Ted Grant

Het programma van de Internationale


Geschreven: mei 1970
Bron: www.vonk.org
Deze versie: De inleidende toelichting van Vonk is niet overgenomen
HTML en contact: Adrien Verlee, voor het Marxists Internet Archive
| Hoe te citeren? — Graag bronvermelding !

Qr-MIA

       


Deel deze tekst met een kennis
Het e-mailadres:


Verwant
Trotski en zijn epigonen
De Eerste en Tweede Internationale
De Vierde Internationale. 60 jaar analyse en strijd

De Eerste en Tweede Internationales

Zonder een internationaal perspectief, programma en politiek, is het onmogelijk om een beweging op te bouwen die in staat is om de samenleving te transformeren. Een Internationale is een programma, politiek en methode; en haar organisatie is het middel om deze door te voeren. De noodzaak voor de Internationale vloeit voort uit de internationale positie van de arbeidersklasse. Deze werd op haar beurt ontwikkeld door de organisatie van de wereldeconomie als een ondeelbaar geheel. De belangen van de arbeidersklasse in het ene land zijn dezelfde als de belangen van de arbeiders in andere landen. Door de arbeidsdeling die door het kapitalisme is opgezet, wordt de basis gelegd voor een nieuwe internationale organisatie van arbeid en geplande productie op wereldschaal. Op die manier vormt de strijd van de arbeidersklasse in alle landen de basis voor de beweging naar het socialisme.

Het kapitalisme, door middel van privaateigendom van de productiemiddelen, ontwikkelde de industrie en verpletterde het particularisme van de feodaliteit. Het bracht de archaïsche douanerechten, tolheffingen en afpersingen van het feodalisme ten val. Zijn grote schepping is de natiestaat en de wereldmarkt. Zodra deze taken vervuld waren, werd het echter zelf een obstakel dat de ontwikkeling van de productie belemmert. De natiestaat en het private bezit van de productiemiddelen belemmeren de ontwikkeling van de samenleving. De productiemogelijkheden kunnen enkel volledig benut worden door het afschaffen van landsgrenzen en het oprichten van een Europese Federatie en Wereldfederatie van arbeidersstaten. Deze zijn, samen met staatseigendom en arbeidersbeheer, een noodzakelijk stadium op weg naar het socialisme. Het zijn deze factoren die de strategie en tactieken bepalen van het proletariaat, die weerspiegeld worden in zijn bewuste leiderschap. In de kernspreuk van Marx “hebben de arbeiders geen vaderland,” en daarom, “Arbeiders aller landen, verenigt u.”

Het was met deze beschouwingen in gedachte dat Marx de Eerste Internationale oprichtte, een middel om de geavanceerde lagen van de arbeidersklasse op internationale schaal te verenigen. In de Eerste Internationale zaten Britse vakbondslieden, Franse radicalen en Russische anarchisten. Onder begeleiding van Marx legde ze het kader vast voor de ontwikkeling van de arbeidersbeweging in Europa, Groot-Brittannië en Amerika. In die dagen sidderde de bourgeoisie van angst voor de dreiging van het communisme in de vorm van de Internationale. Ze raakte diepgeworteld in de belangrijke Europese landen.

Na het instorten van de Commune van Parijs was er een opleving van het kapitalisme op wereldschaal. Onder deze omstandigheden leidde de druk van het kapitalisme op de arbeidersbeweging tot interne twisten en factiestrijd. De intriges van de anarchisten ontvingen een verhoogde impuls. De groei van het kapitalisme in een organische opleving beïnvloedde op haar beurt de organisatie op internationale schaal. Onder zulke omstandigheden besloten Marx en Engels, na eerst het hoofdkwartier van de organisatie naar New York te hebben verhuisd, dat het voorlopig beter zou zijn om de Internationale te ontbinden [in 1876].

Het werk van Marx en Engels wierp zijn vruchten af, in de vorm van massaorganisaties van het proletariaat in Duitsland, Frankrijk, Italië en andere landen, zoals Marx had voorzien. Dit maakte weer de weg vrij voor de organisatie van de Internationale op de beginselen van het marxisme, welke grotere massa’s omvatte. Zo werd in 1889 de Tweede Internationale geboren. De ontwikkeling van de Tweede Internationale vond echter grotendeels plaats binnen het kader van een organische opleving van het kapitalisme, en hoewel zij in woorden de ideeën van het marxisme omhelsden, kwamen de toplagen van de wereldwijde sociaaldemocratie onder druk te staan van het kapitalisme. De leiders van de sociaaldemocratische partijen en massale vakbondsorganisaties van de arbeidersklasse raakten geïnfecteerd met de gebruiken en levensstijl van de heersende klasse. De gewoonte van compromis en discussie met de heersende klasse werd hun tweede natuur. Het onderhandelen over verschillen door middel van compromis vormde hun denkwijze. Zij geloofden dat de constante toename van de levensstandaard, als gevolg van de druk van de massaorganisaties, voorgoed zou doorgaan. De leiders verhieven zichzelf een stapje boven de massa’s in hun bestaansomstandigheden. Dit beïnvloedde de toplagen van de parlementariërs en de vakbonden. “Omstandigheden bepalen het bewustzijn” en de decennia van vreedzame ontwikkeling die op de Commune van 1871 volgden, veranderden het karakter van de leiding van de massaorganisaties. In woorden steunde zij het socialisme en de dictatuur van het proletariaat, in haar uitspraken omhelsde ze het Internationalisme, maar in de praktijk was de leiding overgegaan tot steun aan de nationale staat. Op de Basel Conferentie van 1912, met groeiende tegenstellingen binnen het wereldimperialisme en de onvermijdelijkheid van een wereldoorlog, besloot de Tweede Internationale om zich met alle middelen, inclusief algemene staking en burgeroorlog, te verzetten tegen de poging om de volkeren naar een zinloze slachtpartij te sturen. Lenin en de bolsjewieken, samen met Luxemburg, Trotski en andere leiders van de beweging, namen deel aan het organiseren van de Tweede Internationale, als het middel voor de bevrijding van de mensheid van de ketenen van het kapitalisme.

In 1914 betuigden de leiders van de sociaaldemocratie in bijna alle landen steun aan hun eigen heersende klasse in de Eerste Wereldoorlog. De crisis en het verraad van de beginselen van het socialisme waren zo onverwacht dat zelfs Lenin geloofde dat de uitgave van Vorwärts – het centrale orgaan van de Duitse sociaaldemocratie – waarin de steun voor de oorlogskredieten stond beschreven, een vervalsing was van de Duitse Generale Staf. De Internationale was bij haar eerste serieuze proef roemloos ingestort.

De Derde Internationale

Lenin, Trotski, Liebknecht, Luxemburg, MacLean, Connolly en andere leiders werden teruggebracht tot het leiden van kleine sektes. In 1916 konden de internationalisten van de wereld, zoals de deelnemers aan de Zimmerwald Conferentie voor de grap zeiden, in een paar postkoetsen samengebracht worden. Het onverwachtse verraad leidde tot de positie waarin de internationalisten, geïsoleerd en zwak, enigszins ultralinks neigden te zijn. Om zich te onderscheiden van de ‘sociaalpatriotten’ en ‘verraders van het socialisme’, waren zij genoodzaakt om de grondbeginselen van het marxisme op te stellen: de verantwoordelijkheid van het imperialisme voor de oorlog; het recht op zelfbeschikking voor nationaliteiten; de noodzaak van de verovering van de macht; een breuk met de praktijk en de politiek van de reformisten. Lenin had verklaard dat het idee van de Eerste Wereldoorlog als ‘oorlog om alle oorlogen te eindigen,’ een kwaadaardig sprookje van de arbeidersleiders was. Als de oorlog niet gevolgd zou worden door een reeks succesvolle socialistische revoluties, dan zou deze gevolgd worden door een tweede, derde en zelfs een tiende wereldoorlog, tot de mogelijke vernietiging van de mensheid. Het bloed en het lijden in de loopgraven, voor de winsten van de miljonairsmonopolisten, zou onvermijdelijk een opstand der volkeren uitlokken tegen de kolossale slachtpartij.

De beginselen werden gerechtvaardigd door de Russische Revolutie van 1917, die geleid werd door de bolsjewieken. Deze werd gevolgd door een reeks revoluties en revolutionaire situaties tussen 1917 en 1921. De jonge krachten van de nieuwe Internationale, welke officieel werd opgericht in 1919, waren echter jong en onvolgroeid. Als gevolg waren zij te zwak om de situatie te benutten, hoewel de Russische Revolutie als effect had dat er een golf van radicalisering werd opgewekt in de meeste Europese landen en dat er massale communistische partijen werden georganiseerd. De eerste golven van radicalisering zagen de massa’s naar hun traditionele organisaties keren, maar wegens de onervarenheid, een gebrekkig begrip van marxistische theorie, methodiek en organisatie en hun onvolgroeidheid, waren de jonge communistische partijen niet in staat om gebruik te maken van de situatie. Als gevolg wist het kapitalisme zichzelf tijdelijk te stabiliseren.

In de revolutionaire situatie in Duitsland in 1923 liet men de kans liggen om de macht over te nemen, als gevolg van de politiek van de leiding, die door dezelfde crisis ging als de leiding van de Bolsjewistische Partij in 1917. Hierna spoedde het Amerikaanse imperialisme zich om het Duitse kapitalisme hulp te bieden, uit angst voor ‘bolsjewisme’ in het Westen. Dit maakte de weg vrij voor de degeneratie van de Sovjet-Unie, als gevolg van haar isolatie en achtergesteldheid, en voor de corruptie en het wegrotten van de Derde Internationale.

In 1924 begon de stalinistische bureaucratie zich te consolideren en de macht over te nemen in de Sovjet-Unie. Een gelijksoortig proces als gedurende decennia plaatsvond met de ontaarding van de Tweede Internationale, vond nu in een kort tijdsbestek plaats in de Sovjet-Unie. Nadat zij de macht hadden overgenomen in een achtergesteld land waren de marxisten vol vertrouwen voorbereid op de internationale revolutie als enige oplossing voor de problemen van de arbeiders in Rusland en de rest van de wereld. In 1924 kwam Stalin echter naar voren als vertegenwoordiger van de ambtenarij, die zichzelf boven het niveau van de arbeiders en boeren had verheven.

Waar ‘kunst, wetenschap en bestuur’ aan hen voorbehouden bleven – in plaats van het idee van Marx en Lenin dat de massa van de bevolking deelneemt aan het regeren en het besturen van de industrie – kwamen de gevestigde belangen van de bevoorrechte lagen naar boven. In de herfst van 1924 schond Stalin de tradities van het marxisme en bolsjewisme en bracht hij voor het eerst de utopische theorie naar buiten van ‘socialisme in één land’. De internationalisten onder Trotski vochten tegen deze theorie en voorspelden dat deze zou leiden tot het instorten van de Communistische Internationale en de nationale degeneratie van haar secties.

Theorie is geen abstractie, maar een gids voor de strijd. Theorieën moeten, wanneer zij massale steun verkrijgen, de belangen en druk van groeperingen, kasten of klassen in de samenleving vertegenwoordigen. Zo vertegenwoordigde de theorie van ‘socialisme in één land’ de ideologie van de heersende kaste in de Sovjet-Unie, de laag van functionarissen die tevreden waren met de resultaten van de revolutie en hun bevoorrechte positie niet verstoord wilden zien. Het waren deze denkbeelden die de Communistische Internationale nu deden veranderen van een instrument voor de internationale revolutie, tot een simpele grenswacht voor de verdediging van de Sovjet-Unie, welke verondersteld werd afzonderlijk bezig te zijn met het opbouwen van socialisme.

De Linkse Oppositie

De Linkse Oppositie in de communistische partijen, die voor de beginselen van het internationalisme en het marxisme stond, werd nu geroyeerd. De nederlagen van de Britse algemene staking en de Chinese revolutie van 1925-1927 maakten de weg vrij voor deze ontwikkeling. In dit stadium was het een kwestie van ‘fouten’ in de politiek van Stalin, Boecharin en hun handlangers. Het was een kwestie van hun positie als ideologen van de bevoorrechte laag en de enorme druk vanuit het kapitalisme en het reformisme. Deze fouten vanuit de leiding veroordeelden de beweging van het proletariaat in andere landen tot nederlagen en rampen.

Nadat zij hun vingers hadden gebrand aan de poging tot verzoening met de reformisten in het Westen en de koloniale bourgeoisie in het Oosten, zigzagden Stalin en zijn kliek naar een ultralinks standpunt, waarbij zij de leiding van de Communistische Internationale met zich meetrokken. Zij zorgden voor verdeeldheid onder de Duitse arbeiders, in plaats van op te roepen tot een Eenheidsfront om te voorkomen dat het fascisme in Duitsland aan de macht kwam. Zo maakten zij, door de verlamming van het Duitse proletariaat, de weg vrij voor de overwinning van Hitler. De degeneratie van de Sovjet-Unie en het verraad van de Derde Internationale maakten de weg vrij voor de misdaden en het verraad van de stalinistische contrarevolutie in de Sovjet-Unie.

Met uitzondering van de nationalisering van de productiemiddelen, het monopolie op buitenlandse handel en de geplande productie, is er niets over van de nalatenschap van Oktober. De zuiveringen, de eenzijdige burgeroorlog in de Sovjet-Unie, vonden hun tegenhangers binnen de partijen van de Communistische Internationale. De overwinning van Hitler en de nederlagen in Spanje en Frankrijk waren de gevolgen van deze ontwikkelingen. Van 1924 tot 1927 had Stalin gesteund op een verbond met de koelakken en ‘NEP-mannen’ in de Sovjet-Unie, en op het ‘bouwen van socialisme met een slakkengang’. Tegelijkertijd stond het stalinisme in het buitenland voor een ‘neutralisering’ van de kapitalisten en verzoening met de sociaaldemocraten als een manier om de oorlogsdreiging ‘af te wenden’. De nederlaag van de Linkse Oppositie in de Sovjet-Unie, met haar programma van een terugkeer naar arbeidersdemocratie en het invoeren van vijfjarenplannen, was het gevolg van de internationale nederlagen van het proletariaat, die waren veroorzaakt door de stalinistische politiek.

Van het door de knieën gaan voor de sociaaldemocraten en andere internationale ‘vrienden van de Sovjet-Unie’, zwaaide de Communistische Internationale nu over naar de politiek van de ‘derde periode’. De depressie van 1929-33 zou ‘de laatste crisis van het kapitalisme’ zijn. Fascisme en sociaaldemocratie zouden een tweeling zijn en deze ‘theorieën’ effenden het pad voor de verschrikkelijke nederlagen van de internationale arbeidersklasse.

Tegelijkertijd won de politiek van de Linkse Oppositie in Rusland de meest geavanceerde elementen voor zich binnen de belangrijkste communistische partijen in de wereld. De Lessen van Oktober, een werk van Trotski, behandelde de lessen van de mislukte revolutie van 1923 in Duitsland. Het algemene programma van de oppositie in binnen- en buitenland werd niet enkel in de Russische partij beantwoord met uitzettingen, maar ook in de hoofdsecties van de Internationale. Er was een opkomst van oppositiegroepen in Duitsland, Frankrijk, Groot-Brittannië, Spanje, de VS, Zuid-Afrika en andere landen. Het programma van de Oppositie stond toentertijd voor hervormingen binnen de Sovjet-Unie en de Internationale en voor het aannemen van correcte politieke standpunten, in plaats van het opportunisme van de periode 1923-1927 en het avonturisme van de periode 1927-1933.

Deze splitsingen, zoals Engels in een ander geval had opgemerkt, waren een gezonde ontwikkeling, in de zin dat er een poging werd gedaan om de beste tradities van het bolsjewisme en het ideaal van de Communistische Internationale te behouden. De crisis van het leiderschap betekende de crisis van de Internationale en van de gehele mensheid. Op die manier waren de splitsingen een manier om de idealen en methoden van het marxisme te behouden. In haar eerste bestaansperiode beschouwde de Linkse Oppositie zich als een onderdeel van de Communistische Internationale en stond ze voor de hervorming van de Internationale, hoewel zij geroyeerd was.

De massa’s, zelfs de geavanceerde lagen van het proletariaat, leren enkel door de lessen van grote gebeurtenissen. De hele geschiedenis heeft aangetoond dat de massa’s nooit hun oude organisaties kunnen opgeven totdat deze op de proef gesteld zijn in het vuur van de ervaring. Nog tot 1933 stond de marxistische vleugel van de Internationale voor de hervorming van de Sovjet-Unie en de Communistische Internationale. Of zij levensvatbare organisaties waren of niet zou door de geschiedenis bewezen worden. Zo hield de oppositie zichzelf in stand als onderdeel van de Internationale, hoewel zij formeel buiten de rangen gezet was.

Het was het aan de macht komen van Hitler en de weigering van de Communistische Internationale om lessen te trekken uit deze nederlaag, die haar verdoemden als instrument voor de arbeidersklasse in de strijd voor het socialisme. In plaats van de redenen te analyseren voor de fatale politiek van het ‘sociaalfascisme’, verklaarden de secties van de Communistische Internationale dat de overwinning van Hitler een overwinning voor de arbeidersklasse was. Zelfs in 1934 zetten zij nog dezelfde suïcidale politiek voort van verenigde acties met de fascisten tegen de ‘sociaalfascisten’ en de ‘radicaal-fascist’ Daladier in Frankrijk. Indien succesvol, zouden deze de weg vrijgemaakt hebben voor een fascistische staatsgreep in Frankrijk in februari 1934.

De Vierde Internationale

Dit verraad en het verschrikkelijke effect van de nederlaag tegen Hitler leidden tot een nieuwe kijk op de rol van de Communistische Internationale. Een Internationale die op verraderlijke wijze het Duitse proletariaat aan Hitler kon overhandigen, zonder dat er ook maar een schot gelost werd en zonder dat er een crisis in haar rangen werd uitgelokt, kon niet langer de belangen van het proletariaat dienen. Een Internationale die deze ramp als een overwinning kon zien, kon haar rol als leiding van het proletariaat niet vervullen. Als een instrument van het wereldsocialisme was de Derde Internationale dood. Van een instrument van het internationaal socialisme, was de Communistische Internationale gedegenereerd tot een volledig volgzaam werktuig van het Kremlin, tot een instrument van de Russische buitenlandpolitiek. Het was nu noodzakelijk om de weg vrij te maken voor de organisatie van een Vierde Internationale, vrij van de smetten van de misdaden en het verraad van de reformistische en stalinistische Internationales.

