij en het sociaalfascisme.”
Schwab schreef in De Kommunistische Internationale nr. 1 van 10 januari 1933, blz. 19: “Het 11e Plenum van het EKKI heeft met de kunstmatig geconstrueerde principiële tegenstelling tussen de burgerlijke democratie en de fascistische dictatuur afgerekend en daardoor de communistische partijen die tegen het sociaalfascisme strijden een grote dienst bewezen. Het 12e Plenum heeft bewezen, dat er geen zogenaamd “klassiek fascisme” bestaat en bestaan kan en dat alle uit de geschiedenis van het Italiaanse fascisme afgeleide theorieën van de noodzaak voor het fascisme om de arbeidersklasse neer te slaan bloedloze abstracties zijn.”
Hoe zag de feilloze ziener Stalin het fascisme?
Wij citeren uit Die Internationale van februari 1932, blz. 68: “Het fascisme is de strijdorganisatie van de bourgeoisie die steunt op de actieve ondersteuning van de sociaaldemocratie. De sociaaldemocratie is objectief de gematigde vleugel van het fascisme. Er is geen grond om aan te nemen dat de strijdorganisatie van de bourgeoisie zonder de actieve ondersteuning van de sociaaldemocratie succes in de strijd of in de regering van het land kan behalen. Evenzeer is er geen grond om aan te nemen dat de sociaaldemocratie beslissende resultaten in de strijd of in de regering van het land kan behalen zonder de actieve ondersteuning van de strijdorganisatie van de bourgeoisie. Deze organisaties sluiten elkaar niet uit. Zij vullen elkaar aan. Het zijn geen antipoden doch tweelingen.”
Dat was de grote ziener Stalin, de “leermeester van het wereldproletariaat”.
Is het onbegrijpelijk dat met zulk een instelling bij de communistische leiders een eenheidsfront met de sociaaldemocratie tegen het fascisme onmogelijk was?
Wat was de mening van Trotski? Wij citeren hemzelf niet, maar een artikel dat de Duitse communist Willy Münzenberg in februari 1932 in De Rode Opbouw schreef: “Trotski staat een blok voor tussen de communistische partij en de sociaaldemocratische partij. Niets kan de Duitse arbeidersklasse en het Duitse communisme zo treffen, zo”n schade berokkenen en het fascisme versterken als het totstandbrengen van zulk een blok.
Wie een blok tussen de communistische partij en de sociaaldemocratische partij eist, helpt de sociaalfascistische leiders bij de voorbereiding en het doorvoeren van dit verraad. Zijn rol (die van Trotski – H.R.) is gelijk aan die van de sociaalfascistische leiders, een direct fascistische.”
Nu de zomer van 1932, waarover R. .Palme Dutt schrijft.
Wij citeren Thälmann (slotwoord op het 12e EKKI-plenum. September 1932 Kommunistische Internationale, Band 17-18, 15 december 1932, blz. 1329) “Trotski wil in alle ernst een samengaan van de communisten met de moordenaars van Liebknecht en Rosa, verder met herr Zörgiebel en met de politie-president die het Papenregiem in functie laat om het proletariaat te onderdrukken. Trotski tracht bij herhaling de arbeidersklasse in een richting te sturen die onderhandelingen tussen de leidingen van de KPD en SPD vereist.”
Deze woorden van Thälmann zijn niet anders dan laster want wat wilde Trotski? Wij citeren uit de brochure Hoe wordt het nationaalsocialisme verslagen (december 1931, blz. 9 en 10): “Volkomen onafhankelijkheid van de communistische organisatie en pers, volkomen vrijheid voor de communistische kritiek, hetzelfde recht voor de sociaaldemocratie en de vakbonden. Alleen verachtelijke opportunisten kunnen de beperking van de vrijheid van de communistische partij toelaten. Wij rekenen ons niet tot hen. Wij nemen niets terug van onze kritiek op de sociaaldemocratie. Niets vergeten wij wat voorheen geschiedde. De gehele historische rekening voor K. Liebknecht en Rosa Luxemburg zal ter zijnertijd gepresenteerd worden, zoals ook de Russische bolsjewieken in laatste instantie de rekening gepresenteerd hebben aan de mensjewieken en de sociaalrevolutionairen voor hun hetze, hun beschuldigingen, hun arrestaties, hun moord op arbeiders, soldaten en boeren. Maar wij hebben onze eindafrekening gepresenteerd, twee maanden nadat wij de gedeeltelijke afrekening tussen Kerenski en Kornilov, tussen “democraten” en fascisten gebruikt hebben om des te zekerder de fascisten terug te werpen. Alleen door deze omstandigheid hebben wij overwonnen.”
Het is allemaal wel iets anders dan R. Palme Dutt schrijft. Van de stalinist de Groot kan men ook heden geen historische eerlijkheid verwachten, evenmin politiek inzicht.
Wij begroeten het feit dat Ger Harmsen de weg naar de waarheid reeds voor zo”n goed deel heeft afgelegd. Wij zijn ervan overtuigd dat vele communisten deze weg binnenkort zullen afleggen. Baruch heeft de eerste stap gedaan. Het gaat ons niet om rechthebberij, daarvoor is de toekomst van de arbeidersbeweging, en vooral die van de communistische beweging een te belangrijke zaak. De toekomst van de communistische beweging is slechts gediend met de gehele waarheid. Maar dan ook de gehele.
H. Rubens