Jasper Schaaf
Karl Marx, Bekend en onbekend
Hoofdstuk 1
– De fantastische gevoelsdweperij, die Kriege onder de naam ‘communisme’ in New York predikt, moet wel in de hoogste graad demoraliserend werken op de arbeiders, wanneer deze door hen wordt aangenomen. –
Karl Marx, Friedrich Engels[1]
Hier vermelde titels raadplegen? Meer weten over een onderwerp? Ga naar de tabel: Algemeen archief of de: Zoekpagina |
1846. Honderdvijftig jaar geleden.[2] Karl Marx en Friedrich Engels hebben al de nodige publicaties op hun naam en bovendien nog wat laden en kasten vol liggen met manuscripten en brieven.
Ooit gehoord van het Rondschrijven tegen Kriege (Zirkular gegen Kriege) van Marx en Engels uit dat jaar? Het eerdere werk De Duitse ideologie (Die deutsche Ideologie) en het latere Het communistisch manifest (Manifest der kommunistischen Partei) genieten heel wat meer bekendheid. De werken van Marx en Engels zijn echter inhoudelijk consistent. Er zijn diverse rode draden die altijd maar weer terugkomen. Bijvoorbeeld Marx’ materialistische dialectiek, de dialectiek waarvan Engels later schrijft dat deze het scherpste wapen van Marx en Engels was en is: ‘En deze materialistische dialectiek, die sedert jaren ons beste instrument en ons scherpste wapen was, werd merkwaardigerwijs niet slechts door ons, maar bovendien nog onafhankelijk van ons en zelfs van Hegel, nog eens ontdekt door een Duitse arbeider, Joseph Dietzgen.’[3]
Marx interesseert ons hier. We laten Hegel en Dietzgen verder buiten beschouwing.
Rode draden, overeenkomsten en continue lijnen, getrokken naar vroeger én later werk, zijn zeker ook herkenbaar in de genoemde circulaire tegen Hermann Kriege van Marx en Engels, een van hun vele gezamenlijk geschreven teksten.
Het is de tijd van het ontstaan van de georganiseerde arbeidersbeweging. Organisatie is het vraagstuk waar ook Marx voor staat. De arbeidersklasse heeft voor de klassenstrijd een partij, een vakbond én een programma nodig. Het is daarmee ook de tijd waarin door verschillende opvattingen de geesten zich scheiden, terwijl anderen zich juist verenigen. Een programma, maar ook de opvattingen die opgeld doen bij het werken aan het programma, werkt eenduidigheid in de hand. Met als gevolg vereniging én scheiding.
Het rondschrijven getuigt van de scheiding der geesten die in deze periode plaatsvindt. Hierbij kan het er fel aan toe gaan. Zo onthaalt Marx op 30 maart 1846 de bekende revolutionair-communistische kleermaker Wilhelm Weitling, die hij eerder roemde om zijn inzicht,[4] op een weinig vriendelijke manier. Van deze historische ontmoeting tussen Weitling en Marx getuigt de Rus Pawel Annenkow, die erbij was in huize Marx. Dit is op een bijeenkomst van het Brusselse communistische Correspondentie-comité. Dit Correspondentie-comité stelt zich ten doel internationaal te agiteren en te organiseren via kranten en arbeidersbladen. Het wordt gevormd door Marx, op dat moment politiek balling in Brussel, Engels, de levenslange politieke en persoonlijke vriend van Marx, Edgar von Westphalen, broer van Marx’ echtgenote, Wilhelm Wolff, ook zeer nauw bevriend met Marx, en nog enkele anderen.
Wanneer Weitling in Brussel zich bij hen voegt wordt hij warm ontvangen. Annenkow geeft de situatie na Engels’ openingstoespraak op de bijeenkomst aldus weer: ‘... Nog voordat Engels klaar was, keek Marx op en wendde zich tot Weitling met de vraag: ‘Vertel eens, Weitling, jij die in Duitsland met je preken zoveel stof hebt doen opwaaien: op welke gronden rechtvaardig jij je activiteiten en waarop ben je van plan die in de toekomst te baseren?’’[5]
Annenkow schrijft dat er een verhitte discussie ontstond. Vervolgens benoemt hij Marx’ wetenschappelijk-socialistische visie en diens inzet in dit debat, de grondige analyse die de basis moet vormen van een doeltreffende strijd: ‘...: het volk in beweging brengen zonder gedegen en weldoordachte redenen voor de acties aan te geven, zou betekenen: het volk bedriegen. Het wekken van valse hoop, waarover Weitling net gesproken had – zo vervolgde Marx –, leidde slechts tot de uiteindelijke ondergang, niet tot de redding van het lijdende volk.’[6]
Men moest liever de arbeiders oproepen op basis van strikt wetenschappelijk onderbouwde ideeën, zo geeft Annenkow Marx’ visie weer.