Zoals in de dagen na de ineenstorting van de Tweede Internationale, bleven de revolutionaire internationalisten kleine geïsoleerde sektes. In België hadden zij een aantal parlementariërs en een organisatie van zo’n tweeduizend leden, in Oostenrijk en Holland iets soortgelijks. De krachten van de nieuwe internationale waren zwak en onvolgroeid; niettemin hadden zij de sturing en assistentie van Trotski en de perspectieven van grote historische gebeurtenissen. Ze werden geschoold op basis van een analyse van de ervaringen van de Tweede en Derde Internationales, van de Russische, Duitse en Chinese revoluties, van de Britse algemene staking, en van de grote gebeurtenissen die op de Eerste Wereldoorlog volgden. Op deze manier werden er kaders getraind en opgeleid tot het onmisbare skelet van het lichaam van de nieuwe Internationale.

Het was in deze periode, waarin rekening gehouden werd met het historische feit dat de beweging geïsoleerd was van de massaorganisaties van de sociaaldemocratie en de communistische partij, dat de tactiek van het ‘entrisme’ werd ontwikkeld. Om de beste arbeiders te winnen, was het noodzakelijk om een manier te vinden om hen te beïnvloeden. Dit kon enkel gedaan worden door met hen samen te werken binnen de massaorganisaties. Eerst met de ILP in Groot-Brittannië werd zo het idee van entrisme uitgewerkt voor de massaorganisaties van de sociaaldemocratie. Dit vond plaats waar zij in een toestand van crisis waren en zich naar links bewogen. Zo was er met de ontluikende revolutionaire situatie in Frankrijk een intrede in de Socialistische Partij. In Groot-Brittannië werd de intrede in de ILP, die toen in een constante staat van verandering en gisting was, opgevolgd door intrede van veel van de trotskisten, op Trotski’s advies, in de Labour Party. In de VS was er een intrede in de Socialistische Partij.

Over het algemeen was de vooroorlogse periode een periode van voorbereiding en oriëntatie en de selectie van kaders of leidende elementen die theoretisch en praktisch getraind en gestaald moesten worden in de massabeweging.

De tactiek van de intrede werd ook beschouwd als een hulpmiddel voor de korte termijn, dat aan de revolutionairen werd opgelegd door hun isolatie van de massa’s, en de onmogelijkheid van kleine organisaties om het gehoor en de steun te krijgen van de massa van de arbeidersklasse. Het was het doel om te werken onder de radicale elementen die revolutionaire oplossingen zochten, die zich in de eerste plaats richting de massaorganisaties zouden keren. Altijd zouden echter onder alle omstandigheden de hoofdideeën van het marxisme naar voren gebracht moeten worden en het revolutionaire vaandel, dat wil zeggen de ideeën van het marxisme, moest behouden en verdedigd worden. Het was een kwestie van ervaring en begrip opdoen, van het bestrijden van zowel sektarisme als opportunisme. Het was een middel om een flexibele benadering te ontwikkelen, met onverzoenlijke principes, als een manier om de kaders voor te bereiden op de grote gebeurtenissen die op komst waren.

De nederlagen van de arbeidersklasse in Duitsland, Frankrijk en in de burgeroorlog in Spanje, en de nederlagen van de directe naoorlogse periode, die geheel te wijten waren aan de politiek van de Tweede en Derde Internationales, maakten op hun beurt de weg vrij voor de Tweede Wereldoorlog. De verlamming van het proletariaat in Europa, in samenloop met de nieuwe verhevigde crisis van het wereldkapitalisme, maakte de Tweede Wereldoorlog absoluut onvermijdelijk. Het was in deze stemming dat in 1938 de oprichtingsconferentie van de Vierde Internationale plaatsvond.

Trotski’s perspectieven

Het document dat werd aangenomen op de conferentie, toont op zichzelf de reden van haar oprichting aan. Het Overgangsprogramma van de Vierde Internationale is verbonden aan het idee van massawerk, dat zelf gericht is op het idee van de socialistische revolutie door overgangseisen, die vanuit de tegenstrijdige werkelijkheid van vandaag vertrekken. In tegenstelling tot het minimum- en maximumprogramma van de sociaaldemocratie wordt het idee van een overgangsprogramma naar voren gebracht, de overgang van het kapitalisme naar de socialistische revolutie. Dit toont aan dat het tijdperk gezien werd als één van oorlogen en revoluties. Zo moest al het werk gekoppeld worden aan het idee van de socialistische revolutie.

Het perspectief van Trotski was dat van oorlog, die op zijn beurt revolutie zou uitlokken. Het probleem van het stalinisme zou op de ene of andere manier opgelost worden: de Sovjet-Unie zou geregenereerd worden door een politieke revolutie tegen het stalinisme of de overwinning van de revolutie in één van de belangrijke landen zou de situatie op wereldschaal oplossen. Met de overwinning van de proletarische revolutie zou het probleem van de internationales van zowel het stalinisme als het reformisme door de gebeurtenissen zelf opgelost worden.

Deze voorwaardelijke prognose werd, hoewel ze een grondig begrip liet zien van de processen in de klassensamenleving, echter niet bevestigd door de gebeurtenissen. Door de bijzondere militaire en politieke gebeurtenissen tijdens de oorlog werd het stalinisme tijdelijk versterkt. De revolutionaire golf tijdens en na de Tweede Wereldoorlog in Europa werd deze keer verraden door de stalinisten, op een ergere wijze dan de revolutionaire golf na de Eerste Wereldoorlog verraden werd door de leiders van de Tweede Internationale.

De Internationale bleef, zoals zelfs vandaag de dag het geval zou moeten zijn, gestoeld op de beginselen die uitgewerkt en ontwikkeld werden tijdens de eerste vier congressen van de Communistische Internationale, en de ervaringen van het stalinisme, fascisme en de grote gebeurtenissen tot de Tweede Wereldoorlog. Trotski’s idee om aan te zetten tot de oprichting van de Vierde Internationale in 1938, kwam voort uit de instorting van het stalinisme en reformisme als revolutionaire stromingen binnen de arbeidersklasse. Beide waren enorme obstakels geworden op het pad van de emancipatie van de arbeidersklasse, en in plaats van middelen voor de vernietiging van het kapitalisme, waren ze niet in staat om het proletariaat tot de overwinning van de socialistische revolutie te leiden.

Het vraagstuk van nieuwe partijen en een nieuwe Internationale was een kwestie van de onmiddellijke perspectieven die in het verschiet lagen. Een nieuwe wereldoorlog zou op zijn beurt een nieuwe revolutionaire golf oproepen in de geïndustrialiseerde landen en onder de koloniale volken. De problemen van het stalinisme in Rusland en de rest van de wereld zouden daarmee opgelost worden door deze revolutionaire perspectieven. In deze omstandigheden was het noodzakelijk om zich organisatorisch dan wel politiek voor te bereiden op de grote gebeurtenissen die aan de orde van de dag waren. Zo voorspelde Trotski in 1938 dat er binnen tien jaar geen steen meer over zou zijn van de oude verradersorganisaties en dat de Vierde Internationale de beslissende revolutionaire macht op de planeet zou zijn. Er was niets mis met de basisanalyse, maar iedere prognose is voorwaardelijk: een veelvoud aan factoren – economisch, politiek, maatschappelijk – kan altijd leiden tot een andere ontwikkeling dan voorzien. De zwakte van de revolutionaire krachten is inderdaad een beslissende factor geweest in de ontwikkeling van de wereldpolitiek, in de meer dan dertig jaar sinds Trotski dit schreef. Helaas interpreteerden de mandarijnen in de leiding van de ‘Vierde Internationale’, zonder Trotski’s sturing en aanwezigheid, dit idee van Trotski niet als een uitgewerkte stelling, maar als de letterlijke waarheid.[1]

Naoorlogse ontwikkelingen en de rol van de ‘leiders’ van de Vierde Internationale

De oorlog ontwikkelde zich langs andere banen dan welke zelfs de grootste theoretische genieën verwacht konden hebben. Het proces werd in vele documenten van onze tendens uitgelegd. De overwinningen van Hitler in de eerste periode van de oorlog waren het gevolg, naast andere factoren, van de politiek van het stalinisme in de voorgaande periode. De aanval op de Sovjet-Unie, en de misdaden en wreedheden van de nazi’s (fascisme is de chemisch gedestilleerde essentie van het imperialisme, zoals Trotski ooit uitlegde) – zonder enige tegenmacht vanuit de arbeidersklasse in Duitsland, die rechteloos en gebroken voor de voeten lag van de nazi-monsters – betekenden dat de arbeiders en boeren in de Sovjet-Unie het als hun onmiddellijke taak zagen, niet om de arbeidersdemocratie in de Sovjet-Unie via een politieke revolutie te zuiveren en te herstellen, maar om de nazi-hordes te verslaan. Als gevolg werd het stalinisme, voor een hele historische periode, tijdelijk versterkt.

De oorlog in Europa loste zich grotendeels op in een oorlog tussen stalinistisch Rusland en nazi-Duitsland. Het Anglo-Amerikaanse imperialisme misrekende zich volledig in zijn perspectief. Het had zich ingebeeld dat de Sovjet-Unie verslagen zou worden, in welk geval het een verzwakt Duitsland zou uitschakelen en als mondiale winnaar naar boven zou komen; of dat de Sovjet-Unie zo verzwakt zou zijn in de nasleep van de bloedige moordpartij op het Oostfront, dat het Anglo-Amerikaanse imperialisme in staat zou zijn om op basis van zijn grillen en wensen de koers te bepalen van de wereldpolitiek, -diplomatie en herverdeling van de wereld.

Trotski’s berekening was juist gebleken in die zin dat de Tweede Wereldoorlog werd gevolgd door een revolutionaire golf die nog groter was dan die na de Eerste Wereldoorlog. De massa’s in de verschillende landen waar, na de aanval op Rusland, de Communistische Partijen de hoofdrol speelden in het verzet tegen de nazi’s, schaarden zich echter rond de Communistische Partij en in veel landen ook rond de sociaaldemocraten. In deze fase begonnen er al geschillen plaats te vinden, waarmee duidelijk de toekomst werd geschetst van de instorting van de leiding van de opkomende Internationale.

In 1944 was het noodzakelijk om de beweging te heroriënteren, om deze te doen begrijpen dat er een lange periode van kapitalistische democratie in het Westen en stalinistische overheersing in Rusland aan de orde van de dag was. In de documenten van de Revolutionary Communist Party werd duidelijk gemaakt dat de aankomende periode in West-Europa er een was van contrarevolutie in democratische vorm. Dit kwam voort uit de onmogelijkheid van de bourgeoisie om haar heerschappij in West-Europa te behouden zonder de hulp van het stalinisme en de sociaaldemocratie.

Het Internationaal Secretariaat (ISFI) draaide om de zaken heen; de [Amerikaanse] Socialist Workers Party en sommige andere leiders probeerden op dit vraagstuk tijd te rekken en beargumenteerden dat de enige vorm waarin de bourgeoisie in Europa kon heersen, er een was van militaire dictatuur en bonapartisme. Ze waren niet in staat om de wending te begrijpen die er in de ontwikkeling van de geschiedenis had plaatsgevonden. Zodoende begrepen zij niet dat stalinistisch Rusland versterkt uit de oorlog was gekomen, en dat het imperialisme absoluut niet in de aanval was, maar juist in de verdediging.

Het bondgenootschap tussen het Anglo-Amerikaanse imperialisme en de Sovjetbureaucratie werd opgelegd door wederzijdse angst voor de socialistische revolutie in de geavanceerde landen van de wereld. Tegelijkertijd maakte de revolutionaire golf die over Europa en de wereld trok, het onmogelijk voor het Anglo-Amerikaanse imperialisme – in de tijd dat het op zijn sterkst was tegenover Rusland en Rusland op zijn zwakst was – om de situatie in zijn voordeel te benutten door interventie, zelfs op de schaal van 1918. Het was machteloos wegens de revolutionaire golf. Het ISFI begreep noch de veranderde krachtsverhoudingen, noch de betekenis van de enorme revolutionaire vloedgolf. Zijn resolutie die werd opgesteld voor de Wereldconferentie van 1946, verklaarde zelfs dat ‘diplomatieke druk alleen’ in staat was om ‘het kapitalisme in de Sovjet-Unie te herstellen’!

Gewijzigde verhoudingen in Oost-Europa en China

Ze misten een perspectief met betrekking tot West-Europa, maar hadden een nog slechter standpunt over de theoretische problemen waarmee de beweging geconfronteerd werd met betrekking tot Oost-Europa. Ze begrepen niet welke stimulans er werd gegeven aan de revolutie door de opkomst van het Rode Leger, een stimulans die toen door de bureaucratie gebruikt werd voor haar eigen doeleinden. Na de revolutie gebruikt te hebben, wurgde deze de revolutie. Er was geen sprake van dat de stalinisten onder deze omstandigheden zouden capituleren voor het kapitalisme, maar ze zouden de revolutie doorvoeren om deze daarna op stalinistisch-bonapartistische leest te schoeien.

Het ‘bondgenootschap’ tussen de klassen in Oost-Europa was zoals dat van het Volksfront in Spanje: een bondgenootschap, niet met de kapitalisten, maar met de schaduw van de kapitalistische klasse. In Spanje lieten zij de schaduw echter inhoud krijgen. De reële macht in Republikeins Spanje werd aan de kapitalistische klasse overhandigd. In alle Oost-Europese landen was de wezenlijke macht, het leger en de politie, echter in handen van de stalinistische partijen en zij gunden hun bondgenoten in de coalitie enkel de schaduw van macht.

De stalinisten maakten gebruik van de revolutionaire situatie in al deze landen, waar de heersende klasse gedwongen werd om mee te vluchten met de zich terugtrekkende nazi-legers, omdat ze bang was voor wraak vanuit de massa’s voor haar collaboratie met de nazi’s. Toen de nazi-legers zich terugtrokken, stortte het staatsapparaat in. Leger en politie vluchtten of doken onder. Op die manier werd het Rode Leger de enige gewapende macht in Oost-Europa. Balancerend tussen de klassen werkte de bonapartistische kliek verder aan de opbouw van een staat, niet naar het evenbeeld van het Rusland van 1917, maar het Rusland van Stalin. Er werd een staat geschapen naar het evenbeeld van Moskou van 1945.

Deze nieuwe historische verschijnselen, hoewel vooraf aangekondigd in de geschriften van Trotski, waren een gesloten boek voor de zogenaamde leiders van de Internationale. Zij verklaarden de landen van Oost-Europa staatskapitalistisch, terwijl Rusland natuurlijk nog steeds een gedegenereerde arbeidersstaat bleef. Zo’n standpunt was onverenigbaar met iedere marxistische analyse. Want als Oost-Europa – waar de productiemiddelen waren genationaliseerd en er een plan van productie was opgesteld – kapitalistisch zou zijn, dan zou het absurd zijn om vol te houden dat Rusland, waar dezelfde omstandigheden van bureaucratische dictatuur bestonden, enige vorm van arbeidersstaat was. De omstandigheden waren fundamenteel hetzelfde.

Zodoende waren deze ‘leiders’ voor zowel West- als Oost-Europa niet in staat om de perspectieven te begrijpen en om de scholing van revolutionaire kaders hierop te baseren. Belangrijke krachten in Frankrijk en andere landen werden verkwanseld in de woordenwisselingen over deze vraagstukken.

Maar hun dossier op het gebied van de tweede grootste gebeurtenis in de menselijke geschiedenis, de Chinese revolutie, was zo mogelijk nog slechter. Ze hadden geen begrip van de boerenoorlog die door Mao Zedong en zijn volgelingen werd gevoerd, noch konden ze de mondiale krachtsverhoudingen berekenen. Ze namen genoegen met het herhalen van ideeën die ze uit Trotski’s werk overnamen maar niet begrepen. Zij verklaarden dat Mao trachtte te capituleren voor Chiang Kai-Shek en dat er zich een herhaling van de revolutie van 1925-27 afspeelde. Ten eerste werd de burgeroorlog gevoerd over de landkwestie en was het constante vredesaanbod vanuit de Chinese stalinisten gebaseerd op landhervorming en de onteigening van ‘bureaucratisch kapitaal’, een programma dat Chiang onmogelijk kon accepteren. Ze hadden niet begrepen dat als gevolg van de ervaring van China sinds de revolutie van 1925-27 en het totale onvermogen van de Chinese bourgeoisie om de problemen van de democratische revolutie op te lossen, de nationale eenwording van China en de strijd tegen imperialisme (zoals duidelijk werd in de oorlog tegen Japan), er zich nieuwe perspectieven onthulden.

Enerzijds was er de passieve houding van de arbeidersklasse in China en anderzijds was er de boerenoorlog, die op de lijn lag van die oorlogen die zich vele malen ontwikkelden in China in de loop van het afgelopen millennium. Er was ook een verlamming van het imperialisme als gevolg van de revolutionaire golf die op de Tweede Wereldoorlog volgde. Al deze factoren samen brachten de mogelijkheid naar voren van een nieuwe loop van gebeurtenissen. In 1949, in een document dat het standpunt in China analyseerde [In reply to David James], voorzag de RCP de stappen die Mao zou ondernemen in het geval van een overwinning in de burgeroorlog, een overwinning die onder die omstandigheden onvermijdelijk was.

