Friedrich Engels

De trade-unions


Geschreven: rond 20 mei 1881
Bron: Tegen het reformisme, Uitgeverij Progres, Moskou 1990. Een bundel teksten (extracten) rond het thema reformisme
Vertaling: Uitgeverij Progres
Deze versie: Spelling - Voetnoten zijn niet overgenomen
Transcriptie/HTML en contact: Adrien Verlee, voor het Marxists Internet Archive, januari 2009

Laatste bewerking: 29 januari 2009


Verwant:
De vakbeweging en de strijd voor het socialisme
Systeemconforme vakorganisaties?
Massastaking, partij en vakbonden

I

In het vorige nummer van de krant bekeken we de activiteiten van de trade-unions als van een kracht, die in de strijd met de ondernemers bijdraagt tot de realisatie van de economische loonwet. We komen op dit onderwerp terug, omdat het van het grootste belang is, dat de gehele arbeidersklasse het volkomen begrijpt.

We mogen aannemen, dat tegenwoordig niet één Engelse arbeider uitleg behoeft over het feit, dat zowel de individuele kapitalist als wel de klasse der kapitalisten als geheel belang heeft bij een zo groot mogelijke loonsverlaging. Het product van de arbeid, met aftrek van alle kosten, wordt verdeeld, zoals David Ricardo onomstotelijk heeft bewezen, in twee parten: het ene part vormt het loon van de arbeider, het ander — de winst van de kapitalist. En aangezien dit nettoproduct van de arbeid in elk afzonderlijk geval een zekere grootheid is, dan is het duidelijk, dat het part dat winst heet niet kan worden vergroot zonder verkleining van het part dat loon heet. Te ontkennen, dat de kapitalist is geïnteresseerd in loonsverlaging is precies hetzelfde als te bevestigen, dat hij niet geïnteresseerd zou zijn in de verhoging van zijn winst.

Wij weten heel goed, dat er andere manieren zijn om de winst tijdelijk te verhogen, maar ze wijzigen de algemene wet niet en daarom hoeven we ze hier niet te behandelen.

Hoe kunnen de kapitalisten het loon bekorten, indien de hoogte van het loon wordt geconditioneerd door een speciale en vast gedefinieerde sociaaleconomische wet? De economische loonwet bestaat en hij is onwrikbaar. Maar zoals we zagen is hij rekbaar en deze rekbaarheid komt op tweeërlei wijze tot uiting. Het loonpeil in een bepaalde bedrijfstak kan men ofwel direct verlagen, door de arbeiders van deze industrie geleidelijk te laten wennen aan een lagere levensstandaard, ofwel indirect, door het aantal werkuren per dag (of de arbeidsintensiteit gedurende hetzelfde aantal weekuren) op te voeren zonder loonsverhoging.

De interesse van elke individuele kapitalist in de verhoging van zijn winst via het inkorten van het loon van zijn arbeiders krijgt een nieuwe stimulus als gevolg van de onderlinge concurrentie tussen de kapitalisten van een en dezelfde tak van industrie. Elk van hen tracht goedkoper te leveren dan zijn concurrenten en, om zijn winst niet op te offeren, moet hij proberen het loon te verlagen. Dus de druk op het loonpeil, veroorzaakt door de belangen van de individuele kapitalist, wordt vertienvoudigd door de concurrentie onder hen. Wat voorheen slechts een grotere of kleinere hoeveelheid winst inhield, wordt thans noodzaak.

Tegen deze constante, niet aflatende druk hebben niet-georganiseerde arbeiders geen enkele doeltreffende verzetsmiddelen. Daarom vertoont het loon in die industrietakken waar de arbeiders niet georganiseerd zijn voortdurend een tendens tot dalen en de duur van de werkdag een constante tendens tot stijgen. Langzaam maar zeker schrijdt dit proces voort. Perioden van opbloei kunnen het soms vertragen, maar daarna kunnen perioden van stagnatie in de industrie het nog meer verstevigen. De arbeiders gewennen geleidelijk aan de steeds lager wordende levensstandaard. Terwijl de duur van de werkdag alsmaar dichter bij het mogelijke maximum komt, komt het loon alsmaar dichter bij het absolute minimum — bij de som, waaronder het voor de arbeider absoluut onmogelijk wordt te leven en zijn geslacht voort te zetten.