Zeker niet toevallig stemt als enige juist Wilhelm Weitling tegen, wanneer het genoemde Correspondentie-comité op 11 mei 1846 een scherpgestelde verklaring versus de geëmigreerde journalist en ‘ware socialist’ Hermann Kriege aanneemt.[7] Kriege deelt Weitlings utopisch-communistische opvattingen, in ieder geval voor een groot deel. Dit bleek al eerder. In 1845 was in discussies in de Londense ‘Arbeiterbildungsverein’ Kriege het met Weitling eens, dat de mensheid altijd klaar is voor de revolutie en dat deze vooral door het inspelen op het gevoel van de mensen bevorderd moet worden.[8] Hier zien we een kernpunt van wat men het utopisch socialisme is gaan noemen, op basis van Marx’ en Engels’ kritiek. Utopisch, onder meer omdat het inzicht in de specifieke maatschappelijke verhoudingen als voorwaarde voor revolutie, geheel ontbreekt in deze stelling. En om het feit dat Weitling historische stadia over lijkt te willen slaan, wat Marx irreëel vindt. Bij Kriege blijkt dit utopisme ook, wanneer hij de mensheid in het algemeen aanspreekt: arbeiders én rijken, die alle tot dan verworven bezit mogen houden. Wat de woekeraar eenmaal bezit mag hij behouden, alleen een verdere roof moet worden voorkomen.[9] Kriege deelt met Weitling diens idee uit deze periode, dat de verwerkelijking van het communisme gestoeld is op de liefde en het vrije religieuze geloof.
Dit raakt precies het inhoudelijk belang dat aan de orde is. In het fel geschreven rondschrijven tegen Kriege gaat het om dat wat Marx en Engels in de periode van 1844-1846 danig bezighoudt: hun verzet tegen politiek-theoretisch idealisme, tegen de utopie. Utopieën mogen hun waarde hebben, als voornaamste richtsnoer van de dagelijkse politiek van de arbeidersklasse acht Marx ze naïef. Men vergeet de theorie, de wetenschap als grondslag van een sterke strategie, men vergeet in het utopisch communisme de specifieke maatschappelijke verhoudingen. Marx heeft zelf in deze periode de waarde van het inzicht daarin onderkend en het historisch materialisme als theorie geformuleerd. Zijn visie op wat er moet gebeuren om de arbeidersklasse werkelijk macht te geven, is gegroeid. Essentieel is de waarde van de theorie zelf. Marx pleit voor het wetenschappelijk socialisme, voor de analyse die de strijd richting geeft. Hij is fel wanneer een zijns inziens doorslaggevend inzicht wordt genegeerd. Van het utopisch socialisme neemt hij afstand in diverse langere stukken, zoals De armoede van de filosofie (Das Elend der Philosophie), en in kortere, zoals dit Rondschrijven tegen Kriege.[10]
Hiermee is het Rondschrijven tegen Kriege een van de geschriften die Marx’ eigen ontwikkeling manifest maken. Marx’ felheid getuigt van een afstand-nemen van zowel burgerlijk-liberale maatschappijcritici als van utopische communisten. Hij neemt daarmee ook afstand van revolutionaire arbeiders, met wie hij voorheen op goede voet stond of in ieder geval hun inzicht positiever beoordeelde, zoals van Weitling.