De leiders van de Chinese Communistische Partij stelden destijds dat China vijftig jaar van ‘kapitalistische democratie’ voor zich had. Zij hadden hun bondgenootschap met de zogenaamde ‘nationale kapitalisten’, maar de marxistische analyse nam dit niet heel serieus. De macht was in handen van het Rode Leger. Aldus voorspelden we dat Mao volgens het model van Oost-Europa tussen de klassen zou balanceren en hij onder de gewijzigde nationale en internationale omstandigheden een staat zou opbouwen in het evenbeeld van hetgeen waar Stalin eindigde en niet waar Lenin begon. Zo maakte China, direct vanaf het begin van de revolutie, stappen in de richting van een bonapartistische arbeidersstaat. De leiders van het Internationaal Secretariaat en de Chinese sectie hielden eraan vast dat Mao aan het capituleren was voor het kapitalisme en voor Chiang Kai-Shek. Zelfs na de volledige overwinning van de Chinese stalinisten begreep het ISFI niet de significantie ervan, maar stelde het dat China net als Oost-Europa staatskapitalistisch was, zonder deze term te definiëren.

Zij verklaarden vervolgens dat er grootse revolutionaire perspectieven in China en Oost-Europa in het verschiet lagen. Mao zou niet in staat zijn om zijn ‘kapitalistische heerschappij’ lang in stand te houden. In Oost-Europa waren de ‘staatskapitalistische’ regimes in een toestand van directe crisis, welke tot hun omverwerping zou leiden. Ze begrepen niet dat voor minstens twee decennia, als we de gebeurtenissen in de belangrijke kapitalistische metropolen of een zegevierende politieke revolutie in Rusland erbuiten laten, de regimes in Oost-Europa en China stevig in het zadel zouden blijven zitten.

Zij bleven herhalen dat de wereldoorlog de problemen van de revolutie zou gaan oplossen. Er was zelfs het geval van één leider die, omdat de oorlog de problemen niet had opgelost, eraan bleef vasthouden dat “de oorlog nog steeds aan de gang was”. Na de oorlog verklaarden zij direct op monotone wijze, elk jaar na 1945, dat er een spoedige uitbraak zou zijn van een nieuwe wereldoorlog en dat een kernoorlog socialisme zou brengen. In een verwaterde vorm herhalen ze zelfs vandaag de dag dit idee. Bij iedere crisis van het imperialisme, of tussen het imperialisme en de Sovjetbureaucratie, maken ze veel tamtam en draaien ze dezelfde grijsgedraaide plaat. Tot op de dag van vandaag hebben ze niet begrepen dat het probleem van oorlog in het huidige tijdperk, een probleem is van de verhouding tussen de klassen; dat alleen definitieve nederlagen van de arbeidersklasse in de belangrijkste kapitalistische landen, in het bijzonder Amerika, de basis kunnen leggen voor een nieuwe wereldoorlog. (Zie onze documenten over het vraagstuk, in het bijzonder “Wereldperspectieven”)

Oost-Europa en de stalinistische staten

De zware klappen die hun ideeën kregen op basis van de gebeurtenissen, gekoppeld aan de weigering om hun fouten te analyseren, duwde het ISFI richting tegenovergestelde en ergere fouten; van de verklaring dat China en Oost-Europa kapitalistische staten waren, gingen zij nu naar het andere uiterste.

Zodra de nationale bureaucratie in Joegoslavië onder Tito in conflict kwam met de Russische bureaucratie, ontdekten zij dat Joegoslavië een ‘relatief gezonde arbeidersstaat’ was. Omdat zij geen begrip hadden van de aard van het conflict, waarin kritische steun had moeten worden gegeven aan de Joegoslaven, begonnen zij ‘de held Tito’ te idealiseren en verklaarden ze dat de nieuwe Internationale kon opkomen op Joegoslavische bodem.

Omdat ze gedwongen werden hun karakterisering van China te veranderen van een kapitalistische staat naar een arbeidersstaat, verklaarden ze dat China ook een ‘relatief gezonde arbeidersstaat’ was! Zij hielden geen rekening met de omstandigheden en de manier waarop de revolutie had plaatsgevonden in China. China had een onmetelijke achtergesteldheid in vergelijking met Rusland. Het feit was dat de arbeidersklasse geen onafhankelijke rol had gespeeld in deze grote gebeurtenissen en passief was gebleven. Het kapitalisme op wereldschaal was erin geslaagd, voor een hele historische periode, hoewel tijdelijk, om zich te stabiliseren in het Westen. De socialistische revolutie was niet aanstaande in de metropolen van het Westen. Dit alles betekende dat de Chinese stalinisten en de Chinese bureaucratie een nog grotere grip hadden over de Chinese staat en het Chinese volk dan de Russische bureaucratie had weten te verkrijgen. Voor de socialistische revolutie is er bovenal een bewuste deelname nodig van de arbeidersklasse aan de revolutie en na de revolutie de bewuste controle en democratische deelname van de arbeiders aan het bestuur van de industrie en staat. Tot op de dag van vandaag hebben die ‘leiders’ dit probleem niet begrepen en verklaren ze China en Joegoslavië tot ‘relatief gezonde arbeidersstaten’, welke slechts hervorming nodig hebben, zoals het Rusland van 1917-23, en geenszins politieke revolutie zoals gedefinieerd en begrepen door Trotski.

Op die manier versterkten ze de fouten in hun vorige standpunt door enkele van de fundamentele ideeën van het marxisme te schenden, maar nu vanaf het andere uiterste. Ze herhaalden dit proces zoals de stalinisten dat vóór hen deden. Bij iedere grote wending zigzaggen ze van het ene standpunt naar het andere en nooit gebruiken ze de marxistische methode: het analyseren van de gebeurtenissen vanuit hun oorspronkelijke standpunt, het corrigeren van de fouten en het bereiden van de weg voor een hoger denkniveau op deze basis. Iedere wijziging van de lijn en iedere wijziging van tactiek wordt abrupt naar voren geschoven, zoals de stenen tafelen uit de hemel, die in denderende toespraken en documenten aan de volgelingen gegeven worden. Dit is de oorzaak, naast andere factoren, van het algehele onvermogen om zich correct richting de loop van de gebeurtenissen te oriënteren. Zo’n eerlijkheid van doel kan enkel verkregen worden door hen die vertrouwen hebben in zichzelf, in hun ideeën en in hun politieke autoriteit. Enkel met zulke middelen kunnen de kaders van de revolutionaire beweging geschoold, gebouwd en gestaald worden voor de grote taak die de mensheid heeft.

Nadat zij eraan hadden vastgehouden dat geheel Oost-Europa en China een eigenaardige vorm van staatskapitalisme kenden, welke nooit gedefinieerd, geanalyseerd of uitgelegd werd, draaiden ze nu 180 graden: zonder uitleg en analyse, op puur impressionistische wijze, maakten ze een salto. Nadat het Joegoslavische regime had gebroken met Stalin wegens de gevestigde belangen van de Joegoslavische bureaucratie, ontdekten ze in Tito een nieuwe verlosser voor de Vierde Internationale. Joegoslavië werd omgetoverd tot een ‘relatief gezonde arbeidersstaat’.

In plaats van enerzijds natuurlijk de noodzaak te zien om kritische steun te geven aan de strijd van het Joegoslavische volk tegen de nationale onderdrukking door de Russische bureaucratie, maar tegelijkertijd de gevestigde belangen van de nationale bureaucratie in de splitsing uit te leggen, idealiseerden zij de laatstgenoemde. In Rusland achtten ze een politieke revolutie nog steeds noodzakelijk. In Joegoslavië ontdekte het ISFI echter nu dat er een socialistische revolutie had plaatsgevonden tijdens de oorlog en de naoorlogse periode.

In tegenstelling tot Rusland, waar de socialistische revolutie geïsoleerd was, was de revolutie in Joegoslavië, vanwege de revolutie in Rusland, niet geïsoleerd. Het ISFI zei dat de reden voor de ontwikkeling van het stalinisme in Rusland lag in het feit dat dit het enige land was waar de revolutie zegevierde: nu de revolutie zich verspreid had, was er geen sprake van dat er een gelijksoortige vervorming zou plaatsvinden. Daarom concludeerden ze triomfantelijk dat er geen herhaling van het stalinisme kon zijn in Joegoslavië en dat er, als gevolg, in Joegoslavië sprake was van een gezonde arbeidersstaat met kleine vervormingen. Ze gingen vervolgens internationale werkteams organiseren om ‘socialisme op te bouwen’ in Joegoslavië.

Hun propaganda was even kritiekloos en lovend als de stalinistische propaganda ten behoeve van de bezoeken van jeugdteams om ‘socialisme op te bouwen in Rusland’. De gehele episode is een indicatie van de sociologische ‘methode’ van deze tendens. Germain [Mandel] en co. haalden dezelfde argumenten aan voor de zogenaamde ‘culturele revolutie’ in China en natuurlijk vandaag de dag voor Cuba. In de eerste plaats was het de achtergesteldheid van de Sovjet-Unie, samen met haar isolatie en de nederlagen van de mondiale arbeidersklasse, die verantwoordelijk was voor de groeiende macht van de stalinistische bureaucratie. Maar als zij eenmaal aan de macht is gekomen, wordt de bureaucratie zelf, met de staatsmacht in haar handen, een onafhankelijke factor in de situatie. De stalinistische bureaucratie in Joegoslavië was in beginsel niet anders dan die in Rusland. De Tito-kliek begon waar Stalin eindigde. Op geen enkel moment was er arbeidersdemocratie zoals in het Rusland van 1917-23. De beweging in Joegoslavië tijdens de oorlog was hoofdzakelijk een nationale boerenbevrijdingsoorlog. De staat die werd opgebouwd was een totalitair partijregime in het evenbeeld van Rusland, met het vervolmaakte stalinistische apparaat.

Joegoslavië was een zeer achtergesteld land. Als gevolg werden er in het Joegoslavische staatsapparaat elementen van de oude heersende klasse ingelijfd: in de diplomatie, in het leger en in de rest van het staatsapparaat.

Dit was natuurlijk hetzelfde proces dat had plaatsgevonden in Rusland. Maar zonder de controle en bewaking van de arbeidersdemocratie kon er geen sprake zijn van een gezonde arbeidersstaat. In een overgangseconomie heeft een beweging in de richting van het socialisme de bewuste controle en deelname nodig van de arbeidersklasse. Onder deze omstandigheden geven soortgelijke voorwaarden en oorzaken dezelfde resultaten. Dat kan niet anders. Als we deze of gene bijzonderheid buiten beschouwing laten, waren de fundamentele eigenschappen van het regime in Joegoslavië niet anders dan die van het stalinisme in Rusland. Het was een gehele herziening van het marxisme om anders te beweren.

Tot op de dag van vandaag hebben al die tendensen die dit standpunt aannamen, hun theoretische houding niet opnieuw geëvalueerd in het licht van de gebeurtenissen. Van Pablo tot Posadas, Healy, Germain [Mandel] en Hansen: er is geen poging gedaan om hun theoretische fouten opnieuw te evalueren. Als gevolg lopen er de vreemdste combinaties van ideeën samen door hun geschriften heen. Healy vindt het redelijk consistent om Cuba als staatskapitalistisch te karakteriseren, terwijl hij de Culturele Revolutie in China toejuicht als zogenaamde nieuwe versie van de Commune van Parijs. De tendens van Voix Ouvrière [nu Lutte Ouvrière] in Frankrijk blijft na de gebeurtenissen van 25 jaar nog steeds op het standpunt van het ISFI in 1945-47, en vindt het standpunt dat Rusland een gedegenereerde arbeidersstaat is nog steeds verenigbaar met het standpunt dat Oost-Europa, Joegoslavië en Cuba kapitalistische staten zijn. Al deze tendensen verklaren dat Syrië en Burma kapitalistisch zijn. Het Verenigd Secretariaat zelf, door al zijn gezigzag, betaalt nu de boete van een gebrek aan theoretische oprechtheid door de fouten van het verleden samen te voegen.

Zij blijven tot op de dag van vandaag onduidelijk over de vraag of er een politieke revolutie noodzakelijk is in China en Joegoslavië, maar een meerderheid gelooft dat dit ‘relatief gezonde’ arbeidersstaten zijn en er dus geen politieke revolutie nodig is, maar enkel hervorming.

Ontwikkelingen in de stalinistische staten

In de loop van de afgelopen kwarteeuw is deze tendens volledig haar theoretische kompas kwijtgeraakt. Ze hebben altijd, verrast door de gebeurtenissen, empirisch en impressionistisch gereageerd en ze zijn gecapituleerd voor de directe realiteit zonder de toekomstige ontwikkeling te zien – onvermijdelijk onder de omstandigheden – van groeperingen en tendensen. Niet alleen met betrekking tot Tito in Joegoslavië, wat voortkomt uit de onjuiste analyse en een gebrek aan begrip van het proletarisch bonapartisme, maar ook met betrekking tot alle grote gebeurtenissen in de landen van het stalinistische blok. De beweging van 1956 in Hongarije, die de vorm aannam van een algehele omverwerping van de bureaucratie en het begin van een politieke revolutie in het algemeen, werd door hen gesteund. Als ze dit niet zouden doen, zou het betekenen dat ze enige pretentie om in de traditie van het trotskisme te staan, zouden opgeven. Maar het voorkwam niet dat ze de beweging die gelijktijdig in Polen plaatsvond, in dezelfde categorie plaatsten als de Hongaarse revolutie.

Ze zagen niet dat er in Hongarije de bijna volledige vernietiging plaatsvond van de zogenaamde Communistische Partij en er een begin werd gemaakt met de organisatie van een nieuwe arbeidersbeweging. De Hongaarse arbeiders waren, na de ervaringen van het stalinistisch totalitarisme, in de loop van de revolutie niet bereid om ook maar voor één enkel moment de opbouw van een nieuwe totalitaire staat toe te staan.

In Polen ontwikkelden de gebeurtenissen zich op een iets andere manier. De nationale strijd tegen de onderdrukking door de Groot-Russische bureaucratie werd langs nationaal-stalinistische lijnen ontspoord door een deel van de Poolse bureaucraten. De leiders van de ‘Vierde’ begrepen dit niet en zagen in Gomulka de vertegenwoordiger van het ‘democratisch communisme’. Zij zagen niet in dat hij die vleugel van de Poolse bureaucratie vertegenwoordigde die zichzelf wilde installeren als ‘meester in eigen huis’, relatief onafhankelijk van de Russische bureaucratie. Dat er geen fundamenteel verschil was tussen deze en de hervormingsgezinde vleugel van de Russische bureaucratie, was voor hen niet duidelijk. Niet meer dan Chroestsjov wilden zij werkelijk de basis van de revolutie vernieuwen of richting het Rusland van 1917 gaan. Zij waren tegen de pogingen om een socialistische democratie op te zetten in Hongarije. Daarom werd de potentiële politieke revolutie in Polen ontspoord langs nationaal-stalinistische lijnen. Zoals zijn nationaal-stalinistische broeder in Rusland, kon de Poolse bureaucraat enkel ommezwaaien maken van repressie naar hervorming en weer terug, terwijl het stalinistische apparaat intact bleef. Het ISFI zag in Gomulka het begin van een algehele verandering in de situatie in Polen, net zoals het illusies had in de destalinisatie in de Sovjet-Unie. In iedere fase van de gebeurtenissen hebben ze uitgekeken naar een soort messias die hen van isolatie en een gebrek aan massakrachten kon verlossen. Iedere keer werden ze veroordeeld tot teleurstelling.

Alsof ze hun vingers nog niet genoeg gebrand hadden aan het maoïsme leidde de breuk tussen Rusland en China, welke voor hen als verrassing kwam, niettemin tot het oppoetsen van de illusies in het maoïsme. Ze stoften het ‘geheime’ idee af dat China een gezonde arbeidersstaat was met kleine smetten, een staat die slechts hervorming nodig had en geen omverwerping. Mao zou de nieuwe redder zijn. Ze interpreteerden de betekenis van de ‘culturele revolutie’ in China volledig verkeerd.[2]

Trotski had al uitgelegd dat het proletarisch bonapartisme soms op de arbeiders en boeren steunt om de ergste excessen van de hebzuchtige en roofzuchtige bureaucratie weg te zuiveren. Met het invoeren van de vijfjarenplannen in Rusland steunde Stalin voor een periode op de arbeiders en boeren en wist zelfs enthousiasme op te wekken voor wat zij beschouwden als de opbouw van het socialisme. Dit veranderde echter niets aan de aard, methoden en politiek van het stalinisme. Door van individuen of zelfs van een deel van de bureaucratie een zondebok te maken, verandert men fundamenteel niets. Integendeel, de bureaucratische heerschappij wordt enkel versterkt. Het maoïsme en de ‘culturele revolutie’ veranderden dus ook fundamenteel niets in China.

Door te steunen op een basis van arbeiders en boeren deelde Mao klappen uit aan delen van de bureaucratie die voorrechten en een materiële positie hadden opgestapeld die ver verwijderd waren van wat de zwakke productiekrachten in China konden onderhouden. De differentiatie tussen arbeiders en boeren enerzijds en bureaucratische lagen anderzijds was zo groot geworden dat ze enorme onvrede opwekte onder de arbeiders en boeren. Daarom, als de arbeiders en boeren benut moesten worden voor taken als het produceren van zware industrie, kernwapens en het versterken van de productie van China, was het noodzakelijk, al was het maar voor even, om deze privileges aan te pakken. De ‘culturele revolutie’ werd echter van bovenaf georganiseerd, van het begin tot het eind. Door te spreken over nieuwe versies van de Commune van Parijs, in Shanghai, Peking en andere steden in China, besmeurt men de traditie van de Commune en de Russische Revolutie met modder. Deze ervaring eindigde onvermijdelijk, zoals met Gomulka in Polen, met de versterking van de macht van de bureaucratie in China. Langs deze weg was er geen uitweg voor de Chinese of Poolse massa’s. De constante zoektocht naar een middel waarmee de problemen op magische wijze opgelost worden, is altijd een symptoom geweest van kleinburgerlijk utopisme, dat de marxistische analyse vervangt door hysterisch vertrouwen in een individu of deze of gene tendens.

