Herman Gorter
Het imperialisme, de wereldoorlog en de sociaaldemocratie
Hoofdstuk 8
Maar nog niet hebben wij alle oorzaken en remmende krachten genoemd die de arbeidersklasse tegenhielden om van de oude, kleine en nationale weg tot de grote en internationale te komen.
Tegen de nieuwe kracht van de arbeiders, de actie van de massa, treedt naast het revisionisme weer een nieuwe kracht op om haar de voortgang te beletten. Maar de nieuwe tegenstand kwam van hen van wie men het vroeger niet zou hebben verwacht. Zij kwam van de marxistische of radicale arbeiders en leiders van socialistische partijen.
Bij de opgang die het proletariaat noodzakelijk maken moest, van de oude tactiek, van de strijd door vertegenwoordigers en kleine gedeelten van het proletariaat, tot de massa-actie in het algemeen en de algemene staking in het bijzonder, bij de opgang die het maken moest van nationale tot internationale actie, bij die opgang traden haar de aanhangers en leiders van de oude tactiek in de weg, en nu niet alleen, of voornamelijk, meer de reformistische maar de marxistische. Juist degenen die in de eerste revolutionair-theoretisch-praktische periode de leiders van de arbeiders waren, en die zich in de volgende, de revisionistische periode, krachtig en schitterend tegen het reformisme hadden verzet.
Duitsland is ook hier weer het beste voorbeeld. Hoewel men het verschijnsel overal, in Holland en België; in Frankrijk en Italië, in Oostenrijk en Engeland kan zien. Het duidelijkst blijkt het door de grote afmetingen van de strijd in Duitsland.
Terwijl de revisionistische leiders (en arbeiders) daar (in Duitsland) alles deden om het proletariaat door beloften van kleine voordelen, en van voordelen door hulp van de bourgeoisie, in het parlement, of door de dagelijkse strijd van de vakvereniging te behalen, af te houden van een massaal optreden buiten het parlement en groter dan de vakverenigingen, trachtten de radicale leiders datzelfde te bereiken... door ontmoediging.
Zij weerhielden iedere massa-actie binnen het raam van de natie tegen de regering. Terwijl het imperialisme machtiger en machtiger werd, beloofden aan de ene kant de reformisten al groter voordelen van een samengaan met die zelfde partijen die de dragers van het imperialisme zijn, en dus oorlog brachten. En raden de radicale leiders de massa tot niets doen, tot passief zijn, tot geen actie, aan. Of als ze dit niet luid aanraadden, dan waren zij toch tegen alle actie van de massa gekant en verzetten zich daartegen met alle macht.
Hoe is dit zo gekomen? Hoe hebben juist die radicalen de revolutionaire tactiek van het proletariaat verloochend? De meeste van de radicalen, die marxisten waren of zich zo noemden, vreesden de nieuwe actie van het proletariaat, en wilden daarom alle actie maar laten zoals ze was: stembus, vakvereniging en leiders. En de voornaamste, meest gezaghebbende theoreticus van de partij, Kautsky, was onder hen, werd nu van deze radicalen de theoreticus.
Kautsky heeft alles gedaan wat hij kon om de massa van het Duitse proletariaat tegen te houden, en te beletten een eigen actie te beginnen. [33] Kautsky heeft (in zijn discussie met Rosa Luxemburg) de algemene staking voor Duitsland bestreden. Alsof Duitsland in Europa een uitzondering was.
Hij heeft in deze periode en deze tijd, voornamelijk de aandacht van het proletariaat gevestigd op het parlement. Daar lag weer, volgens hem, het belangrijkste toneel van de strijd. Alsof het imperialisme in het parlement te overwinnen was.
Hij heeft in deze periode, toen de arbeiders alleen nog maar van zichzelf iets hadden te hopen, gezegd dat van de steun van de middenstand de strijd afhing. Die moesten wij eerst aan onze zijde hebben. Alsof de middenstand niet met het imperialisme gaat. Hij heeft om de vrede te behouden, het vormen van een Europese statenbond aangeraden, alsof de arbeiders daaraan iets konden doen, alsof het imperialisme daarop zou wachten, alsof een statenbond niet tot nog sterker imperialisme zou voeren, alsof onder de bourgeoisie nu beduidende krachten waren tegen de oorlog, alsof de arbeiders niet alleen stonden.