Een tijdelijke uitzondering op deze regel was te zien aan het begin van deze eeuw. De snelle verbreiding van stoom en machines liep achter op de nog snellere groei van de vraag naar de met hun hulp vervaardigde producten. Het loon in deze industrietakken was, met uitzondering van het loon van kinderen, die de fabrikant waren verkocht uit het werktehuis, in de regel hoog; het loon voor die vormen van gekwalificeerd handwerk waar men niet buiten kon was zeer hoog; het gebruikelijke loon van een verver, een mechanicus, een fluweelwerker, een spinner die gebruik maakte van een mule-machine, lijkt thans fabelachtig. In dezelfde tijd werden arbeiders van die industrietakken waar zij werden verdrongen door de machine, veroordeeld tot een langzame hongerdood. Maar de uitvinding van steeds meer nieuwe machines drong de goed betaalde arbeiders in het nauw; er werden machines uitgevonden die machines vervaardigden en daarbij in zulke hoeveelheden, dat het aanbod van machinaal geproduceerde goederen niet alleen de vraag dekte, maar deze zelfs overtrof. Toen het sluiten van de algehele vrede in 1815 de geregelde handel had hersteld, kwamen er tienjarige periodes van afwisselende opbloei, overproductie en commerciële paniek. De relatief gunstige condities, die de arbeiders hadden kunnen behouden van de bloeiperiode en die ze eventueel zelfs gedeeltelijk hadden verbeterd tijdens de periode van stormachtige overproductie, werden hun nu, tijdens de periode van commerciële stagnatie en paniek, afgenomen; en weldra werd Engelands fabrieksbevolking onderworpen aan die algemene wet, volgens welke het loon van de niet-georganiseerde arbeiders voortdurend neigt naar het absolute minimum.

Intussen mengden zich de in 1824 wettelijk erkende trade-unions in de strijd en zij kwamen net op tijd. De kapitalisten zijn altijd georganiseerd. In de meeste gevallen behoeven zij geen formele bonden, noch statuten, noch functionarissen e.d. Hun in verhouding tot de arbeiders kleine aantal, het feit dat zij een aparte kaste vormen, hun voortdurend maatschappelijk en zakelijk contact zijn hun vervanging van dit alles. Slechts naarmate de ene of andere tak van fabrieksindustrie een heel gebied gaat domineren, — zoals bijvoorbeeld de katoenproductie in Lancashire, — ontstaat er de behoefte aan zo’n formeel georganiseerde trade-union van kapitalisten. Ondertussen kunnen de arbeiders van meet af aan niet buiten een sterke organisatie met een stevig verankerd protocol en met de verschaffing van volmachten aan functionarissen en comités. De wet van 1824 heeft deze organisaties gelegaliseerd. Sindsdien vormden de arbeiders in Engeland een macht. Dit was niet meer de hulpeloze, versnipperde massa van voorheen. De machtspositie, geschapen door de samenbundeling en het gemeenschappelijk handelen, werd weldra versterkt door de kracht van een behoorlijk gevulde kas, het ‘verzetsfonds’, zoals onze Franse broeders dat zo plastisch noemen. Nu stonden de zaken er wel heel anders voor. Het overgaan tot loonsverlaging of verlenging van de werkdag werd een riskante, zaak voor de kapitalist.

Vandaar de woedende aanvallen van de toenmalige kapitalistenklasse op de trade-unions. De aloude praktijk van de onbeperkte onderdrukking van de arbeidersklasse hadden de kapitalisten altijd als hun goed recht en wettig privilege beschouwd. Nu was daar paal en perk aan gesteld. Het is geen wonder dat zij luidkeels hun verontwaardiging uitten en van mening waren dat hun rechten en eigendom schade was berokkend, op zijn minst net zo erg als in onze tijd de Ierse landlords dat vinden.

De ervaring van zestig jaar vechten heeft de kapitalisten wat verstandiger gemaakt. De trade-unions vormen thans een erkende instelling en hun werking als een van de regulateurs van het loon is erkend in dezelfde mate, als waarin de werking van de fabrikanten in Lancashire hebben de laatste tijd zelf het een en ander van de arbeiders overgenomen en kunnen, als het hun uitkomt, niet slechter, en soms zelfs beter, een staking organiseren dan een willekeurige trade-union.