De capitulatie voor de verschillende smaken van het stalinisme of utopisme in iedere ontwikkelingsfase van de gebeurtenissen, heeft het creëren van een levensvatbare beweging enorme schade toegedaan. Zo waren het in Italië de ‘trotskisten’, of beter gezegd de zogenaamde leiders van de ‘trotskisten’, die meehielpen aan de oprichting van een grote maoïstische beweging van 100.000 leden. Door enthousiast en kritiekloos de werken van het maoïsme te herpubliceren en ze te verspreiden binnen de Communistische Partij, schiepen zij de basis voor het maoïsme in Italië. De leiders van deze tendensen maakten speciale uitstapjes naar de Chinese ambassade in Zwitserland om dit ‘kostbare’ materiaal in handen te krijgen. Het gevolg van deze kritiekloze acceptatie van het maoïsme is dat zij amper enig lid van de 100.000 overtuigen konden, maar dat het tegenovergestelde plaatsvond en zij leden verloren aan de maoïsten! Zo wordt de boete voor theoretische verwarring, in het bijzonder voor een zwakke stroming, altijd volledig betaald. Nog erger is de verwarring en demoralisatie die onder hun eigen rangen gezaaid wordt. Onder deze omstandigheden was het de taak om een vriendelijke houding aan te nemen richting de gewone leden van de CP, zowel hen die voor als hen die tegen het maoïsme neigden, en tegelijk een scherpe kritiek te uiten, zowel richting de opportunistische pro-Moskouvleugel als richting het onwetende en cynische standpunt van de maoïsten, te beginnen met de leiders in Peking.

De koloniale revolutie – Algerije

Ontmoedigd door hun gebrek aan succes (hoofdzakelijk door objectieve omstandigheden, deels door een verkeerde politiek) plaatsten zij de verantwoordelijkheid hiervoor, zoals altijd in zulke omstandigheden, op de schouders van de arbeidersklasse. De arbeiders waren corrupt en geamerikaniseerd geworden door de welvaart: dat is wat zij in feite zeiden. Hun politiek gaf aan dat dit is wat zij geloofden. Ze zochten daarom naar een nieuwe talisman die het geluk van de Internationale en de arbeidersklasse zou hernieuwen en doen herleven. Ze vonden deze in de koloniale revolutie.

De recente documenten van onze tendens hebben de betekenis van de koloniale revolutie en haar inwendige ontwikkelingen uitgelegd. Het volstaat hier om te zeggen dat de onrust in de zogenaamde Derde Wereld voortkomt uit de impasse van het kapitalisme en imperialisme om de productiekrachten in deze gebieden tot het maximaal noodzakelijke en mogelijke te ontwikkelen. Gegeven de omstandigheden in de wereld, het bestaan van sterke bonapartistische arbeidersstaten, en de balans van krachten tussen het imperialisme en de niet-kapitalistische landen, hebben de ontwikkelingen in deze gebieden echter een eigenaardig patroon aangenomen. Onder deze omstandigheden is het noodzakelijker dan ooit om met ontoegeeflijke vastberadenheid de ideeën van Trotski over de permanente revolutie in stand te houden, om te leren van de ervaringen van China, Joegoslavië en Cuba, en om een scheiding in stand te houden tussen onszelf en alle andere tendensen: de burgerlijke nationalisten, kleinburgerlijke nationalisten, stalinisten en reformisten.

In Algerije bonden ze zichzelf bijna volledig vast aan het vaandel van het FLN, hoewel hun standpunt beter was dan dat van de lambertisten (OCI in Frankrijk) en healyisten (WRP), die de MNA steunden. Deze laatste begon met een standpunt iets ter linkerzijde van het FLN, maar eindigde als agentschap van het Franse imperialisme. Het geven van kritische steun aan de FLN was correct, maar het werk van hun sectie volledig onderwerpen aan de nationalistische beweging kon enkel inhouden dat de zwakke krachten die ze onder hun controle hadden, verloren zouden gaan in de bevrijdingsoorlog. Ze moesten volledige steun geven aan de rechtvaardige strijd voor nationale onafhankelijkheid van het Franse imperialisme en de Algerijnse trotskisten moesten een internationalistisch standpunt innemen. Enkel zo kon de strijd voor nationale bevrijding gekoppeld worden aan de strijd van de arbeidersklasse in Frankrijk en de mogelijkheid van een socialistisch Algerije verbonden aan een socialistisch Frankrijk. Het verraad van de sociaaldemocratische en stalinistische organisaties in Frankrijk, dat ertoe leidde dat de Algerijnse revolutie een nationalistische oriëntatie aannam, was geenszins een reden om afstand te doen van de uitgewerkte ideeën van het marxisme-leninisme over dit vraagstuk.

Het had duidelijk moeten zijn dat in het gunstigste geval, na de overwinning op de Fransen – op zichzelf een enorme stap vooruit – het onmogelijk zou zijn om een arbeidersdemocratie op te bouwen in een land als Algerije. Het resultaat zou een burgerlijke of een proletarische variant van bonapartisme zijn, met amper industrie, met een door oorlog uitgedunde bevolking, zonder sterke inheemse arbeidersklasse, met de helft van de bevolking zonder werk en zonder een revolutionaire klassenpartij. Al deze factoren, bovenal zonder de steun van de Franse en internationale arbeidersklasse, betekenden dat er, los van de verwijdering van het imperialisme, geen echte oplossing kon zijn voor het Algerijnse volk.

De illusies die zij verspreidden over arbeiderscontrole in de verlaten Franse landgoederen, toonden een compleet gebrek aan theoretisch begrip van dit vraagstuk. Arbeiderscontrole moet van nature voortkomen uit de industriële arbeiders, en niet vanuit de half uit boeren, half uit landarbeiders bestaande verenigingen die de controle overnamen omdat de Franse managers gevlucht waren. Op z’n best waren dit primitieve versies van veredelde coöperatieven en geen voorbeelden van arbeiderscontrole en -zelfbestuur. Vanwege hun aard waren dit tijdelijke structuren zonder enige echte toekomst. Omdat de socialistische revolutie zich niet verspreidde naar de geavanceerde landen waren zij gedoemd een interessant curiosum te zijn van sociale ontwikkeling, een aanwijzing van het instinctieve streven van het agrarische semi-proletariaat. Zo zijn er in veel landen in het verleden veel van zulke bewegingen geweest ten tijde van het ontwaken van de massa’s.

De staatsgreep van Boumédienne in juli 1965 kwam voor hen als verrassing, hoewel een dergelijke ontwikkeling van gebeurtenissen onvermijdelijk was in Algerije. In alle koloniale landen waar de strijd voor het verdrijven van de imperialistische overheersers succesvol was, hebben soortgelijke processen plaatsgevonden. Hoewel er politieke onafhankelijkheid is bereikt, blijven zij economisch afhankelijk van de geïndustrialiseerde landen. Natuurlijk is dit een grote stap voorwaarts in de ontwikkeling van de koloniale volkeren. Niettemin heeft nationale onafhankelijkheid met imperialistische overheersing van de wereldmarkten enerzijds, en de kracht van het stalinistisch bonapartisme anderzijds, betekend dat deze volkeren voor nieuwe, reusachtige problemen zijn komen te staan. De inheemse bourgeoisie is niet in staat om deze problemen op te lossen. Daarom hebben militaire regimes van de ene of de andere soort de macht overgenomen in de voormalige koloniale gebieden van Afrika, in semi-koloniale gebieden van Latijns-Amerika en in de meeste landen in Azië. De crisis van deze regimes heeft een verschuiving afgedwongen richting óf proletarisch óf kapitalistisch bonapartisme.

Hoewel ze de nadruk leggen op de koloniale revolutie als oplossing voor de problemen van de Vierde Internationale, hebben ze tegelijkertijd, blind zijnde, de dialectiek van dit proces niet begrepen. De gehele ontwikkeling van de koloniale revolutie heeft een verstoorde vorm aangenomen wegens de vertraging van de revolutie in het Westen (inclusief Amerika en Japan). De zwakte van de marxistisch-leninistische krachten wegens de hierboven geschetste factoren speelde een enorme rol in dit proces. Op zijn beurt betekende dit dat, met de rijpheid van de koloniale wereld voor sociale revolutie, dit moest leiden tot allerlei soorten vreemde afwijkingen. Het was de plicht voor het marxistische leiderschap om dit proces te herkennen en leiderschap te geven aan de jonge en zwakke krachten van het marxisme in de koloniale wereld. In plaats daarvan faalde het ISFI (ondanks de lessen die Trotski trok uit de ervaring van de Communistische Partij met de Guomindang in China, en de rijke ervaringen van Joegoslavië, China, Rusland, en de Afrikaanse landen) om de noodzakelijke conclusies te trekken en knielde ze voor de machtige koloniale revolutie. Het is beter om eraan deel te nemen dan om zich ertegen te keren. Maar door zich op niet te onderscheiden wijze samen te voegen met de kleinburgerlijke nationalisten en te capituleren voor utopieën van de middenklasse, ontbonden ze de voorhoede in de nationalistische miasma.

Latijns-Amerika – Cuba

Het complete gebrek aan marxistische methode in hun benadering wordt duidelijk aangegeven door hun houding ten opzichte van de Cubaanse revolutie. De Cubaanse revolutie, zo zegt het ISFI, is een voorbeeld van de marxistische methode. In werkelijkheid werd het leger van Castro verzameld rond een bourgeois-democratisch programma en bestond het hoofdzakelijk uit landarbeiders, boeren en lompenproletarische elementen. Castro begon als een bourgeois-democraat, met de Verenigde Staten als zijn modelsamenleving. De tussenkomst van de arbeidersklasse vond plaats toen de strijd in zijn laatste fase was, toen Castro richting Havana optrok. De arbeiders riepen op tot een algemene staking om hem bij te staan. De val van Havana betekende de instorting van het gehate leger en politie van het Batista-regime. De macht was stevig in de handen van Castro’s guerrilla’s.

De ontwikkeling van het regime richting de vernietiging van het kapitalisme en grootgrondbezit vond niet plaats als gevolg van een bewust, uitgedacht proces. Integendeel, het waren de fouten van het Amerikaans imperialisme die Castro op het pad van onteigening zetten.

Met 90 procent van de economie in het bezit van Amerikaanse kapitalisten, legde de Amerikaanse heersende klasse Cuba een blokkade op in een tijd dat Castro enkel bourgeois-democratische hervormingen doorvoerde. De monopolies die Cuba beheersten, verzetten zich tegen de belastingen die Castro wilde opleggen om het geld voor zijn hervormingen te verkrijgen. Hoewel deze belastingen lager waren dan de belastingen die zij op het vasteland betaalden, protesteerden ze woedend en riepen ze Washington op om hen te ondersteunen.

Als represaille voor de blokkade nam het Cubaanse regime de Amerikaanse bezittingen in beslag. Dit betekende dat negen-tiende van de landbouw en industrie nu in staatshanden was, dus het Cubaanse regime besloot toen maar om het overgebleven tiende deel te nationaliseren. Het had Joegoslavië, China en Rusland als model en bouwde een regime op naar hun evenbeeld. In geen enkel stadium was er arbeidersdemocratie op Cuba. Het bonapartisme van het regime wordt belichaamd in de heerschappij van Castro en de bijeenkomsten op het Plein van de Revolutie, waar de enige bijdrage van de massa’s eruit bestaat om ‘Sí’ te zeggen op de aanmoedigingen van Castro.

Als gevolg is het meer en meer gebureaucratiseerd geraakt. Dit was onvermijdelijk, gezien de isolatie van de revolutie en de manier waarop de revolutie zich ontwikkeld heeft. De arbeidersmilitie werd ontwapend. Het onderscheid tussen de bureaucraten – in het bijzonder de hogere bureaucraten – en de arbeidersklasse ontwikkelt zich gestaag. De ontwikkeling van een staatsapparaat boven en onafhankelijk van de massa’s, gaat onverminderd door. Achter de schermen probeert Castro een overeenkomst te bereiken met het Amerikaans imperialisme omtrent erkenning en hulp. Een overeenkomst is waarschijnlijk onvermijdelijk in de aankomende periode. Dit zal een einde maken aan de ‘revolutionaire oproepen’ die Castro aan Latijns-Amerika doet. In de betrekkingen met de naties en klassen van de wereld, zal Cuba, in de gedachten van zijn leiders, meer en meer beperkt worden door de smalle kusten van het eiland.

Nu geeft de stalinistische bureaucratie in Rusland een miljoen pond aan hulp per dag, zonder welke het regime niet zou kunnen overleven. Aan een regime van arbeidersdemocratie zou de bureaucratie van de Sovjet-Unie geen één kopeke [een honderdste roebel – red.] geven. Het is enkel omdat het regime in hoofdlijnen meer en meer zoals de andere bonapartistische arbeidersstaten wordt, dat de bureaucratie zichzelf de luxe van broederlijke hulp aan Cuba kan toestaan.

Op basis van een verkeerd theoretisch beginpunt kan men enkel meer fouten opstapelen. Het USFI [Verenigd Secretariaat van de Vierde Internationale][3] is geheel blind voor de processen die zich op het eiland voltrekken. Ze weigeren om het vraagstuk van de onvermijdelijke degeneratie en bederf van het regime op totalitaire lijnen, onder ogen te zien. Ze volharden in hun reactionaire droom van een Cuba, een agrarisch en achtergesteld Cuba, dat zich in de richting van het socialisme voortbeweegt. Blijkbaar zijn er enkel kleine hervormingen nodig voor Cuba om een voorbeeldige arbeidersdemocratie te worden! Er is geen sprake van een politieke revolutie die zou leiden tot de controle over de industrie en staat door de arbeiders, maar opnieuw enkel van mythische hervormingen die een arbeidersdemocratie zouden opzetten. Controle over de industrie en staat door de arbeidersklasse kan dus verkregen worden door Castro ervan te overtuigen dat dit noodzakelijk is!

Anderzijds beargumenteren zij op de meest onduidelijke wijze dat dit allemaal al bestaat, dat Cuba in feite democratischer is dan het Rusland van 1917-23. De werkelijkheid is dat, als Castro zelfs maar zou proberen om zulke acties uit te voeren, hij verwijderd zou worden door de bureaucratie. Zonder enige ideologische achtergrond gelooft Castro dat het regime dat hij opbouwt ‘socialisme’ is. Hij kon niet de rol spelen die hij speelt zonder ideologische oogkleppen. Maar de sektariërs bezwijken, zonder de druk van de belangen van de bureaucratie, alsnog voor deze variant van stalinisme en zetten vrijwillig oogkleppen op.

Tot op de dag van vandaag, zoals met de ervaringen van de afgelopen kwarteeuw, heeft deze tendens niets geleerd en is ze alles vergeten. In Latijns-Amerika herhalen zij de fouten van Algerije en in een andere vorm de inschattingen van China, Joegoslavië en Cuba. Nu is Bolivia het wondermiddel geworden waarmee de wereldsituatie getransformeerd kan worden. Zij smelten samen met de kleinburgerlijke guerrilla’s in een poging om de ervaring van Cuba te herhalen. Castro, de ‘onbewuste trotskist’, de nieuwe messias van het marxisme, is het voorbeeld dat zij wensen na te bootsen. Zonder rekening te houden met de gewijzigde omstandigheden, de bewustheid van de heersende klasse en het imperialisme, steunen zij zulke avonturen als die van Guevara, die probeerde om op kunstmatige wijze guerrillaoorlog onder de boeren in te brengen.

De heldhaftigheid van Guevara mag ons niet verblinden voor zijn theoretische bankroet. Het streven om in de landen van Latijns-Amerika de politiek van het castroïsme op Cuba te herhalen, is een misdaad tegen de internationale arbeidersklasse. De literatuur van het marxisme staat bol van beschrijvingen over de rol van de verschillende klassen in de samenleving: die van het proletariaat, de boeren, de kleinburgerij en de bourgeoisie. Voor hen is dit blijkbaar een gesloten boek. Het marxisme heeft uitgelegd dat in de koloniale revolutie het proletariaat de leidende rol speelt. Het proletariaat wordt coöperatief samengedrukt in het productieproces. Het wordt gedwongen om zich te bundelen om zich zo tegen de uitbuiters te beschermen. Het is hierom dat het proletariaat de enige kracht kan zijn die de socialistische revolutie kan verwezenlijken.

Zelfs het proletariaat is echter slechts materiaal voor uitbuiting totdat het van louter een klasse op zichzelf tevens een klasse vóór zichzelf wordt. Dit bewustzijn wordt ontwikkeld door de ervaringen van de klasse en door haar strijd voor betere omstandigheden. Zelfs hier zijn de partij en het leiderschap van de arbeidersklasse nodig. De boeren, de kleinburgerlijke intellectuelen en het lompenproletariaat kunnen geen onafhankelijke rol spelen. Waar kleinburgerlijke intellectuelen en ex-marxisten de strijd organiseren op basis van een boerenoorlog kan het bewustzijnsniveau, wegens de aard van de strijd, enkel laag zijn. Als desondanks in Joegoslavië en China de boeren, kleinburgerij en het lompenproletariaat, georganiseerd in nationale en sociale bevrijdingslegers, de verrotte semi-feodale regimes opzij konden schuiven, is dit enkel het geval wegens het historische proces dat we al in vele van onze documenten hebben uitgelegd.

Het is waar dat Lenin zich de mogelijkheid had voorgesteld dat tribaal Afrika direct naar het communisme zou overgaan. Dit zou echter alleen kunnen met de hulp en assistentie van het socialisme in de geavanceerde landen. Het zou niet kunnen op basis van zijn eigen hulpbronnen. De materiële omstandigheden voor socialisme bestaan in geen enkele van de koloniale landen; het is enkel wanneer we de kwestie op wereldschaal opnemen, met de ontbinding van het wereldsysteem van het kapitalisme, dat de basis wordt gelegd voor de socialistische revolutie in de achtergestelde delen van de wereld. Deze zogenaamde ‘marxisten’ plaatsen de lessen van het marxisme ondersteboven. Zij nemen de politiek aan van de narodniks en sociaal-revolutionairen in Rusland. Onbewust passen ze hun ideeën aan wat betreft de rol van de verschillende klassen in de samenleving. Voor Bakoenin waren de boeren en het lompenproletariaat de meest revolutionaire klasse in de samenleving. Deze opvatting kwam voort uit de algehele werkwijze en theorie van de anarchisten. Hiermee kwam ook het idee van de individuele propaganda van de daad, d.w.z. van terreur en individuele onteigeningen.

