Geschreven: 15 maart 1865
Bron: Tegen het reformisme, Uitgeverij Progres, Moskou 1990. Een bundel teksten (extracten) rond het thema reformisme
Vertaling: Uitgeverij Progres
Deze versie: Spelling - Voetnoten zijn niet overgenomen
Transcriptie/HTML en contact: Adrien Verlee, voor het Marxists Internet Archive
Laatste bewerking: 20 januari 2009
Begin januari 1865, na de confiscatie van een der eerste nummers van de Social-Demokrat, feliciteerde ik de heer Von Schweitzer met deze gebeurtenis en voegde eraan toe, dat hij openlijk moet breken met het ministerie.
Toen het bericht van Proudhons dood kwam, vroeg hij van mij een artikel over Proudhon. Ik vervulde zijn wens door het artikel per omgaande post toe te zenden, maar nam wel deze gelegenheid te baat om nu in zijn eigen krant ‘elk, al is het maar ogenschijnlijk, compromis met de bestaande macht’ te omschrijven als een inbreuk op de ‘simpele morele tact’, en het feit dat Proudhon bij L. Bonapparte een wit voetje wilde halen na de staatsomwenteling als ‘onbeschoft’. Tegelijkertijd stuurde Engels hem de vertaling van een oud-Deens boerenlied, om in het commentaar erbij de lezers van Social-Demokrat de noodzaak voor te houden van strijd tegen het vergrijsde jonkerschap.
In de loop van diezelfde januari moest ik echter opnieuw een protest indienen tegen de ‘tactiek’ van de heer Von Schweitzer. Hij antwoordde mij op 4 februari:
‘Wat onze tactiek aangaat, verzoek ik u rekening ermee te houden, hoe moeilijk onze positie is. We moeten beslist trachten deze te versterken etc.’
Eind januari heeft een insinuatie in een uit Parijs ingezonden stuk in de Social-Demokrat Engels en mij gedwongen een protest te publiceren, waarin onder meer werd gezegd, dat wij verheugd waren onze mening bevestigd te zien, dat ‘het Parijse proletariaat evenals voorheen onverzoenlijk staat tegenover het bonapartisme in al zijn vormen — zowel in de vorm van de Tuilerieën als in de vorm van het Palais-Royal en dat het geen moment op de gedachte is gekomen zijn historisch eerstgeboorterecht als voorvechter voor de revolutie te verkopen voor linzensoep’. De kennisgeving eindigde met de woorden: ‘Wij bevelen dit voorbeeld de Duitse arbeiders aan’.
In de tussentijd heeft de Parijse correspondent in nr. 21 van de Social-Demokrat zijn vorige bericht gecorrigeerd en ontnam daarmee onze kennisgeving zijn onmiddellijke aanleiding. Daarom hadden wij geen bezwaar tegen de weigering van de heer Von Schweitzer om hem af te drukken. Maar tezelfdertijd schreef ik hem: ‘Wij zullen elders een gedetailleerde uitleg geven van onze visie op de relatie van de arbeiders tot de Pruisische regering’. Ten langen leste trachtte ik hem aan de hand van een voorbeeld uit de praktijk, het coalitievraagstuk, de hele armzaligheid duidelijk te maken van zijn ‘tactiek’ indien deze slechts voortvloeide uit eerlijke motieven. Hij antwoordde mij op 15 februari:
‘Indien het u goeddunkt om, zoals in uw laatste brief, mij uitleg te geven over ‘theoretische (!) kwesties’, dan accepteer ik met dankbaarheid van u zo’n belering. Wat de praktische kwestie van de hedendaagse tactiek aangaat, vraag ik u er rekening mee te houden, dat, wil men een oordeel over deze zaken geven, men middenin de gebeurtenissen moet zitten. Daarom behandelt u ons onheus, indien u waar en in welke vorm dan ook uw ongenoegen met onze tactiek uitspreekt. U zou dat alleen dan kunnen doen, indien u exact onze positie kende. Vergeet ook niet, dat de Algemeen Duitse Arbeidersbond een eensgezinde organisatie is en dat deze tot op zekere hoogte te maken heeft met eigen tradities. Immers, in concreto gaan zaken altijd gepaard met enige complicaties.
Als antwoord op dit ultimatum van Schweitzer diende onze officiële kennisgeving over ons aftreden als medewerkers van de krant.
Karl Marx
Londen, 15 maart 1865
Vertaald uit het Duits