Hij heeft nog in oktober 1911 in de Neue Zeit de massa georganiseerden ontmoedigd door de massa der ongeorganiseerden onbetrouwbaar te noemen. Alsof de massa van ongeorganiseerden niet alleen tot strijd komt door strijd.
Hij heeft in 1910 door de mogelijkheid, voor de bourgeoisie, van ontwapening te bepleiten, en de ontwapening op dat ogenblik, tot leuze van het proletariaat te maken, de aandacht van het proletariaat van de op dat ogenblik enige wijze van bestrijding van het imperialisme, nl. door de actie van de massa zelf, voor Duitsland afgeleid. Alsof ontwapening in 1910, en nu, en onder het imperialisme, mogelijk was.
Hetzelfde deed, op zijn raad en met medewerking van alle revisionisten en marxisten van Kautsky’s richting het Kopenhaagse congres. Alsof de bourgeoisie ontwapening wil, alsof zij die kan willen!
Kautsky heeft, in de tijd dat het imperialisme in alle grote staten al aan de rand van de oorlog stond, bij de verkiezingen van 1912 in Duitsland, de raad gegeven de groepen van de bourgeoisie die tot de scherpste voorstanders van het imperialisme behoren, de vrijzinnigen, te steunen. Alsof niet juist deze liberalen, de reders, het, intellect, etc., meer nog dan enige andere partij, de dragers van het imperialisme zijn.
Ook daarmee heeft hij de arbeiders doen geloven dat in deze tijd, op dit ogenblik, uit het parlement van de vrijzinnigen iets anders dan de zwaarste onderdrukking, de oorlog en de ondergang kon komen.
Kautsky heeft, als theoreticus van de radicalen, de massa-actie afgeraden, omdat de organisaties van de arbeiders dan gevaar liepen. Alsof de organisaties het doel en niet het middel zijn van de klassenstrijd! Alsof het imperialisme de organisaties niet toch machteloos maakt! Alsof organisaties van arbeiders niet weer herleven. Kautsky heeft allen die het proletariaat trachtten te overtuigen dat het nu zelf moest optreden zoveel hij kon bestreden.
Wel ging deze strijd van hem en de radicalen om punten van nationale politiek in vredestijd, vooral om de massa-actie voor het algemeen kiesrecht in Pruisen, maar het spreekt vanzelf dat de voor nationale actie door hem ontmoedigde massa, ook tegen het groeiende imperialisme en de komende wereldoorlog niets zou durven ondernemen. [34]
Kautsky wilde, zo als hij zeide, met deze tactiek de regering en de heersende klassen afmatten. Het blijkt nu dat hij daarmee niet haar, maar de arbeidersklasse tot de dood toe heeft afgemat.
Op het Bazels congres heeft Kautsky, met de reformistische en radicale leiders, elke bespreking van een internationale actie van het proletariaat onmogelijk gemaakt. Alsof deze - juist toen - niet het enige was.
Kautsky zegt tot de arbeiders, nu, in deze periode van de ontwikkeling van het kapitalisme, nu alle staten elkaar aanvallen, en daardoor het hele proletariaat aanvallen: U moet, als uw vaderland wordt aangevallen, voor het vaderland vechten. [35] Alsof nu niet het ogenblik was gekomen voor het gevecht tegen het imperialisme.
Dit kentekent het optreden van deze radicalen in alle landen van West-Europa. Zij waren tegen de massa-actie van het proletariaat. Zij waren dus voor de vrije loop laten aan het imperialisme. Zij waren voor het imperialisme zelf. [36]
Het enormste verschijnsel van de kapitalistische tijd, het definitief veroveren van de hele wereld, van het reusachtige gedeelte dat nog over was, door het kapitalisme, treedt in, en maakt reusachtige vorderingen en nadert zijn doel. Het bedreigt het proletariaat met een zeer grote verlenging van de duur van zijn slavernij. Het bedreigt het proletariaat met een periode van achteruitgang, verzwakking, ondergang misschien. De radicalen van het slag van Kautsky, weten niet wat te doen. Het enige wat zij zeggen is: houdt uw politieke en vakvereenigingsvergaderingen, houdt ‘s avonds een demonstratie en stem voor het parlement.