Guerrillastrijd en marxisme

Het is in dit milieu en met het zelfs nog grotere diskrediet van de Communistische Partij en de reformisten in Latijns-Amerika, dat het programma van guerrillaoorlog op het platteland en – nog erger – ‘stadsguerrilla’ werd ontwikkeld. De jonge, zwakke krachten van het trotskisme, gedesoriënteerd door het gezigzag van de afgelopen 25 jaar, hebben zich in deze puinhoop gestort. In Latijns-Amerika zouden ze aan de geavanceerde elementen onder de intellectuelen, studenten en bovenal de arbeiders, de fundamentele en elementaire ideeën van het marxisme moeten onderwijzen. De beweging voor nationale en sociale bevrijding in Brazilië, Argentinië, Uruguay, Chili, Guatemala en de andere landen in Latijns-Amerika, kan enkel voortkomen uit een massabeweging van de arbeidersklasse en de boeren. Wanhopige duels en ontvoeringen, bankovervallen, etc., zullen enkel leiden tot de nutteloze vernietiging van de dappere en oprechte jonge krachten. Het is niet aan deze elementen om op zichzelf het gevecht aan te gaan met de krachten van de heersende klasse, het leger en de geheime politie, zonder daarbij rekening te houden met de reële strijd voor de omverwerping van de corrupte klieken van de oligarchie en de politie.

Het kan moeilijker lijken, en in zekere zin is het ook moeilijker, maar enkel door bovenal de arbeidersklasse te organiseren in de strijd voor nationale en sociale bevrijding, kan een socialistische revolutie verwezenlijkt worden, die zich op gezonde lijnen zou ontwikkelen. Wegens een veelvoud aan historische factoren en de bijzondere verhouding van klassenkrachten op wereldschaal, kan het theoretisch gezien niet uitgesloten worden dat een boerenguerrillaoorlog succesvol zou kunnen zijn. In dat geval zou het echter niet de vorm hebben waarin het proletariaat de leidende kracht van de revolutie is, welke leidde tot de overwinning van 1917, maar op zijn best die van China en Cuba.

Een massabeweging van het proletariaat is zeker mogelijk in deze landen. De algemene stakingen in Chili, Argentinië en Uruguay in de afgelopen periode bewijzen dit. Een revolutionair-marxistische tendens moet worden opgebouwd met deze perspectieven, met de voorbereiding van een massaopstand als climax van de beweging in de steden. Dit zou kunnen leiden tot de overwinning van de socialistische revolutie, die zich onder deze omstandigheden razendsnel zou verspreiden naar geheel Latijns-Amerika.

Eén van de lessen van de Russische Revolutie is dat de kaders van het proletariaat onderwezen en ontwikkeld moeten worden, niet om het voorbeeld van de Chinese, Cubaanse of Joegoslavische revoluties te volgen, maar dat van Rusland in 1917. Het idee van Marx van de proletarische revolutie in de steden, met de ondersteuning van de boerenoorlog in de achterhoede: dat moet het ideaal zijn waarvoor zij zouden moeten werken. De hoofdtaak in deze landen is om geduldig de leidende rol van het proletariaat uit te leggen in de strijd voor arbeidersmacht en socialisme.

Het is niet de stadsguerrillastrijd, maar de massale kracht van de arbeidersklasse, bewapend en georganiseerd, die tegenover de kapitalistische staat geplaatst moet worden. Tegenover de militaire politiedictatuur moet de stormram van de georganiseerde arbeidersklasse komen te staan. Zodra het proletariaat eenmaal overtuigd is van de noodzaak ervan, zal het de benodigde wapens verkrijgen. Het leger, dat tegen hen opgezet wordt, bestaat voor het grootste deel uit boeren. In het aangezicht van de massabeweging zal het splijten en overlopen naar de zijde van de revolutie. Het boerenleger zou gewonnen kunnen worden met het programma van de agrarische revolutie en de nationale revolutie tegen het imperialisme, welke op het vaandel van het proletariaat geschreven staan.

Het is verraad aan de missie van het marxisme om te capituleren voor alle druk van een wanhopig kleinburgerlijk anarchisme. De taak van de marxist is om te polemiseren, hoe vriendelijk dan ook, tegen de idealisten, hoe oprecht ze ook zijn, die zichzelf en de revolutie op een fataal doodlopend spoor gezet hebben. Tegen de methoden en politiek van het anarchisme moet er een onverbiddelijke strijd gevoerd worden. Verre van dit te doen, hebben de besmeurders van de traditie van het trotskisme de ideeën van de theoretische tegenstanders en hun ontaarde nazaten in zijn geheel aangenomen, in plaats van de duidelijke klassenideeën die geworteld zijn in de eeuwenlange ervaring van de klassenstrijd en de nationale bevrijdingsbeweging.

Het ligt niet in de traditie van het marxisme om een beweging te ondersteunen van boerenoorlog die niet verbonden is met de beweging van de arbeidersklasse, welke beslissend is. De inspanningen en het werk van de marxisten zouden grotendeels geconcentreerd zijn in de steden en onder het proletariaat. Altijd moet natuurlijk wel, onder alle omstandigheden, de strijd van andere onderdrukte klassen gesteund worden door de marxisten.

Het argument voor boerenguerrilla’s is tenminste nog enigszins begrijpelijk, als we de ervaring van de laatste dertig jaar in beschouwing nemen. Maar zelfs dan is het de taak van marxisten om niet enkel het kapitalistische regime omver te werpen, maar ook om de weg vrij te maken voor de socialistische toekomst van de mensheid. De vernietiging van het kapitalisme en grootgrondbezit in de koloniale landen is een enorme stap vooruit, welke het niveau van de gehele mensheid omhoog brengt. Maar precies vanwege de hulpeloosheid van de boeren als klasse om de toekomstige socialistische taken ter hand te nemen, kan ze er niettemin enkel in slagen om nieuwe belemmeringen op te werpen op haar pad.

Gezien de krachtsverhoudingen in de wereld en de crisis van het kapitalisme en imperialisme in de onderontwikkelde landen, kan de overwinning van de boerenoorlog leiden tot een vorm van gedeformeerde arbeidersstaat. Het kan niet leiden tot de bewuste controle van de arbeiders en boeren over de industrie, landbouw en de staat, omdat in de ex-koloniale en semi-koloniale landen de materiële basis voor het socialisme niet geschapen is. In zoverre de mogelijkheid bestaat van zulke eigenaardige combinaties is dit vanwege de rijpheid van de productiekrachten voor het socialisme op wereldschaal. De noodzakelijke techniek, productiecapaciteit en hulpbronnen zijn aanwezig op wereldschaal. Dit maakt niet alleen een gezonde dictatuur van het proletariaat mogelijk in de koloniale gebieden, maar ook de perversies van China, Joegoslavië en Cuba. Waar de revolutie werd doorgevoerd in een verstoorde vorm, of, in het geval van de Russische Revolutie, in een gezonde vorm onder omstandigheden van achtergesteldheid en isolatie, was er een terugval van de dictatuur in stalinistisch bonapartisme. Dit betekent echter dat het proletariaat en de boeren van deze landen boven zichzelf een bevoorrechte elite verheffen en een staatsapparaat oprichten dat onafhankelijk is van controle door de arbeiders en boeren. Dit houdt in dat zij zouden moeten betalen met een nieuwe politieke revolutie voordat ze in staat zijn om de overgang naar het socialisme in gang te zetten. In China, Joegoslavië, Cuba en Rusland zal het proletariaat moeten betalen met een politieke revolutie voordat het begin van het afsterven van de staat en dwang kan plaatsvinden. Al deze problemen zijn gekoppeld aan het probleem van de wereldrevolutie.

In Latijns-Amerika betekent het neerbuigen voor vreemde theorieën en het verwateren van de basisideeën van de permanente revolutie, dat men de ideeën van het marxisme-leninisme in de steek laat. Het betekent dat men de gehele marxistische traditie verzaakt. Om onder zeer moeilijke omstandigheden in Latijns-Amerika, Azië en Afrika niet aan de basisideeën van het marxisme vast te houden, betekent verdwalen in het moeras van kleinburgerlijk nationalisme, anarchistisch utopisme, stalinistisch cynisme en gebrek aan geloof in het proletariaat. Bovenal laat men het perspectief van wereldrevolutie in de steek, waar ons marxistisch internationalisme op is gestoeld. Het verlaten van het internationalisme voor de kleinburgerlijke daad, is het verlaten van het programma van het trotskisme.

In Latijns-Amerika is het proletariaat, in het bijzonder in Brazilië, Chili, Argentinië, Uruguay en Mexico, sterk genoeg om de leidende rol in de revolutie te spelen. Hier moeten de krachten van het marxisme geconcentreerd worden. Intellectuelen en studenten die breken met hun middenklassentradities, en de impasse van het kapitalisme en imperialisme begrijpen, moeten in deze geest onderwezen worden. Het is enkel in een strijd tegen alle andere tendensen dat het trotskisme de noodzakelijke kaders kan voorbereiden, in het bijzonder onder de geavanceerde arbeiders om de revolutie naar succes te leiden.

In de eerste plaats moet een stevige kritiek op de bureaucratische ontwikkelingen op Cuba en de flamboyante excessen van het castroïsme, een essentieel onderdeel worden van de ideologische heruitrusting van de revolutionairen in Latijns-Amerika. Terwijl we de verworvenheden van de Cubaanse revolutie verdedigen en haar positieve kanten benadrukken, moeten we tegelijkertijd ook haar negatieve eigenschappen, in zoverre het de geavanceerde arbeiders en jongeren aangaat, naar buiten brengen. Alleen op die manier kan de linkse infantiliteit van het castroïsme in Latijns-Amerika succesvol worden bestreden.

Massapartijen, entrisme, werkmethoden

Met betrekking tot het probleem van het entrisme is de politiek van de zogenaamde leiders van de Vierde, niet meer op principes gebaseerd dan met betrekking tot eender welk deel van de ideologische bagage. In Groot-Brittannië wierpen ze in de directe naoorlogse periode de kwestie van intrede op, omdat zij in die tijd de voorwaarden zagen van een recessie en het bestaan van een sterke en zich ontwikkelende linkervleugel binnen de Labour Party! In plaats van Trotski’s opvatting van het winnen van de geavanceerde elementen door te staan voor stevige politieke beginselen, voerden zij de politiek aan waar zij probeerden de geavanceerde elementen voor zich te winnen, zonder een onbuigzaam programma. Ze verwaterden hun programma om zich aan te passen aan de links-reformistische leiders.

Geen moment hielden zij het duidelijke programma van het marxisme in stand; ze namen een programma aan van aanpassing aan reformistische individuen die niemand dan zichzelf vertegenwoordigden. Ze namen een politiek aan die zij ‘diep entrisme’ noemden. Door objectieve en subjectieve factoren door elkaar te halen en op geen enkele manier rekening te houden met het ontwikkelingsproces van massabewustzijn, legden ze hun leden uit dat zij de massale linkervleugel zouden organiseren. Als het een kwestie was geweest van het organiseren van een beweging puur op basis van trucs, manoeuvres en tactieken, dan zou de stalinistische verdraaiing van het marxisme correct zijn.

Als we de onjuiste politiek buiten beschouwing laten, zelfs dan is met een juiste strategie, politiek en tactieken, de ontwikkeling van het massabewustzijn niet willekeurig. Zij volgt haar eigen wetten, welke afhankelijk zijn van het moleculaire proces van het zich ontwikkelende bewustzijn, op basis van ervaringen en gebeurtenissen. De (deels geslaagde) poging om zichzelf af te schilderen als links-reformisten (aangepast aan het milieu), leidde ertoe dat ze in grote mate ‘links-reformisten’ werden. Op de lange termijn is een dergelijke politiek rampzalig en plant deze de zaadjes voor een terugslag in ultralinkse richting. Beide komen enerzijds voort uit het onvermogen om stevig aan de principes vast te houden, anderzijds uit het onvermogen om de objectieve situatie te zien hoe ze is en om de subjectieve factor te koppelen aan de objectieve ontwikkeling van de gebeurtenissen. De gebeurtenissen op zichzelf zullen natuurlijk het probleem van groei niet oplossen. De marxisten zullen alleen sterker groeien in zoverre de objectieve processen worden begrepen en de organisatie op basis van de reële beweging van het bewustzijn onder de geavanceerde arbeiders wordt georiënteerd. De linkervleugel, als een massatendens, zal zich eerst ontwikkelen langs links-reformistische en centristische lijnen. De revolutionaire krachten kunnen een rol spelen in de ontwikkeling van de linkervleugel, maar in de massabeweging zijn het de warrige links-reformisten en centristen die naar boven zullen komen. Onvermijdelijk zullen zij in de vroege stadia het leiderschap vormen en enkel de proef van de ervaring plus marxistische kritiek kan ertoe leiden dat zij worden vervangen door marxistische kaders.

Tot op heden hebben de ‘leiders’ van de internationale het abc van dit vraagstuk niet begrepen. In Groot-Brittannië verkondigden ze ieder jaar opnieuw de aanstaande wereldoorlog. Ze herhaalden de opportunistische propaganda van de Labour-leiders in de algemene verkiezingen van 1951 door te stellen dat de overwinning van Churchill een wereldoorlog zou betekenen! Zo slaagden ze erin, in plaats van het bewustzijn te verhogen van de arbeiders die ze konden bereiken, om hen enkel te verwarren. Opnieuw was het in 1951 een kwestie van socialisme of fascisme in Groot-Brittannië binnen twaalf maanden. Wanneer men hun materiaal en dat van hun toenmalige discipelen, de Socialist Labour League, leest, zou men kunnen denken dat zij nooit het materiaal van Trotski en andere marxistische theoretici over de beweging van klassenkrachten gelezen hadden.

Het is geen kwestie waarover de heersende klasse op ieder moment beslist, alsof ze besluit de auto te nemen in plaats van de trein. Het is eerder een kwestie van de verhoudingen binnen de middenklasse, arbeidersklasse en de heersende klasse zelf.

Niet alleen in Groot-Brittannië, waar de lessen van hun ervaringen nooit zijn doorgedrongen, maar overal waar ze de tactiek in werking brachten, faalden zij jammerlijk in hun doelen.

De reden hiervoor was de lange economische opgang in de belangrijke kapitalistische landen, welke tijdens de kwarteeuw tot een hernieuwing leidde van de sociaaldemocratie in landen als Duitsland en Groot-Brittannië en van het stalinisme in landen als Frankrijk en Italië. Als gevolg van zijn theoretische impasse en de objectieve situatie zelf, ontwikkelde het ISFI een theorie van algemene intrede in de sociaaldemocratische en communistische partijen, afhankelijk van welke sterker was. Dit was de juiste tactiek onder de omstandigheden. Jammer genoeg hanteerden zij echter, net als in Groot-Brittannië, een opportunistische tactiek. In de communistische partijen in Frankrijk en Italië stemden ze zich af op het stalinisme, zonder een stevige revolutionair-leninistische lijn naar voren te brengen. Zelfs onder moeilijke omstandigheden zou het mogelijk zijn geweest om de politiek van de leiding tegenover die van Marx en Lenin te stellen.

Het entrisme werd opgelegd door de objectieve situatie en de zwakte van de revolutionaire krachten, maar zij deden het op een zuiver opportunistische wijze. Als gevolg werden er in Frankrijk en Italië geen grote winsten geboekt en verlieten zij de communistische partijen met bijna dezelfde aantallen als bij intrede. Zoals altijd zigzagden ze van een opportunistische aanpassing aan de leiding, naar een ultralinks standpunt, en blokkeerden zij aldus de weg naar de achterban. In de sociaaldemocratische partijen in Duitsland, Groot-Brittannië, Holland en België capituleerden ze voor het links-reformisme. Dit kon geen resultaten opleveren, dus voerden ze in feite een resolutie door dat deze partijen niet langer bestonden als massa-arbeiderspartijen en namen ze een geheel ultralinkse politiek aan tegenover deze partijen. Helaas behielden de communistische partij in Frankrijk en Italië en de sociaaldemocratie in andere landen nog steeds de steun van de overweldigende meerderheid van de arbeidersklasse. Als gevolg merkten zij amper iets op van het ongenoegen van deze ultralinksen en merkten zij het amper op toen deze vertrokken.

Keynesianisme in plaats van marxisme

In de directe nasleep van de Tweede Wereldoorlog maakten zij zich schuldig, op nagenoeg alle vraagstukken, aan een infantiele ultralinkse houding. Ze ontkenden de mogelijkheid van een economische opleving van het naoorlogse Europese en wereldkapitalisme. Deze was onvermijdelijk, gezien de politiek van het stalinisme en reformisme, die de politieke grondvesten legde voor een herstel van het kapitalisme. Ze verklaarden dat de economie van de kapitalistische landen niet opnieuw opgezet kon worden. Ons werd verteld dat we te maken hadden met een naoorlogse malaise waar het kapitalisme onmogelijk een uitweg uit kon vinden! Ze maakten onze argumentatie belachelijk toen we Lenin citeerden om erop te wijzen dat het kapitalisme, zolang het niet omvergeworpen wordt, altijd een uitweg vindt. Toen de onjuistheid van hun beweringen door de gebeurtenissen aangetoond werd, orakelden zij vervolgens plechtig op ‘marxistieke’ wijze dat er een ‘plafond’ voor de productie was. Dat plafond zou het hoogste niveau zijn dat het kapitalisme had bereikt in de vooroorlogse periode. Jammer genoeg voor onze zogenaamde marxistische economen werd het ‘plafond’ spoedig opengebroken door de opkomende wereldeconomie.

Zij stelden dat het onmogelijk was voor het Amerikaans imperialisme om hulp aan zijn rivalen te leveren. ‘Hoe kon Amerika zijn rivalen overeind houden?’ lachten ze ironisch: gingen de kapitalistische filantropen hun concurrenten versterken? Met andere woorden, ze hadden niet het minste begrip van de krachtsverhoudingen tussen de klassen en tussen de naties, van de krachtsverhouding tussen Rusland en Amerika. Hun economische analyse was in deze periode op het niveau van de stalinisten van de ‘derde periode’ van het kapitalisme in de jaren 1930.

