Friedrich Engels

Het systeem van loonarbeid


Geschreven: 15-16 mei 1881
Bron: Tegen het reformisme, Uitgeverij Progres, Moskou 1990. Een bundel teksten (extracten) rond het thema reformisme
Vertaling: Uitgeverij Progres
Deze versie: Spelling - Voetnoten zijn niet overgenomen
Transcriptie/HTML en contact: Adrien Verlee, voor het Marxists Internet Archive, januari 2009

Laatste bewerking: 29 januari 2009


Verwant:
Het Kapitaal
Loonarbeid en kapitaal
Cursus marxistische economie

In het vorige artikel behandelden we de van oudsher hoog gehouden leuze — ‘Rechtvaardig loon voor een rechtvaardige werkdag’ — en zijn we tot de conclusie gekomen, dat onder de huidige sociale condities het meest rechtvaardige loon onvermijdelijk correspondeert met de meest onrechtvaardige verdeling van het product van het werk van de arbeider, omdat het grootste deel van dat product de zak van de kapitalist vult en de arbeider zich tevreden moet stellen met maar zo’n klein deel ervan, dat hem mogelijk maakt zijn arbeidsvaardigheid in stand te houden en zijn geslacht voort te zetten.

Dat is de wet der politieke economie of, met andere woorden, de wet van de huidige economische organisatie van de maatschappij, en deze wet heeft meer kracht dan alle geschreven en ongeschreven Engelse wetten bij elkaar, met inbegrip van het kanseliersrecht. Zolang de maatschappij is verdeeld in twee tegenovergestelde klassen: enerzijds — de kapitalisten, die het monopolie hebben over alle productiemiddelen — grond, grondstoffen, machines, en anderzijds — de werkende mensen, de arbeiders, ontdaan van alle eigendom van productiemiddelen, met niets dan de eigen arbeidskracht tot hun beschikking; zolang deze maatschappelijke organisatie bestaat, zal de loonwet almachtig blijven en elke dag opnieuw de kettingen smeden, die de arbeider maken tot slaaf van zijn eigen product dat gemonopoliseerd is door de kapitalist.

De Engelse trade-unions worstelen nu alweer bijna zestig jaar tegen deze wet — maar met welk resultaat? Is het hun soms gelukt de arbeidersklasse te bevrijden uit die knechting, waarin het kapitaal hen vasthoudt, dit product van hun eigen handen? Hebben ze het de arbeidersklasse mogelijk gemaakt, al is het maar ten dele, boven de positie van loonslaven uit te stijgen, de eigenaren te worden van hun eigen productiemiddelen — de grondstoffen, de instrumenten en de machines die ze bij de productie nodig hebben, en op die manier de eigenaren te worden van het product van hun eigen werk? Het is welbekend, dat ze dat niet alleen niet gedaan hebben, maar het ook nooit geprobeerd hebben.

We willen zeker niet beweren, dat de trade-unions nutteloos zijn, omdat zij het niet gedaan hebben. Integendeel, de trade-unions zijn zowel in Engeland als ook in elk ander industrieland noodzakelijk in de strijd van de arbeidersklasse tegen het kapitaal. Het gemiddelde loon staat gelijk aan de som van de hoogst noodzakelijke dingen die de arbeiders in een bepaald land nodig hebben om hun geslacht te onderhouden overeenkomstig de voor dat land gebruikelijke levensstandaard. Deze levensstandaard kan voor de verschillende arbeiderslagen verschillend zijn. Een grote verdienste van de trade-unions is het feit, dat zij met hun strijd voor het behoud van een zekere loonschaal en voor de verkorte werkdag streven naar het behoud en de verhoging van de levensstandaard. In het Londense East End zijn vele industrieën, waarvan het werk dezelfde kwalificatie heeft en even zwaar is als het werk van metselaren en hun hulpen, maar ondertussen verdienen ze er nauwelijks het halve loon van deze laatsten. Waarom? Simpelweg omdat een machtige organisatie de ene groep de gelegenheid geeft een relatief hoge levensstandaard aan te houden, terwijl de andere groep, die ongeorganiseerd en machteloos is, gedwongen is niet alleen de onontkoombare, maar bovendien ook de willekeurige uitpersingen van hun ondernemers te dulden: de levensstandaard gaat geleidelijk omlaag, men raakt gewend van een steeds lager loon te leven en vanzelfsprekend daalt het loon tot het niveau, waarbij men gewend is zich neer te leggen.

Zoals u ziet is de loonwet helemaal geen wet die onwrikbaar en rechtlijnig functioneert. Binnen zekere grenzen is hij zeker niet onverbiddelijk. Er is altijd (met uitzondering van periodes van zware depressie) in elke tak van industrie een zeker schommelingsbereik, waarbinnen de proporties van het loon kunnen worden gewijzigd als gevolg van de worsteling tussen de twee strijdende partijen. Het loon wordt in alle gevallen vastgesteld door handeldrijven en degene, die bij deze handel langer en succesvoller weerstand biedt, loopt meer kans om meer te krijgen dan hem toekomt. Indien de handel met de kapitalist wordt ondernomen door een geïsoleerde arbeider, dan is hij gemakkelijk te overwinnen en moet hij zich overgeven aan de goedheid van zijn vijand; maar indien de arbeiders van een hele tak van industrie een machtige organisatie vormen, met vereende krachten een geldfonds bijeenbrengen, dat het voor hen mogelijk maakt in geval van nood de strijd met hun ondernemers vol te houden en met behulp waarvan zij met deze ondernemers kunnen onderhandelen als een zekere macht, — dan, en alleen dan zijn zij bij machte om op zijn minst die luttele stuivers te krijgen, die men overeenkomstig de economische structuur van de hedendaagse maatschappij een rechtvaardig loon voor een rechtvaardige werkdag zou kunnen noemen.

De loonwet wordt niet overtreden door de strijd die de trade-unions voeren. Integendeel, hij wordt door hun pressie gerealiseerd. Zonder de middelen van weerstand die de trade-unions bieden zou de arbeider niet eens krijgen, wat hij behoort te krijgen volgens de wetten van het loonarbeidsysteem. Slechts de bedreiging, die de trade-unions voor de kapitalist vormen, kan hem dwingen de volle marktwaarde voor de arbeidskracht van zijn werknemer uit te betalen. Vergelijk het loon, dat de leden van grote trade-unions wordt uitbetaald, met het loon, dat wordt uitbetaald in de talloze kleine industrieën in het Londense East End, dat gat van dorre armoe.

Kortom, de trade-unions doen geen aanval op het systeem van loonarbeid. Maar de economische degradatie van de arbeidersklasse wordt niet geconditioneerd door hoge of lage lonen, — deze degradatie berust in het feit, dat, in plaats van voor zijn arbeid het volle product van deze arbeid te ontvangen, de arbeidersklasse gedwongen is zich tevreden te stellen met een deel van het door haarzelf gemaakte product, genaamd loon. De kapitalist vergaart het hele product (en betaalt hieruit de arbeider), omdat hij de eigenaar van de arbeidsmiddelen is. En daarom is de echte vrijmaking van de arbeidersklasse onmogelijk, zolang zij zelf niet de eigenaar van de arbeidsmiddelen wordt, dus van de grond, de grondstoffen, de machines enz., en daarmee ook de eigenaar van het volle product van zijn eigen arbeid.

Vertaald uit het Engels


Zoek knop