Aldus heeft het werk van de trade-unions geresulteerd in het feit, dat de loonwet in weerwil van de ondernemers wordt nageleefd; dat de arbeiders van de goed georganiseerde industrietakken de gelegenheid hebben om, al is het maar bij benadering, de volle waarde betaald te krijgen van de arbeidskracht die zij verhuren aan hun ondernemer; dat met hulp van staatswetten de werkdag op zijn minst binnen de perken blijft van de maximale duur, waarboven de arbeidskracht voortijdig raakt uitgeput. Dit is echter de limiet van wat de trade-unions, zoals ze nu georganiseerd zijn, kunnen hopen te bereiken, en dan nog door continu te strijden, met enorme verliezen aan krachten en middelen; daarbij ruïneren de schommelingen in het productieverloop, niet minder dan eens in de tien jaar, in één keer alles wat veroverd was, en moet men de strijd weer helemaal opnieuw beginnen. Dat is de vicieuze cirkel waaruit geen uitweg is. De arbeidersklasse blijft wat hij was en wat onze chartistische voorvaders niet schroomden te noemen, — een klasse van loonslaven. Moet dit soms de eindbalans zijn van alle moeite, zelfopoffering en leed? Moet dit dan voor altijd het hoogste doel van de Britse arbeiders zijn? Of moet de arbeidersklasse van Engeland eindelijk proberen zich los te wringen uit deze vicieuze cirkel en een uitweg te vinden in een beweging die gericht is op de vernietiging van het systeem van loonarbeid zelf?

De volgende keer zullen we de rol van de trade-unions als organisatoren van de arbeidersklasse onder de loep nemen.

II

Tot nu toe hebben we de functies van de trade-unions slechts bekeken, voor zover deze meewerken aan het reguleren van de loonproporties en voor de arbeider in zijn strijd tegen het kapitaal minstens enkele verzetsmiddelen veilig stellen. Doch met dit facet is ons onderwerp nog niet uitgeput.

We spraken over de strijd van de arbeider tegen het kapitaal. Deze strijd bestaat, hoezeer ook de apologeten van het kapitaal hem zouden willen weerleggen. Hij zal bestaan, zolang loonsverlaging de betrouwbaarste en gemakkelijkste manier van winstverhoging blijft, of meer nog, zolang het systeem van loonarbeid bestaat. Alleen al de aanwezigheid van de trade-unions is er het voldoende bewijs van; indien zij niet zijn opgericht om te strijden tegen de uitpersingen door het kapitaal, waarvoor zijn zij dan wel opgericht? De kern van de zaak is niet te verdoezelen. Geen van de zoete frasen kan het schrijnende feit verhullen, dat de hedendaagse maatschappij in hoofdlijnen verdeeld is in twee grote antagonistische klassen — enerzijds de kapitalisten die beschikken over alle nodige middelen voor de toepassing van arbeid en anderzijds de arbeiders die over niets anders beschikken dan hun eigen arbeidskracht. Het product van de arbeid van deze laatste klasse moet worden verdeeld onder beide klassen en deze verdeling is een voortdurende oorzaak van strijd. Elk der beide klassen tracht een zo groot mogelijk deel te ontvangen; en het merkwaardigste in deze strijd is het feit, dat, ofschoon de arbeidersklasse slechts voor een deel het product van zijn eigen arbeid in handen krijgt, hij er vaak genoeg van wordt beschuldigd, dat hij domweg de kapitalist berooft!

Doch de strijd tussen twee grote maatschappelijke klassen wordt onvermijdelijk een politieke strijd. Zo was het met de langdurige strijd tussen de bourgeoisie, ofwel de klasse der kapitalisten, en de aristocratische grondbezitters; zo staan de zaken er ook voor met de strijd tussen de arbeidersklasse en diezelfde kapitalisten. In elke strijd van klasse tegen klasse vormt het eerste doel de politieke macht; de heersende klasse verdedigt zijn politieke toppositie; met andere woorden, zijn gegarandeerde meerderheid in de wetgevende organen. De onderdrukte klasse vecht aanvankelijk voor een deel van deze macht, daarna voor de gehele macht, om de gelegenheid te hebben, de bestaande wetten te wijzigen naar hun eigen belangen en behoeften. Zo streed de arbeidersklasse van Groot-Brittannië jarenlang vurig, zelfs met gewapende middelen, voor het Volkscharter die hem deze politieke macht moest geven. Zij leed een nederlaag, maar de strijd maakte zoveel indruk op de triomferende bourgeoisie, dat deze sindsdien al tevreden is met het feit, dat met telkens nieuwe concessies een verlenging van de wapenstilstand wordt afgekocht van de arbeiders.

Voorts vormt in de politieke strijd van klasse tegen klasse de organisatie een uiterst belangrijk wapen. En naarmate de zuiver politieke, ofwel chartistische, organisatie uiteenviel, werd tegelijkertijd de organisatie van de trade-unions steeds sterker en sterker en heeft vandaag de dag zoveel macht gekregen, dat geen andere arbeidersorganisatie in de overige landen zich ermee laat vergelijken. Enige grote trade-unions, die een tot twee miljoen arbeiders tellen en die steun krijgen van kleinere of plaatselijke bonden, vertegenwoordigen een macht, waarmee elke regering van de heersende klasse gedwongen is rekening te houden, of het nu whigs of tory ’s zijn.