Nieuwe perioden, nieuwe goden. In de daaropvolgende jaren, als gevolg van de empirische verplettering van hun grove ‘theorieën’, maakten ze opnieuw een salto. Niet dat hun analyse verkeerd was, maar het kapitalisme was veranderd. Stiekem achtten ze de marxistische analyse van crisis niet langer relevant. Hoewel ze dit niet openlijk durfden te zeggen, uit angst om als revisionisten gebrandmerkt te worden, accepteerden ze desondanks de basisstellingen van het keynesianisme: dat crisis vermeden kon worden door staatsinterventie en tekortfinanciering. Dit kan worden aangetoond door te verwijzen naar hun belangrijkste economische documenten uit een periode van twee decennia. Er wordt duidelijk gesteld in hun document voor het Wereldcongres van 1965, The Evolution of Capitalism in Western Europe and the Tasks of Revolutionary Marxists: “Als deze opleving zich voortzet door 1965 en de eerste helft van 1966, is het waarschijnlijk dat er geen algemene recessie zal uitbreken in West-Europa. Als er daarentegen een recessie uitbreekt in de VS in 1965 of begin 1966, dan is het waarschijnlijk dat dit zou samenvallen met een algemene recessie in West-Europa en dat er voor het eerst sinds de Tweede Wereldoorlog een synchronisatie van de economische cycli van alle belangrijke kapitalistische landen zou plaatsvinden. Zelfs in het laatste geval zou dit echter enkel een recessie zijn, en geen serieuze economische crisis als die van 1929 of 1938. De reden hiervoor, welke breed beschouwd werd in voorgaande documenten van de Internationale, is de mogelijkheid die het imperialisme heeft om de crisis te ‘amortiseren’ door het doen toenemen van de staatsuitgaven, ten koste van de voortdurende verlaging van de koopkracht van geld.” (Pagina 3, cursivering van Ted Grant; onze vertaling)

Dit standpunt wordt vandaag de dag universeel verworpen door de serieuze bourgeoiseconomen. Het USFI legde de ontwikkeling van de economische opgang niet uit, maar ging zich daarentegen aanpassen aan de druk van de burgerlijke ‘theoretici’. (Voor een meer volledige uitleg, zie Will There Be a Slump? en Wereldperspectieven). Ze zullen hun standpunt hierover ook wijzigen, nu deze ideeën volledig in diskrediet zijn gebracht. Ze werden alleszins verrast door de economische gebeurtenissen. Als gevolg pasten ze zich aan aan alle stromingen van de sociaaldemocratie, het stalinisme en zelfs burgerlijke denkrichtingen, om te komen tot een geheel eclectische mengelmoes, welke zij serveerden als marxistische theorie.

De problemen van oorlog

In onze documenten in de periode na de Tweede Wereldoorlog, legden we uit dat er geen sprake was van een nabije inter-imperialistische wereldoorlog of een onmiddellijke wereldoorlog gericht tegen de Sovjet-Unie, vanwege de revolutionaire golf die de Tweede Wereldoorlog volgde. De bourgeoisie in Europa kon zichzelf enkel consolideren door de concessie van democratische rechten en, als gevolg daarvan, door het bestaan en de versterking toe te staan van machtige massaorganisaties van de arbeidersklasse. Als gevolg hiervan bestonden er geen politieke basisvoorwaarden voor een aanval op de Sovjet-Unie of de Chinese revolutie. Tegelijkertijd, een paar jaar na het einde van de Tweede Wereldoorlog, was de krachtsverhouding, in zoverre het de conventionele troepen in Europa betrof, drastisch in het voordeel van de Sovjet-Unie veranderd. Dit was het geval dankzij de gedwongen demobilisatie van Anglo-Amerikaanse troepen, door de druk vanuit de soldaten en de opinie van de massa in het thuisland.

Met 200 gemobiliseerde divisies tegenover iets meer dan een vierde hiervan in handen van de Westerse machten, zouden in het geval van een conventionele oorlog in Europa, de Russen sneller door Europa trekken dan Hitlers troepen door Frankrijk trokken en zouden ze daarbij geheel West-Europa bezetten. Met een overweldigende superioriteit in tanks, vliegtuigen en geweren, zou het uit de weg ruimen van de troepen die de Westerse machten konden mobiliseren, in Duitsland een kwestie van dagen zijn en in Frankrijk in een kwestie van weken.

In Azië was China de grootste militaire macht op het vasteland. Hier ook, gezien de kracht van de revolutionaire of semi-revolutionaire oorlog, door het voor zich winnen van de boeren, konden de Chinese troepen door Azië trekken. Als gevolg was de balans van krachten in de wereld drastisch veranderd, ten nadele van het imperialisme. Maar de waardige strategen hadden niets geleerd van de school van Lenin en Trotski en konden enkel de gemeenplaats herhalen dat ‘het kapitalisme oorlog betekent’, iets dat een 12-jarige scholier na het lezen van de werken van Lenin zou begrijpen. Deze formule vertelt ons echter niet hoe, wanneer, en onder welke omstandigheden een wereldoorlog zou uitbreken. Als gids voor strategie en tactieken vertelt het ons niets. In het bijzonder in het moderne tijdperk is oorlog niet enkel een kwestie van de verhouding tussen de machten, maar bovenal een verhouding tussen de klassen. Het is enkel na een bloedige en beslissende afrekening met de arbeiders dat een wereldoorlog mogelijk zou zijn.

De nederlagen van de arbeiders in Duitsland, Italië, Frankrijk en Spanje en de vernietiging van hun organisaties, maakten de weg vrij voor de Tweede Wereldoorlog. Sinds de Tweede Wereldoorlog is de macht van de arbeiders enorm uitgebreid en moeten de imperialisten overeenkomstig op hun hoede zijn.

Het is waar dat lokale oorlogen tegen de koloniale revolutie en tussen kleinere machten, in elk jaar sinds het einde van de Tweede Wereldoorlog hebben plaatsgevonden. Ook na de Eerste Wereldoorlog was er ieder jaar een oorlog tot de finale slachting van 1939.

Naast alle andere factoren is er nog steeds het probleem van nucleaire en andere verschrikkelijke vernietigingswapens. De kapitalisten voeren geen oorlog om het oorlog voeren, maar om hun macht, inkomsten en winsten uit te breiden. Het idee van oorlog is niet om de vijand te vernietigen, maar om hem te veroveren. De vijand vernietigen en zelf vernietigd worden, levert niets op. Het vernietigen van de arbeidersklasse, en dat is wat een kernoorlog zou betekenen, zou betekenen dat men de kip met de gouden eieren slacht. Wederzijdse vernietiging zou tevens de vernietiging van de heersende klasse betekenen.

Als gevolg zijn het enkel totalitaire fascistische regimes, geheel wanhopig en onevenwichtig, die deze weg zouden inslaan. Het is opnieuw een kwestie van klassenstrijd. De bourgeoisie zal niet zomaar haar lot overdragen aan nieuwe dictatoriale maniakken als Mussolini en Hitler. In ieder geval zou er een bloedige nederlaag van de arbeidersklasse nodig zijn, voor zij dit zou doen.

Werken met een perspectief van wereldoorlog betekent in werkelijkheid niet alleen dat men het begrip ontbeert van de verscheidenheid aan sociale en militaire krachten die betrokken zijn, maar het getuigt ook van een programma van het diepste pessimisme. De verbeelding dat oorlog de problemen van de socialistische revolutie zou oplossen, is net zo lichtzinnig als die van de stalinisten in Duitsland, die zich inbeeldden dat het aan de macht komen van de fascisten in Duitsland de weg zou vrijmaken voor het socialisme. In werkelijkheid zou de uitbraak van wereldoorlog een beslissende nederlaag inhouden voor de arbeidersklasse. Een nucleaire holocaust zou naar alle waarschijnlijkheid de wederzijdse vernietiging van landen en klassen betekenen. In het gunstigste geval zouden handjesvol overlevenden erin slagen om een soort slavenstaat op te zetten en opnieuw de noodzakelijke ontwikkeling in gang te zetten van de materiële productiekrachten, die samen met de arbeidersklasse de absoluut noodzakelijke voorwaarden voor het socialisme zijn. De posadisten hebben slechts de ideeën van Pablo, Hansen, Germain [Mandel], Healy en co. tot het uiterste doorgetrokken.

In ieder geval waren zij niet in staat om de tegenstellingen te zien die nog steeds tussen de belangen van de imperialisten zelf bestaan. De West-Europese kapitalistische machten, waaronder Groot-Brittannië, hadden geen interesse in de overwinning van een ideaal kapitalisme of van het Amerikaans imperialisme, maar enkel in hun eigen gevestigde belangen. Een wereldoorlog zou op z’n best de vernietiging van West-Europa betekenen, zoals Korea en Vietnam door Amerikaanse bombardementen vernietigd werden. Daarom stelden deze imperialistische machten geen belang in een oorlog die zij niet konden winnen, welke in hun territorium uitgevochten zou worden, en die in het gunstigste geval enkel in het voordeel van het Amerikaans imperialisme zou zijn.

Een conventionele oorlog zou voor de Amerikanen een ontmoedigend vooruitzicht zijn. Beginnende bij Calais, om zich over het continent te werken tot Shanghai, Calcutta en Vladivostok, zou een onmogelijke taak zijn. Een kernoorlog zou voor de eerste keer een oorlog op Amerikaanse bodem betekenen. Het zou de vernietiging betekenen van de thuisbasis – van de steden en de industriële macht van Amerika. Op die manier was het thema van ‘oorlog-revolutie’ niet alleen reactionair, maar ook een hersenschim. Het standpunt van deze tendens liet een volmaakte onwetendheid wat betreft de reële maatschappelijke factoren met betrekking tot oorlog zien, een probleem dat zij tot op de dag van vandaag niet begrepen heeft. Bij iedere crisis, bij ieder conflict tussen de Sovjet-Unie en het Amerikaans imperialisme, begonnen ze luid te brullen over een ‘dreigende Armageddon’.

In werkelijkheid werden zowel de Vietnamoorlog als de Koreaanse oorlog, net als de andere oorlogen in het naoorlogse tijdperk, gelokaliseerd en beperkt door een weloverwogen afspraak tussen het imperialisme en de Chinese en Russische bureaucratieën. In de gehele periode ging het imperialisme in het defensief, tegen invallen van de koloniale revolutie en tegen de militaire, industriële en strategische macht van de Sovjet-Unie en de Sovjetbureaucratie.

Ultralinksheid en studentisme

Na weinig resultaten geboekt te hebben met hun versie van de politiek van het entrisme, gooiden ze in de kapitalistische landen in het Westen nu het roer om richting een ultralinkse koers. Zonder één oprechte les te hebben geleerd uit de ervaring van het entrisme in de sociaaldemocratische en communistische partijen, gingen ze nu over naar een ultralinkse politiek in Duitsland, Frankrijk en Italië. Ze wisten dit echter wel te combineren met een vorm van opportunisme. Zo schreef één van hun aanhangers in Groot-Brittannië dat de Wilson-regering van 1964 de komst inluidde van een ‘linkse sociaaldemocratische regering’. Zijn visies werden hartelijk verdedigd door hun aanhangers in Groot-Brittannië en niet door hen verworpen. De gebeurtenissen zouden hen spoedig teleurstellen. Tegelijkertijd slaagden ze erin om een fundamenteel verschil te vinden tussen een Wilson-regering in Groot-Brittannië en Willy Brandts regering in West-Duitsland.

Het eclecticisme kon niet groter zijn. Verschillen tussen individuen zijn niet belangrijk, zelfs als er enige belangrijke verschillen tussen Brandt en Wilson zouden bestaan. In Groot-Brittannië was een opportunistische politiek in de Labour Party, van de kant van hun protagonisten, enkel een stap richting onvruchtbare avonturen ter linkerzijde.

In Duitsland weigerden ze te werken binnen de massa van de sociaaldemocratische jeugd en richtten ze in plaats daarvan hun aandacht op de studentenbeweging. Dit was een tactische kwestie, een vergissing maar niettemin een tactische. Een zekere mate van aandacht zou er gegeven moeten worden aan de studenten, maar met als hoofddoel om hen te onderwijzen, om hen de noodzaak te doen begrijpen om zich op de arbeidersbeweging te richten. De arbeidersklasse in Duitsland moet, net als hun broeders in Groot-Brittannië, de ervaring meemaken van een sociaaldemocratische regering, om te begrijpen dat reformisme haar problemen niet kan oplossen. De Duitse arbeidersklasse, die teruggeworpen werd door de ervaringen van het fascisme en de politiek van het reformisme en stalinisme, kan enkel geschoold worden in revolutionaire ideeën door het testen van haar leiders, met de ervaring van reformistische regeringen.

Opnieuw werden potentieel waardevolle elementen onder de studenten verkeerd onderwezen door het USFI, door toe te geven aan hun vooroordelen, in plaats van het noodzakelijke werk van marxistische scholing te ondernemen. Dit betekent op z’n beurt dat zij in een later stadium ontmoedigd zullen raken en uit de beweging zullen stappen. De neiging is er om de arbeidersklasse de schuld te geven voor wat in feite hun eigen tekortkomingen zijn. Hierin wist deze tendens, zoals altijd, om de slechtste resultaten uit de ervaring te verkrijgen. In Duitsland zou het een hoofdtaak geweest moeten zijn om dichterbij de sociaaldemocratische arbeiders te komen, in het bijzonder de jeugd: een taak waar zij niet toe in staat zijn, wegens hun fouten uit het verleden.

Niet alleen in Duitsland, maar ook in Frankrijk, Italië, Amerika en de rest van de wereld heeft deze tendens zich overgegeven aan wat we studentisme kunnen noemen. Het progressieve aspect van de breuk van de studenten met de bourgeoisideologie, wat een wereldwijd fenomeen is geworden, moest natuurlijk erkend en benut worden voor het doel om de beste studenten naar de ideeën van het marxisme te leiden. Bovenal zou aan de studenten uitgelegd moeten worden dat dit fenomeen een symptoom was van de sociale crisis van het kapitalisme. Het is een symptoom van de linkswaartse beweging, die over het algemeen wereldwijd plaatsvindt. In koloniale landen, in geavanceerde kapitalistische landen en in de bonapartistische arbeidersstaten kan hetzelfde fenomeen waargenomen worden.

Het is de barometer van een groeiende sociale crisis, maar zolang het geen wortel schiet in de vakbond en de bewegingen van de arbeidersklasse, is het gedoemd om onvruchtbaar en ineffectief te blijven. Als de studenten de discipline van marxistische ideeën en werkwijzen niet weten te verkrijgen, zal de beweging onvruchtbaar worden en ontaarden in verschillende vormen van utopisme en anarchisme. Studenten kunnen een waardevol gistmiddel vormen voor de verspreiding van revolutionaire ideeën, maar enkel op basis van marxistische ideeën en een begrip van de beperkingen van studenten en hun rol in de samenleving.

De gebeurtenissen in Frankrijk [van mei 1968] leveren een nieuwe, en wellicht beslissende proef, voor alle tendensen in de revolutionaire beweging. De lakmoesproef voor revolutionairen is revolutie. In deze vuurproef zal het goud van de revolutionaire ideeën spoedig gescheiden worden van de onedele metalen en legeringen. Nadat zij een hele historische periode lang de mogelijkheid van een revolutie in het Westen ontkend hadden, werden zij natuurlijk verrast door de gebeurtenissen in Frankrijk. Van het standpunt van diep pessimisme tegenover het potentieel van de arbeidersklasse in de Westerse landen, gingen zij nu over naar de meest onverantwoorde ultralinksheid. Niet begrijpen dat voor een verdere historische periode de communistische partijen een beslissende rol zullen spelen, verdoemt hen volledig tot sektarisme. Denken dat alle processen van de revolutie, die zich begonnen te ontvouwen in Frankrijk, binnen enkele weken of dagen tot hun ontknoping zouden komen, is het abc van revolutie niet begrijpen. De zwakte van de revolutionaire krachten als een factor in de situatie noch de noodzaak om dichtbij de massa’s van de Communistische Partij te komen, hadden ze begrepen. Integendeel, de noodzaak om aan te sluiten bij de wilde en wollige ideeën van studentikoos links, leidde hen ertoe om een hele reeks ultralinkse gebaren en bewegingen te maken. De boycot van de verkiezingen, gevolgd door de boycot van de studentenverkiezingen, waren gewoon onverantwoordelijk en konden enkel in de handen spelen van de leiding van de Communistische Partij, die nog steeds de overweldigende meerderheid van de arbeidersklasse achter zich had.

Het feit dat de Communistische Partij haar verliezen zou terugwinnen als alternatief voor de gaullistische partij, namen ze niet in overweging. Ze hebben hun aanhangers tot op de dag van vandaag niet voorbereid op een nieuwe en onvermijdelijke situatie van volksfrontpolitiek, waar de bourgeoisie haar toevlucht toe zal nemen als middel om een nieuw offensief van de kant van de arbeidersklasse te breken. Onze tendens heeft echter voluit de ontwikkeling van de revolutie in Frankrijk geanalyseerd, welke zich nog maar in de vroege beginfase bevindt. Het is dus niet nodig om de ideeën hier te herhalen. Er moet enkel genoemd worden dat alle tendensen van revolutionair links in Frankrijk momenteel in neergang zijn, omdat zij het eb en vloed van verandering in de revolutie en dat perioden van kalmte, zelfs van reactie, de weg zullen vrijmaken voor de revolutionaire mobilisatie van de massa’s en een hernieuwd offensief van de kant van de revolutie, niet konden analyseren en begrijpen.

De gebeurtenissen wijzen erop dat niet alleen in Frankrijk, maar ook in andere landen waar de Communistische Partij de hoofdpartij van de arbeidersklasse is, enkel een massasplitsing binnen de rangen van de Communistische Partij de weg kan vrijmaken voor een ontwikkeling van een alternatieve revolutionaire massapartij. In de landen waar de sociaaldemocratie de dominante kracht is, zijn soortgelijke overwegingen aan de orde. De historische ervaringen van de laatste vijf tot zeven decennia wijzen op de juistheid van deze analyse.