Marx wil één kant op, ook al is dit proces van het vormen van een sterke organisatorische eenheid vaak pijnlijk. En een breuk met Weitling is werkelijk pijnlijk. Weitling is een zelfbewuste arbeider. Later zou Marx nog bij herhaling wijzen op de noodzaak dat er arbeiders zijn die zelfbewust de proletarische theorie ontwikkelen.[11]
Kriege redigeert na zijn emigratie in New York het Duitstalige blad Der Volks-Tribun. De stukken hierin worden door Marx c.s. op de korrel genomen. Volgens Marx heeft Kriege het communisme omgevormd tot ‘Liebesduselei’, liefdessufheid, een liefdesroes. Kriege is een apostel van de liefde geworden die alle strijd ontziet en naïeve economische opvattingen heeft. Marx’ hand is herkenbaar in de tekst, die eveneens aan Engels wordt toegeschreven. De kritiek hierin valt in twee delen uiteen. Er is een korte algemene verklaring en deze wordt vervolgens onderbouwd in een vinnige en ironische toelichting aan de hand van een reeks passages, waarin Krieges opvatting grondig wordt ondermijnd. De toelichting richt zich op Krieges liefdesidealisme, en zijn economisch, politiek en religieus utopisme.
De algemene verklaring liegt er niet om. Het Correspondentie-comité, uitgezonderd Weitling, maakt in volle openbaarheid kenbaar:
‘1 – De richting die door redacteur Hermann Kriege in de Volks-Tribun wordt vertegenwoordigd, is niet communistisch.
2 – De kinderlijk-pompeuze wijze waarop Kriege deze richting vertegenwoordigt, is in de hoogste graad compromitterend voor zowel de communistische partij in Europa als in Amerika, voorzover Kriege als schrijvende vertegenwoordiging van het Duitse communisme in New York kan worden beschouwd.
3 – De fantastische gevoelsdweperij, die Kriege onder de naam ‘communisme’ in New York predikt, moet wel in de hoogste graad demoraliserend werken op de arbeiders, wanneer deze door hen wordt aangenomen.’[12]
Is dit op de persoon gespeeld? Misschien wel. Voor Marx telt klaarblijkelijk in de eerste plaats dat de partij van de arbeidersklasse in het geding is. Kan deze vanuit een grondig inzicht een lange strijd aan of verzandt deze in de kortst mogelijke tijd in een gevoelsdweperij, die na korte euforie snel zal verdwijnen? In 1846 zijn de uit Duitsland verbannen revolutionair gezinde arbeiders en intellectuelen bezig de communistische beweging te groeperen. Dan gaat het om een juist programma. De verkondiging van een snelle verlossing past daar niet bij. Dat is een rode draad. Marx opteert voor een consequente, reële en onderbouwde benadering.
1846. Honderdvijftig jaar geleden. Voor ons staat Marx centraal, niet Kriege, anders zouden we diens stukken beter moeten bestuderen. Voor Marx’ inzet voor de proletarische revolutie is dit een belangrijke periode. Hij neemt resoluut afstand van het utopisch communisme/socialisme en neemt zich voor de communistische organisatie als gefundeerde eenheid op te bouwen. Een algemeen pleidooi voor rechtvaardigheid is niet voldoende, maar de strijd van de onderdrukten, de arbeidersklasse moet de kern vormen van tactische en strategische standpunten in de communistische politiek. Dergelijke standpunten ontwikkel je niet zomaar, maar slechts aan de hand van een nauwkeurige wetenschappelijke theorie. Marx’ historisch materialisme wordt verder gevormd. Er is een wetenschappelijke maatschappijanalyse nodig om de verhoudingen te kunnen doorgronden. Anders ontstaat er een tactiek die niet werkt, die irrationeel en inefficiënt is. Weitling en Kriege duurt dat allemaal veel te lang. Zij menen direct tot revolutie te kunnen oproepen. Het gevoel voor recht zal de revolutie teweegbrengen. Marx gelooft hier niet in, althans niet zonder meer.
Zo valt het rondschrijven tegen Hermann Kriege te begrijpen als een voorgeschiedenis van Het communistisch manifest.
Literatuur
– F. Engels, Ludwig Feuerbach en het einde van de klassieke Duitse filosofie, Amsterdam 1973.
– R. Grau e.a., Geschichte der deutschen Arbeiterbewegung, Biographisches Lexikon, Berlin DDR 1970.
– L. Knatz, Utopie und Wissenschaft im frühen deutschen Sozialismus, Theoriebildung und Wissenschaftsbegriff bei Wilhelm Weitling, Frankfurt am Main (e.a.p.) 1984.