In overeenkomst met de tradities, die zich bij hun opkomst en ontwikkeling hebben gevestigd, beperkten deze machtige organisaties hun activiteiten tot nu toe bijna uitsluitend tot deelname in het reguleren van loon en werkdag en tot de strijd voor afschaffing van de wetten die tegen de arbeiders waren gericht. Zoals boven vermeld, deden zij dit met het succes dat zij mochten verwachten. Maar dat is nog niet alles: de regerende klasse, die hun kracht beter kent dan zijzelf, is zo goed geweest hun extra concessies te doen. De verkiezingswet van Disraeli verleende het stemrecht aan in elk geval het merendeel van de georganiseerde arbeidersklasse. Zou Disraeli dit voorstel soms hebben gedaan, als hij niet veronderstelde, dat deze nieuwe kiezers hun eigen wil naar voren gingen brengen, dat ze niet meer aan de leiband gingen lopen van de burgerlijke, liberale politici? Zou hij dit voorstel hebben kunnen uitvoeren indien de arbeiders met hun bestuur over hun eigen enorme vakverenigingen hun vaardigheid niet zouden hebben getoond in administratieve en politieke activiteiten?

Deze maatregel opende nieuwe mogelijkheden voor de arbeidersklasse. Hij verschafte haar de meerderheid in Londen en in alle fabriekssteden en gaf haar daarmee een nieuw wapen in de strijd tegen het kapitaal: het delegeren van mensen uit de eigen klasse naar het parlement. Maar juist hier moet helaas worden vermeld, dat de trade-unions hun plichten als het progressieve deel van de arbeidersklasse vergaten. Het nieuwe wapen bevindt zich al meer dan tien jaar in hun handen, maar ze hebben het nog maar nauwelijks één keer ontbloot. Maar ze hadden niet mogen vergeten, dat ze de door hen ingenomen positie niet zullen kunnen behouden, indien ze niet werkelijk in de voorste gelederen van de arbeidersklasse gaan lopen. Het is tegennatuurlijk, dat de arbeidersklasse van Engeland, nu deze in staat is veertig of vijftig arbeiders naar het parlement te delegeren, toch alsmaar genoegen bleef nemen met het feit, dat zij wordt vertegenwoordigd door de kapitalisten en hun uitvoerders, zoals juristen, journalisten e.d.

Sterker nog: te oordelen naar de vele symptomen, ontluikt in de arbeidersklasse van Engeland het bewustzijn, dat zij enige tijd een vals spoor gevolgd heeft; dat de huidige beweging, waarvan het enige doel bestaat uit loonsverhoging en verkorting van de werkdag, haar in een vicieuze cirkel vasthoudt, waaruit geen uitweg is; dat het fundamentele kwaad niet het lage loonpeil is maar het systeem van loonarbeid zelf. Zodra dit inzicht onder de arbeidersklasse algemene verbreiding vindt, zal de situatie van de trade-unions zich wezenlijk moeten gaan wijzigen. Ze zullen niet meer het privilege genieten, dat ze de enige organisaties van de arbeidersklasse zijn. Naast de bonden van de afzonderlijke beroepen of boven deze moet een algemene vereniging ontstaan, de politieke organisatie van de arbeidersklasse als geheel.

Derhalve moeten de georganiseerde trade-unions twee dingen goed in het oog houden: ten eerste, dat het moment snel nadert, waarop de arbeidersklasse van Engeland op ondubbelzinnige wijze het volle deel van haar vertegenwoordiging in het parlement opeist; ten tweede, dat even snel het moment nadert, waarop de arbeidersklasse tot het inzicht komt, dat de strijd voor een hoog loon en voor een korte werkdag, evenals alle activiteiten van de trade-unions in hun huidige vorm, geen doel op zich inhouden, doch slechts een middel, zij het een heel noodzakelijk en doeltreffend middel, maar nog altijd een van de vele middelen, die voeren naar een hoger doel: de volledige liquidatie van het hele systeem van loonarbeid.

Voor de volledige vertegenwoordiging van de arbeiders in het parlement, evenals voor de voorbereiding tot de liquidatie van het systeem van loonarbeid, wordt de organisatie noodzakelijk van niet de afzonderlijke beroepen, maar van de arbeidersklasse als geheel. En hoe eerder dit wordt gedaan, des te beter. Er is op de wereld geen macht, die op zijn minst een dag lang weerstand zal kunnen bieden aan de Britse arbeidersklasse, als deze georganiseerd zal zijn als één geheel.

Vertaald uit het Engels


Zoek knop