De vraagstukken op hun Wereldcongres van 1965, waar de Britse sectie geroyeerd werd, zijn voldoende gedocumenteerd in het materiaal van onze tendens; het document over onze uitzetting heeft aangetoond dat ze niet in staat zijn om een echte en oprechte marxistische tendens in hun rangen te tolereren. De weigering om in discussie te gaan of om een marxistische vleugel binnen hun krachten te tolereren, is een indicatie van de ware processen die spelen binnen deze organisatie, en van haar organische tendens richting kleinburgerlijk sektarisme, utopisme en opportunisme.

De geschiedenis van de Ceylonese organisatie biedt ons een leerzame les over wat er gebeurt wanneer de lessen van elke periode niet geleerd worden door een revolutionaire tendens. Ze was de enige massaorganisatie van de Vierde Internationale en was de massapartij van de arbeidersklasse in Ceylon [nu Sri Lanka]. Maar precies daarom was ze vatbaar voor alle ontaardingsneigingen, gevoelig voor de druk van vijandige klassenkrachten waaraan massaorganisaties onderworpen zijn. Vijfentwintig jaar lang onjuiste politiek van de zogenaamde internationale leiding betekende dat ze met betrekking tot Ceylon geen controle had over de parlementsleden of de leiding. Omdat ze in het grootste deel van de wereld uit kleine groeperingen bestond, kon ze enkel een politieke en geen organisatorische autoriteit bezitten. Aangezien ze op dit gebied bankroet was, kon haar zwakke poging tot organisatorische gebaren enkel met minachting behandeld worden.

Dit bespoedigde de steun voor een onmiddellijke splitsing toen de Lanka Sama Samaja Party een opportunistisch standpunt innam met betrekking tot een coalitieregering [in 1964], wat enkel de revolutionaire elementen zou isoleren en hen machteloos en ultralinks zou maken. Het gevolg was de versterking van de positie van de LSSP, en de neergang en het uiteensplijten van de zich afsplitsende sectie. De onmiddellijke taak van welke (marxistische oppositie)groep dan ook, binnen of buiten de LSSP, zou zijn om zich te richten op de massaorganisatie van de arbeiders, in dit geval de LSSP zelf. Echter, politieke autoriteit kan enkel verkregen worden over een periode van jaren en decennia, door het aantonen van de juistheid van de ideeën van een revolutionaire leiding, van haar werkwijze en van haar analyses. Dit is natuurlijk iets waar een opvallend gebrek aan is. Ze probeerden deze echte autoriteit, een daadwerkelijke autoriteit, te vervangen door middel van administratieve maatregelen, welke enkel leidden tot een reeks vernederende en verzwakkende splitsingen.

De nood aan marxistische theorie

Op het USFI-Congres van 1965 brachten zij een ‘nieuwe’ theorie naar voren, die van kapitalisme en een ‘sterke’ staat. Dit was een voortzetting van hun theorie [uit 1945] dat bonapartistische staten aan de orde van de dag waren in West-Europa – dat kapitalisme niet langer meer het bestaan van democratische rechten kon toestaan en dat er daarom enkel dictatoriale regimes opgezet konden worden in West-Europa. Zij bliezen nieuw leven in deze theorie, welke nooit officieel verworpen was, met een nieuwe versie van de ‘sterke’ staat. Overal, van Frankrijk tot Duitsland en Groot-Brittannië, ging de bourgeoisie democratie vervangen door een bonapartistisch regime.

Deze analyse hield geen rekening met de kracht en macht van de organisaties van de arbeidersklasse, met de gewijzigde krachtsverhouding tussen de klassen en met de weifeling van de kleinburgerij. De bourgeoisie was verre van in staat om onder deze omstandigheden de samenleving haar wil op te leggen: de samenleving schoof juist op naar links. De poging om een prijs- en inkomenspolitiek op te leggen is in de belangrijkste kapitalistische landen gestrand. In plaats van dat de staat dictatoriale machten aanneemt, met uitzondering van Griekenland (om speciale redenen), is de tendens in de tegengestelde richting geweest.

In sommige landen is er een ontwikkeling geweest in de richting van massale radicalisering, maar nergens is de bourgeoisie in staat geweest om haar heerschappij op te leggen via het opzetten van een militaire politiestaat. De radicalisering van de studenten, waar zij zo’n grote hoop op vestigen, is een beweging in de tegengestelde richting. De enige recente ‘sterke’ staat, die van De Gaulle, werd weggeblazen door de eerste echte massabeweging van de arbeidersklasse. In ieder geval was het bonapartisme van De Gaulle de meest democratische vorm van bonapartisme die ooit bestaan heeft. Dit is geen toeval. Deze zwakte was een uitdrukking van de enorme kracht die sluimert in de arbeidersklasse.

De ontwikkeling van de industrie zelf heeft op haar beurt een enorme versterking van de macht van de arbeidersklasse betekend. Voor er een beweging richting beslissende reactie kan zijn, zal er een bloedige afrekening met de arbeidersklasse moeten plaatsvinden. Maar dit betekent weer dat het lot van de bourgeoisie ook tot inzet wordt gemaakt van de strijd. Als gevolg zal het met uiterste tegenzin zijn dat de bourgeoisie deze weg inslaat. Nergens zijn er sterke fascistische organisaties zoals deze bestonden in de vooroorlogse periode, in het bijzonder de jaren 1930. Na de ervaring met de fascistische maniakken is het enkel met uiterste tegenzin dat de bourgeoisie zichzelf onder de macht van het fascisme zal onderbrengen.

Aan de andere kant is een ‘sterke’ staat in zijn bonapartistische vorm niet in staat om zich voor enige langere tijd te handhaven zonder massabasis. Vandaar zijn er van de kant van de burgerlijke staat wellicht reactionaire methoden en wetten aan de orde van de dag, maar geen militaire politiedictatuur. In de gehele bourgeois wereld, in de avondschemering van het kapitalisme, zijn het geen ‘sterke’ staten, maar extreem zwakke en verlamde staten waar de arbeidersklasse en de revolutionaire beweging mee te maken hebben.

De gehele tactiek van de zogenaamde ‘buitenparlementaire oppositie’ in Duitsland, Frankrijk, Italië en Groot-Brittannië is een manifestatie van verbale oppositie. Deze wijst meer op de ideeën van de middenklasse en anarchisten, dan van het marxisme. De taak voor studenten en radicalen in het algemeen is om zichzelf als eerste te onderwijzen in de nuchtere ideeën van het marxisme, in plaats van het geraaskal van de revolutionaire romantiek, om daarna dichterbij de massa’s te komen. De capitulatie van het USFI voor deze verbale radicalisering bewijst het volledig gebrek aan inzicht in de dialectiek van de klassenstrijd en de methoden van het ontwaken van klassen. De zaak is om tegelijkertijd vast te houden aan theoretische onbuigzaamheid en aan flexibiliteit van tactieken, om zo dichter tot de arbeidersklasse te komen. Deze tendens heeft een geheel roemloze geschiedenis.

We zijn nu terug bij af, teruggebracht tot kleine groeperingen, vechtend tegen de stroom van opportunistische tendensen. De marxistische beweging is historisch gezien ver teruggeworpen door isolatie van de massabeweging.

In één opzicht kunnen we historisch gezien van geluk spreken. Als zij in plaats van kleine sektes, organisaties hadden gehad van 10.000 tot 50.000 leden in Frankrijk, Amerika en andere landen, dan had er enorme schade aangericht kunnen worden in de massabeweging door de ultralinkse koers van deze groepering en de verschillende groeperingen eromheen. Het zou zijn geweest als de Komintern in haar ultralinkse fase in de jaren 1930, toen haar politiek, haar lichtzinnige houding richting de massaorganisaties, uitliep op isolatie van de arbeidersklasse. De overwinning van Hitler in Duitsland werd op deze manier voorbereid. Op hun eigen manier hebben de capriolen van alle tendensen in Frankrijk het ontzettend vergemakkelijkt voor de communistische partijleiding en de reformisten om hun prestige en macht over de arbeidersklasse terug te winnen. In andere landen, in zoverre zij enig effect hebben gehad, hebben ze succesvol bijgedragen aan het isoleren van de studenten van de arbeidersbeweging

De theoretische grofheden en de fundamentele politieke fouten van de kliek die beweert de Internationale te vertegenwoordigen, kunnen teruggeleid worden tot de periode na de oorlog. Omdat ze weinig geleerd hadden in de leerschool van Trotski, waren ze niet in staat om de beweging te heroriënteren naar de grote gebeurtenissen. Hadden zij in deze tijd aan oprechte zelfkritiek gedaan, en een grondige analyse gemaakt van hun fouten en de reden voor deze fouten, dan hadden ze de beweging kunnen opbouwen op stevige funderingen. Maar nadat ze hun vingers gebrand hadden door wat zij dachten dat de recepten van Trotski waren, te herhalen, besloten deze koks dat het ‘Kookboek van de Revolutie’ niets waard was, om vervolgens zonder pardon de leerstellingen van de grote meesters overboord te gooien. Zij lieten de theoretische ideeën van het marxisme vallen en gingen puur op basis van empirisme en impressionisme verder.

Onze taak, nationaal en internationaal, blijft in feite dezelfde die het de laatste twee generaties was. Die taak is de verdediging en uitbreiding van de revolutionaire basisideeën van het marxisme. De reden voor de degeneratie van de sektes, waarvan de belangrijkste zich rond het vaandel van het USFI geschaard hebben, ligt in de historische ontwikkeling van onze tijd. De druk vanuit het kapitalisme, het reformisme en het stalinisme, in een periode van kapitalistische opgang in het Westen; de tijdelijke consolidatie van het stalinisme in het Oosten; de perversies van de koloniale revolutie: zoals uitgelegd in het voorgaande materiaal, waren dit de oorzaken van de degeneratie van alle sektes die beweren de Vierde Internationale te zijn.

Een uitleg is echter geen excuus. Noodzakelijkheid heeft twee zijden. In de voorgaande geschiedenis rechtvaardigde de degeneratie van de Tweede en Derde Internationales, wegens zowel objectieve als subjectieve factoren, allerminst dat de leiders het marxisme verzaakt hadden. Het rechtvaardigde noch reformisme noch stalinisme. Op soortgelijke wijze is er geen rechtvaardiging voor de misdaden van het sektarisme en opportunisme die meer dan een hele generatie zijn begaan door de leiders van de zogenaamde Vierde Internationale. Het is één ding om een toevallige fout te maken. Fouten zullen zelfs door de meest revolutionaire en vooruitziende tendensen gemaakt worden. Voortdurende herhaling echter, een voortdurend zigzaggen tussen opportunisme en ultralinksheid, is niet langer een fout en wordt een trend. Het is deze tendens waarvan we de geschiedenis geanalyseerd hebben. Een tendens die, zoals de stalinisten en reformisten voor hen, weigert om haar fouten te analyseren om deze te corrigeren.

Een tendens van deze soort zal nooit opgewassen zijn tegen de taken die de geschiedenis opwerpt. Zij zullen eindeloos doorgaan met splitsingen en manoeuvres, met dictaten die geen verband houden met enige daadwerkelijke autoriteit die vergaard is op basis van politieke ervaring. Een tendens van dit karakter kan nooit de tradities van het bolsjewisme en het trotskisme voortzetten. Zij zijn de mest van de geschiedenis die, als hij niet in de akkers geploegd is, geen revolutionaire vruchten kan afwerpen, maar die achtergelaten in de open lucht begint te stinken. Vele van de jongere elementen zouden erin kunnen slagen om uit dit giftige milieu te breken en te helpen met de opbouw van een nieuwe Internationale. Voor een massale revolutionaire tendens is het noodzakelijk om meer dan de traditie, methode en politiek van het marxisme te hebben. Het is noodzakelijk om ook de stroom van de geschiedenis mee te hebben. Zo was het met de bolsjewieken.

Voor een kleine revolutionaire tendens is het echter essentieel, een absolute noodzaak, om de basisideeën hoog te houden, terwijl hieraan bewust en openlijk op basis van ondervinding toevoegingen gedaan worden. Dit niet doen betekent de dood van een tendens als revolutionaire kracht. Als zo’n tendens niet kan leren uit de ervaring van gebeurtenissen, is deze gedoemd om een sekte te blijven en om verdere nederlagen en desintegratie van de beweging uit te lokken. Vanuit het oogpunt van de geschiedenis is er beslist geen excuus voor de voortdurende opeenvolging van fouten van het USFI. Fouten zijn pijnlijk, het nalaten om fouten recht te zetten is fataal.

Lenin en Trotski corrigeerden nauwkeurig, zelfs tot het kleinste detail, iedere theoretische fout, om de scherpte van de theorie op peil te houden als het snijvlak van het bolsjewisme. Een tendens als die van het USFI kan nooit opgewassen zijn tegen de taken die de geschiedenis opwerpt. De stalinisten en reformisten hebben massaorganisaties. De marxisten hebben revolutionaire theorie, welke zij historisch zullen omvormen van een kleine kwaliteit naar een revolutionaire kwantiteit. Zonder massaorganisatie en zonder theorie, kan er geen toekomst zijn. Deze tendens is in historische zin gedoemd. In iedere fase van ontwikkeling van de gebeurtenissen hebben de Britse marxisten over het algemeen op een juiste manier gehandeld. Aangaande de basisproblemen kunnen de documenten gepubliceerd worden om als bijdrage te dienen aan het marxisme over een periode van 25 jaar.

Het feit dat de krachten van het trotskisme er niet in geslaagd zijn om een levensvatbare Internationale op te bouwen, kan begrepen worden op basis van de kennis over het tijdperk. Dit was tegelijkertijd revolutionair en contrarevolutionair, waarbij het proletariaat geconfronteerd werd met geduchte obstakels in de vorm van sociaaldemocratische en stalinistische organisaties. Het was onvermijdelijk dat er grote moeilijkheden zouden zijn die de schepping van revolutionaire massatendensen in de weg zouden staan.

De nieuwe periode die werd geopend door de Franse revolutie begint een geheel nieuwe fase in de ontwikkeling van het proletariaat. Massa-initiatief en massa-actie zullen de machtige organisaties van het stalinisme en de sociaaldemocratie op de proef stellen. In deze gebeurtenissen zullen de massaorganisaties een revolutionaire of quasi-revolutionaire vleugel verdrijven, maar ze zullen gedoemd zijn tot een reeks rampzalige splitsingen zowel ter linker- als ter rechterzijde. In de loop van deze ervaring zullen de arbeiders niet alleen de reformistische en stalinistische massaorganisaties op de proef stellen, maar ook de verscheidenheid aan sektarische en centristische tendensen – de maoïsten, castroïsten, guevaristen en andere tendensen die zich konden verspreiden omdat er geen massale revolutionaire aantrekkingspool was. De gebeurtenissen zullen de onbekwaamheid en ineffectiviteit van alle varianten van reformisme en stalinisme politiek onthullen. De frisse krachten van de nieuwe generatie, niet alleen onder de studenten maar, alleszins belangrijker, ook onder de arbeidersklasse, zullen de revolutionaire weg zoeken.

Op basis van de gebeurtenissen zullen er massale revolutionaire tendensen gevormd worden in de Westerse landen: waar stalinisme de hoofdstroom is, binnen de communistische partijen en, waar de reformisten een massatendens zijn, binnen de sociaaldemocratische partijen. De periode die Trotski met vertrouwen tegemoet zag in de directe vooroorlogse periode, opent zich nu in andere historische omstandigheden. De ideeën van het marxisme, die we een hele generatie lang hebben opgehouden, zullen een klassenpubliek beginnen te verkrijgen.

In binnen- en buitenland kunnen de ideeën van onze tendens in dit tijdperk massasteun verkrijgen. Onze strijd om de beweging op te bouwen zal internationaal effect sorteren. Onze taak bestaat uit het bouwen van een levensvatbare tendens in Groot-Brittannië die de middelen en autoriteit zal hebben om gehoor te krijgen onder de geavanceerde elementen in de hele wereld. Het is onmogelijk om de manieren te beschrijven waarop dit zal worden gedaan, maar met initiatief en elan kunnen we erin slagen om de invloed van onze tendens te verspreiden.

In de donkere dagen tijdens de Eerste Wereldoorlog waren de marxisten teruggebracht tot een kleine groep, maar op basis van de gebeurtenissen voerden zij een zegevierende revolutie door in Rusland in 1917 en maakten ze de weg vrij voor de opbouw van revolutionaire massapartijen. Historisch gezien behielden de bolsjewieken een onbuigzaamheid wat betreft revolutionaire ideeën door de invloed van Lenin en Trotski. Met de historische stroming tegen werden de ideeën weggespoeld. In een nieuw historisch tijdperk zullen de ideeën, versterkt door de rijke ervaring van de laatste kwarteeuw, opnieuw een massapubliek verkrijgen. De andere tendensen die beweren trotskistisch te zijn, zullen op de proef worden gesteld. Zij zullen in het vuur van de gebeurtenissen in de as gelegd worden.

Enerzijds zal het kapitalisme zich in de ontwikkelde en in de onderontwikkelde wereld in een impasse vinden. Anderzijds onthult het stalinisme in de niet-kapitalistische landen steeds meer dat het onverenigbaar is met nationalisatie en een planeconomie. Deze impasse van de bourgeoisie en de stalinistische bureaucratie wordt weerspiegeld in de schraalheid van hun economische en politieke theoretici. De verwording van de stalinisten tot elkaar bestrijdende nationale groeperingen, in zowel de landen waar ze de macht hebben als de landen waar ze in oppositie zijn, wijst op het bankroet van het stalinisme.

Het reformisme heeft anderzijds zijn verderfelijke effecten laten zien, zowel in landen waar de reformisten in de regering zitten, als in landen waar ze in de oppositie zitten. De overheersing van de arbeidersbeweging door deze tendensen heeft eveneens haar corrumperende invloed uitgebreid naar de kleine en zwakke tendensen van het trotskisme. Voor hen is er geen weg vooruit, maar op basis van de grote revolutionaire opgang die in het verschiet ligt, zal de jeugd aangetrokken worden door de ideeën van het trotskisme. In 1917 voerden de bolsjewieken, hoewel er geen revolutionaire Internationale bestond, hun revolutie uit met de methode, ideeën en in naam van de Internationale. Zij waren volbloed internationalisten. De grootste internationale taak van de revolutionaire marxisten in Groot-Brittannië is om een machtige revolutionaire tendens op te bouwen, doordrongen met de principes en tradities van het internationalisme, die kan meehelpen aan het bouwen van een levensvatbare internationale tendens en de weg kan vrijmaken voor de schepping van de Vierde Internationale.