– E. de Maesschalck, Karl Marx in Brussel (1845-1848), Brussel z.p. (1983).
– K. Marx, F. Engels, Zirkular gegen Kriege (1846), in K. Marx, F. Engels, Werke, deel 4, Berlin DDR 1977.
– K. Marx, F. Engels, Werke, deel 21 en 31, Berlin DDR 1975 en 1974.
– H. Schumacher e.a., Geschichte der internationalen Arbeiterbewegung in Daten, Berlin DDR 1986.
Genoemde Werke van Marx en Engels worden in dit boek voortaan als MEW aangeduid (Dietz Verlag, Berlin DDR, verschillende jaartallen).
_______________
[1] K. Marx, F. Engels, Zirkular gegen Kriege (1846), in MEW, deel 4, p. 3. ‘Die phantastische Gemütsschwärmerei, die Kriege unter dem Namen ‘Kommunismus’ in New York predigt, muß im höchsten Grade demoralisierend auf die Arbeiter wirken, falls sie von ihnen adoptiert wird.’
[2] Deze tekst is geschreven en in Manifest gepubliceerd in 1996.
[3] F. Engels, Ludwig Feuerbach und der Ausgang der klassischen deutschen Philosophie (1886), in MEW, deel 21, p. 293. Zie ook F. Engels, Ludwig Feuerbach en het einde van de klassieke Duitse filosofie, p. 47. Op de hier genoemde Joseph Dietzgen wordt in hoofdstuk 19 nog teruggekomen.
[4] Wilhelm (Christian) Weitling (5 oktober 1803 – 25 januari 1871). In 1838 lid van het centrale bestuur van de Bund der Gerechten. Program: utopisch-revolutionair arbeiderscommunisme, gericht op de revolutionaire strijd van de arbeiders. Weitling ziet als de bron van het maatschappelijk kwaad het privé-eigendom, vooral het geld. Marx oordeelt in 1844 in Vorwärts vrij positief over Weitlings in 1842 verschenen hoofdwerk Garantien der Harmonie und Freiheit. Weitling raakt later teleurgesteld over het trage verloop van de revolutionaire ontwikkeling. In plaats van een nuchtere analyse te ontwikkelen, richt hij zich daarna o.m. tegen de klerikale verkettering van het communisme en stelt hij hiertegenover een utopisch-socialistische bijbelinterpretatie. Dit tekent zijn inzet voor totale gerechtigheid. Een direct inzicht in dit doel moet de mensen in revolutionaire beweging brengen. Weitling ziet Jezus als eerste communist, een beeld waarvoor Weitling in de gevangenis belandt. In 1846 voert Marx strijd met Weitling over (diens onbegrip voor) de noodzaak van wetenschappelijke onderbouwing van het communisme en over de strategie en tactiek van de revolutionaire arbeidersbeweging. Na de breuk met Marx in mei 1846 verhuist Weitling al spoedig naar New York.
[5] E. de Maesschalck, Karl Marx in Brussel (1845-1848), p. 86.
[6] E. de Maesschalck, Karl Marx in Brussel (1845-1848), p. 87.
[7] Op het ‘ware socialisme’ wordt hier niet verder ingegaan.
[8] Zie L. Knatz, Utopie und Wissenschaft im frühen deutschen Sozialismus, Theoriebildung und Wissenschaftsbegriff bei Wilhelm Weitling, p. 20.
[9] Zie K. Marx, F. Engels, Zirkular gegen Kriege, in MEW, deel 4, p. 5.
[10] Terzijde: dit is een titel die later is toegekend aan deze tekst.
[11] Hierover schreven Marx en Engels elkaar diverse malen. Zie bv. MEW, deel 31, p. 388, Brief van Engels aan Marx, 26 november 1867.
[12] K. Marx, F. Engels, Zirkular gegen Kriege, in MEW, deel 4, p. 3. ‘1. Die von dem Redakteur Hermann Kriege im ‘Volks-Tribun’ vertretene Tendenz ist nicht kommunistisch. 2. Die kindisch-pomphafte Weise, in der Kriege diese Tendenz vertritt, ist im höchsten Grade kompromittierend für die kommunistische Partei in Europa sowohl als in Amerika, insofern er für den literarischen Repräsentanten des deutschen Kommunismus in New York gilt. 3. ...’ (Zie de eerste noot.)