Hoe zal de Internationale georganiseerd worden?

Lenin en Trotski hadden de gelegenheid om er vele malen op te wijzen dat, als een fout niet gecorrigeerd wordt, ze een trend kan worden. De analyse van dit document heeft laten zien dat gedurende vijfentwintig jaar, het USFI van de ene naar de andere fout strompelde. Van één verkeerde politiek, naar de tegenovergestelde, om daarna weer op een hoger niveau van fouten terug te komen. Dit is het merkteken van een grondig kleinburgerlijke tendens. In zoverre het deze groepering aangaat, of tenminste haar hoogste leiderschap, is dit nu organisch geworden. De gehele zienswijze wordt gevormd door de fouten van een kwarteeuw, is een essentieel onderdeel geworden van hun denkwijze, van hun werkgewoonten en van hun algehele visie. Zelfs haar te verwaardigen door haar centristisch te noemen, zou een compliment zijn.

In het geval van de Tweede Internationale, een massabeweging, kan haar ontaarding verklaard worden door de druk vanuit de samenleving in de geschiedenis van het laatste deel van de negentiende eeuw en het begin van de twintigste eeuw. Deze kan echter ook verklaard worden door de scheiding van het leiderschap van de rangen, door zijn grote afstand tot de massabasis.

De Derde Internationale begon als de meest revolutionaire massatendens die de wereld ooit gezien heeft, een internationale en revolutionaire massatendens. In een revolutionair tijdperk (tegelijkertijd revolutionair en contrarevolutionair) werd de degeneratie van de Internationale – de kwestie van de Russische partij daarbuiten gelaten – in vele documenten verklaard als gevolg van de druk vanuit de bureaucratie en haar verheffing boven de massa’s. Internationaal begon de degeneratie van de Derde Internationale met de weigering om de lessen van de gebeurtenissen te leren en te analyseren, en om de fouten van de stalinistische leiding te corrigeren. Deze was, naast andere factoren, niet de minst belangrijke.

Het trotskisme, de meest revolutionaire en oprechte tendens in de geschiedenis, begon zijn werk bovenal met een analyse van dit proces. Beginnende zonder brede massa’s, kon het enkel slagen als revolutionaire tendens door een serieuze houding richting theorie en de gebeurtenissen. Dit was de les uit de werken van Lenin, en misschien nog wel meer uit de werken en activiteit van Trotski tijdens de periode van theoretische neergang en degeneratie. Door dit waardevolle erfgoed te verzaken, zonder het correctiemechanisme van de druk van de revolutionaire massa, werden het USFI en andere soortgelijke tendensen onverantwoordelijk. Theoretische vraagstukken werden niet serieus beschouwd, maar werden onderdeel van de willekeurige stemmingen en grillen van de leidende kliek. De vijfentwintig jaar van dit proces hebben uitgewezen dat zij organisch niet in staat zijn om zich organisatorisch en politiek te transformeren in de richting van het marxisme.

Het zou een onsmakelijke opdracht zijn om het organisatorische gemanoeuvreer van deze zinovjevistische tendens in kaart te brengen. Het volstaat hier om het document dat we publiceerden over onze uitzetting van het USFI-Congres van 1965 te vermelden. Lenin noemde de Tweede Internationale minachtend een postkantoor en geen Internationale. Deze kliek kan niet eens vereerd worden met de titel van een postkantoor. Zowel organisatorisch als politiek is ze compleet bankroet.

Hoe zal de Internationale dan opgebouwd worden? We hebben er vele malen op gewezen dat de beweging in Groot-Brittannië enkel op basis van de gebeurtenissen opgebouwd kan worden. Dit is net zo sterk van toepassing op het vraagstuk van de Internationale.

In vele documenten hebben we uitgelegd hoe de gebeurtenissen de sociaaldemocratische en stalinistische massapartijen in crisis zullen brengen. Gebeurtenissen in Oost en West zullen een rol spelen. Maar vooral is het de ontwikkeling in de belangrijkste industriële landen in de wereld die doorslaggevend zal zijn. Een nieuwe periode opent zich in de geschiedenis van het kapitalisme in het Westen en het stalinisme in het Oosten. De gebeurtenissen van mei 1968 in Frankrijk en de huidige beroering in Italië zijn slechts het begin. De trekken van de crisis in de verhoudingen tussen de klassen, niet alleen in Europa maar ook in Japan, Amerika en andere belangrijke centra, zijn nu al te ontwaren.

Door de mokerslagen van de gebeurtenissen is de ontwikkeling van centristische massagroeperingen in de stalinistische en sociaaldemocratische partijen onvermijdelijk. Massasplitsingen van deze tendensen zullen in de komende twee decennia aan de orde van de dag zijn. Gebeurtenissen in Rusland kunnen de situatie internationaal omvormen. Hetzelfde is het geval met Amerika en andere industriële landen in het Westen. Met de ontwikkeling van centristische massagroeperingen met een groot aantal arbeiders dat op zoek is naar een revolutionair aanknopingspunt zullen deze een gunstig milieu, een broeikas zijn waarin marxistische ideeën kunnen worden verspreid en ontvangen. We moeten proberen deze elementen internationaal te bereiken met de ideeën en methoden van Trotski.

Het is uit deze massakrachten die zich binnen de organisaties ontwikkelen dat de massakrachten van de Internationale zullen voortkomen. Grote gebeurtenissen zullen onze ideeën en politiek meer acceptabel maken onder deze lagen, in het bijzonder onder de arbeiders. Deze elementen bereiken zal in de toekomst een belangrijk onderdeel zijn van ons werk.

De gebeurtenissen zullen ook de jongere en intelligentere elementen binnen de andere tendensen die beweren trotskistisch te zijn, ontvankelijk maken voor onze ideeën. Veel van de jongere elementen zullen we onder deze omstandigheden voor ons winnen.

Het zal weer helemaal als de Spaanse revolutie zijn, maar nu met een organische crisis van het stalinisme en reformisme, die door de gebeurtenissen naar de oppervlakte gebracht zal worden. De arbeidersklasse is veel sterker en de internationale reactie is veel zwakker, waardoor de basis gelegd wordt voor een offensief vanuit de arbeiders. Dan zal er met een periode van nederlagen en reactie van de een of andere vorm, naast belangrijke verworvenheden en successen, een zelfs nog grotere voorwaartse stoot zijn. De weg zal vrijgemaakt worden voor de schepping van centristische massatendensen.

De Russische Revolutie ontwikkelde zich in negen maanden, bovenal wegens de kracht van het bolsjewisme. De Spaanse revolutie ontwikkelde zich over zes tot zeven jaar. Een langdurige periode van revolutie, wegens de zwakte van de revolutionaire krachten, is zeer waarschijnlijk, zoals het voorbeeld van Frankrijk al aangetoond heeft. Het is in dit langdurige proces dat interventie mogelijk wordt. De revolutionaire elementen in de centristische massapartijen die zich zouden ontwikkelen, zullen zoeken naar consistente revolutionaire ideeën, politiek en werkmethoden.

Dit maakt het essentieel, onderstreept de noodzaak van het voortzetten en uitbreiden van ons internationaal werk. We moeten ons werk ontwikkelen en uitbreiden onder contacten, groepen en zelfs individuen die we kunnen bereiken in andere landen. Onze kritiek en het contrast met de politiek van andere tendensen zou ons de mogelijkheid geven tot het winnen van een basis. Daarom blijft dit een belangrijk onderdeel van de activiteit van onze tendens, zowel nationaal als internationaal.

Een belangrijk deel van internationaal werk bestaat echter uit de opbouw van een levensvatbare tendens in Groot-Brittannië. Daarom is de kwestie van het hoofdkwartier, de pers en de professionals van zulk cruciaal belang, niet alleen voor ons nationale, maar ook voor ons internationale werk. Het hoofdargument van het USFI en anderen bestond nooit uit kritiek op onze theoretische ideeën, maar uit het bespotten van ons werk. “Wie zijn zij?”, “Wat hebben ze opgebouwd?”, “Zij zijn niet in staat om een tendens op te bouwen”; dat was de hoofdlijn van het gif dat ze voor jonge kameraden spuwden, vooral achter de schermen. Het bouwen van een levensvatbare en krachtige tendens in Groot-Brittannië zou in de praktijk niet alleen de juistheid van onze ideeën aantonen, maar ook van onze organisatorische en werkmethoden. Hun laster zou in de praktijk weerlegd worden. De instorting van de Revolutionary Communist Party bracht de beweging, nationaal en internationaal, schade toe waarvan we nu aan het herstellen zijn.

Het bolsjewisme groeide internationaal door de Oktoberrevolutie. Dit was op z’n beurt mogelijk door zowel de organisatie van de Russische partij als de theoretische ideeën en politiek van Lenin en Trotski. We hebben hier te maken met een soortgelijk proces, als we de zaken natuurlijk in perspectief bekijken, en we moeten de proef van de geschiedenis nog ondergaan en een massatendens opbouwen.

Veel meer dan in enige andere periode in de geschiedenis wordt de weg vrijgemaakt voor revolutionaire explosies in de industrieel ontwikkelde landen, en niet in de laatste plaats in Groot-Brittannië. Op basis van revolutionaire ontwikkelingen zullen de ideeën gretig aangegrepen worden door arbeiders die tastend op zoek zijn naar marxisme. Onder deze omstandigheden kan interventie in revolutionaire situaties in andere landen zeer vruchtbaar zijn.

Op één manier zijn we meer dan in het verleden voorbereid op zulke interventies, omdat we al kameraden hebben die de belangrijkste Europese talen spreken. Hun diensten zullen zonder twijfel meer en meer van belang worden in het komende tijdperk. Het is verder ook een kwestie van geld en middelen. We hebben veel kritiek op de Amerikaanse SWP, maar op basis van het revolutionaire getij dat zich nu in de Verenigde Staten in een vroeg stadium bevindt en ondanks dat het momenteel voornamelijk om studenten gaat, werd gemeld dat de SWP in alleen New York al zestig professionals heeft!

Voor de minimale taken, nationaal en internationaal, hebben we op z’n minst een twaalftal professionals nodig. We zouden kunnen zeggen dat met onze bescheiden successen, de echte geschiedenis van onze tendens nu pas begint. Met onze eigen pers, ons eigen pand en meer fulltimers kunnen we ons daadwerkelijk op een veel serieuzere manier richten op de ontwikkeling van ons werk op internationale schaal. Met middelen van deze soort kunnen we beginnen met de uitgave van een gedetailleerde analyse van de politiek van andere tendensen, met het bijzondere doel om mensen in het buitenland te beïnvloeden. We kunnen beginnen met de uitgave van dit materiaal en onze eigen analyses en theoretische documenten, niet alleen in het Engels, maar ook in andere talen. We kunnen serieus werk uitvoeren. Zo gaat het samenbinden van de elementen die een nieuwe internationale zullen vormen hand in hand met de opbouw van onze eigen organisatie.

Mei 1970

_______________
Voetnoten van Ted Grant:
[1] Het volgende gebeurde zelfs in 1947 nog, tijdens een gesprek met Stuart [Sam Gordon], een van de toenmalige leiders van het ISFI. Terwijl een van de leiders van de Britse sectie hem de gewijzigde omstandigheden probeerde uit te leggen, werd hij onderbroken: “Ach ja, het is nu nog maar 1947, er is nog steeds een jaar te gaan voor Trotski’s prognose om uit te komen.” Alle gebeurtenissen van de oorlog en naoorlogse periode waren aan hem en zijn mededenkers van het ISFI voorbij gegaan.
In 1938 werd de Workers’ International League opgericht. Dit was het gevolg van de uitzetting van een groep kameraden uit de Militant Group vanwege een meningsverschil over een organisatorische kwestie. Later dat jaar had de WIL geweigerd om deel te nemen aan een fusie van verschillende groeperingen die niet plaatsvond op principiële basis, waarvan sommige wel en andere niet aan entrisme deden, met de opzettelijk dubbelzinnige formulering van eenheid van beide tactieken. De WIL stelde dat deze formulering zou leiden tot een verlamming van de nieuwe organisatie en dat ze een splitsing zou veroorzaken. Het was een formule die drie organisaties zou verenigen in tien organisaties. Dit werd vervolgens door de gebeurtenissen bevestigd. JP Cannon, die een grote rol speelde in het realiseren van deze ‘eenheid’, en de leiders van de Amerikaanse SWP zetten een vendetta door tegen hen die de WIL leidden.
Op de oprichtingsconferentie van de Revolutionary Communist Party [in 1944], verklaarden hun aanhangers plechtig dat er met de komst van fusie van alle trotskistische elementen geen politieke verschillen meer waren. Daarom verklaarden zij hun ‘Internationalistische’ factie ontbonden. Dit werd met uitbundig gelach ontvangen op de conferentie, waartegen verontwaardigd werd geprotesteerd door de vertegenwoordiger van de Internationale. Dit voorkwam niet dat de Amerikaanse vertegenwoordiger van de Internationale, Phelan [Sherry Mangan], diezelfde avond in zijn hotel een geheime bijeenkomst had met Healy en andere leiders van zijn kliek, om te beslissen hoe ze het best af konden komen van de anti-internationalistische leiding van de RCP, die vernietigd moest worden!
De RCP, waarvan de WIL het hoofdbestanddeel was, boekte snel vooruitgang, onder andere vanwege de steun van de leiders van Labour, de stalinisten en de vakbonden voor de coalitie in oorlogstijd. Ze hanteerde flexibele tactieken en slaagde er met een juiste werkwijze en politiek in om een bescheiden maar belangrijke steun te verwerven in alle voornaamste industriële gebieden van het land. Op haar hoogtepunt was ze een belangrijk onderdeel van de arbeidersklasse. De reden voor haar ineenstorting kunnen we in dit document niet behandelen. We zullen dit echter behandelen wanneer History of British Trotskyism af is.
Er moet op gewezen worden dat de WIL, hoewel ze niet aanwezig was op de oprichtingsconferentie van de Vierde Internationale in 1938, uitgenodigd werd om afgevaardigden te sturen, maar dit niet kon doen om financiële redenen. Niettemin stuurde ze een verklaring, welke door Cannon vervalst werd om zo de afwijzing te verkrijgen voor het verzoek tot aansluiting als sympathiserende groep. Ondanks dat ze toentertijd formeel buiten de Vierde Internationale stond, viel Trotski haar niet aan, maar stuurde hij in plaats daarvan een felicitatiebrief voor de inleiding tot zijn pamflet over de Lessen van Spanje en het verkrijgen van een kleine drukpers.
Op organisatorisch gebied werd de Internationale geteisterd door de erfenis van het zinovjevisme, factionele kliekjespolitiek, koehandel en de politiek van ‘sleutelfiguren’. Onder andere Cannon was hier, ondanks zijn bekwaamheid als arbeidersleider, schuldig aan. Dit soort methoden doen zich altijd voor wegens theoretische achtergesteldheid en, in laatste instantie, wegens een onjuiste politiek. De taak van een leiderschap, zowel nationaal als internationaal, is om door discussie en ervaring te overtuigen. Het is zinloos om met de grote organisatorische stok te zwaaien.
In de tijd van Lenin en Trotski, zelfs met de reusachtige politieke autoriteit die zij internationaal hadden, streefden zij er altijd naar om over theoretische vraagstukken te discussiëren en om mensen voor zich te winnen in plaats van hun hun politiek op te leggen. Sinds de dood van Trotski, die altijd de noodzaak van een schoon vaandel benadrukte, zijn de methoden van het zinovjevisme in de politiek gekropen van de tendensen die beweren de Vierde Internationale te vertegenwoordigen. Dit document is echter niet bedoeld om zo diep in te gaan op de organisatorische kwesties als op de fundamentele politieke afwijkingen van de ideeën van het marxisme die in de laatste drie decennia hebben plaatsgevonden.
De RCP en haar voorganger, de WIL, leverden leerzame lessen op over hoe organisatorische kwesties aangepakt zouden moeten worden. De RCP nam deel aan de arbeidersbeweging met flexibele tactieken. Onder de gegeven omstandigheden voerde ze haar werk uit onder haar eigen vaandel, maar niettemin richtte ze zich altijd op de massabeweging. De volledige geschiedenis van de RCP en haar overwinningen zal nog geschreven moeten worden. De leiding van de Amerikaanse SWP en de Internationale voerden de kliekjespolitiek zelfs zo ver door dat zij de druk gebruiken van de middelen die ze bezitten om de acceptatie van hun ideeën te verzekeren. Op die manier zetten ze in het klein ook op dit gebied de politiek van het zinovjevisme voort.
[2] Op het [USFI] Wereldcongres van 1965 zette de delegatie van onze organisatie vraagtekens bij de volgende formulering in hun document The Development of the Sino-Soviet Dispute and the Situation in the International Communist Movement: “In China kan de strijd tegen de bureaucratie en haar regime, en voor proletarische democratie, niet gewonnen worden dan door een anti-bureaucratische strijd op een schaal die groot genoeg is om een kwalitatieve verandering van de politieke regeringsvorm teweeg te brengen.” (p. 8)
We wilden weten of dit nu wel of niet betekende dat de Internationale het standpunt had dat de politieke revolutie noodzakelijk was in China, voordat er een begin kon zijn van een beweging in de richting van het socialisme. Livio [Maitan] antwoordde voor de ‘meerderheid’ dat het oude Internationale Secretariaat (hijzelf, Frank, Mandel en Pablo) geloofden dat de politieke revolutie niet noodzakelijk was, terwijl de Amerikaanse SWP geloofde dat dit wel het geval was. De formulering in het document was daarom een ‘compromis’.

Redactioneel:
[3] De Amerikaanse SWP splitste zich, samen met Healy en Lambert, af van het ISFI in 1953. In 1963 sloot de Amerikaanse SWP zich opnieuw aan bij het ISFI, die omgedoopt werd tot United Secretariat of the Fourth International (USFI). Pablo zelf splitste zich af van het USFI in 1964.