Meer nog: het ganse kapitalisme van de wereld, althans een reusachtig gedeelte er van, keert zich voor het eerst in de wereldgeschiedenis tegen het proletariaat van geheel Europa, een groot deel van Azië, van Australië, een deel van Amerika, en een deel van Afrika, met één daad.
Voor het eerst komt het proletariaat van de wereld, als geheel, rechtstreeks in botsing met het wereldkapitaal. En de marxist, de leerling van Marx, weet niet anders tot het proletariaat dan te zeggen: u moet ieder voor uw vaderland vechten, u moet de wil van de kapitalisten doen.
Wij willen, omdat het bestrijden en het overwinnen van dit soort van marxisme, evenals van het revisionisme, een levenskwestie is voor het proletariaat, nog een ander voorbeeld aanvoeren.
Cunow (zie Parteizusammenbruch blz. 13-21) meent dat de poging om het imperialisme de weg te versperren en dus te overwinnen, niet gedaan moet worden omdat het imperialisme een historisch noodzakelijke ontwikkelingsfase van het kapitalisme is. De strijd tegen de machine was een domheid. Zo zou de strijd om het imperialisme te vernietigen een domheid zijn.
Met Kautsky is Cunow het klassieke voorbeeld van de oude marxisten. De een zegt: de arbeiders kunnen het imperialisme niet bestrijden, zij moeten in het imperialisme berusten. De ander meent: zij mogen het niet bestrijden, omdat het imperialisme historisch noodzakelijk is.
Kautsky zegt wel dat hij het imperialisme wil bestrijden. Maar het enige werkelijke wapen tegen het imperialisme wil hij niet, d.w.z. hij wil niet de massa-actie. Ook Cunow zegt dat hij wil strijden. Hij wil zelfs de massa-actie. Maar alleen in de toekomst, in een niet aangeduide verre toekomst. [37] Hij wil dus nu het enige werkelijke wapen niet. Hij wil dus de strijd niet.
Kautsky wil het rad der geschiedenis terugdraaien. Het kapitalisme moet terugkeren tot zijn oude vormen uit de voor-imperialistische tijd. Tot politieke verbonden en handelsverdragen. Kautsky is ook utopist. Het imperialisme moet tot zachte middelen overgaan, tot scheidsgerechten en ontwapening. Kautsky wil niet de laatste reusachtige strijd tot verbreiding van het kapitalisme over de aarde, waaruit het socialisme zal voortkomen. De reuzenstrijders moeten tot een vergelijk komen, nu reeds. [38] Kautsky wil machteloze, utopische tegenstand. Feitelijk is Kautsky dus degene die de machine weer door het handwerk wil vervangen.
Cunow, die de noodzakelijkheid van het imperialisme en van zijn strijd erkent, heeft tegenover Kautsky gelijk. Maar waartoe leidt Cunows raad? Hiertoe, dat hij geen tegenstand wil, dat hij de arbeiders van Europa, in de eerste plaats die van Duitsland en Engeland, aanraadt niet te strijden, te wachten tot Europa en de wereld rijp zijn voor het socialisme, en zich in die tussentijd te laten vermoorden.
Ditzelfde, maar uit andere beweegredenen, wil Kautsky. Beide, Kautsky en Cunow, horen bij elkaar. Want beide willen de strijd van het proletariaat tegen het imperialisme niet.
Voor wij verder gaan willen wij eerst nog uitvoeriger bewijzen dat Cunow de strijd niet wil. Want deze radicalen van het slag van Kautsky zijn gewend om met spreekwijzen en termen uit de voor-imperialistische tijd zich de schijn te geven als willen zij de revolutionaire strijd wel. En zoals de revisionisten door valse beloften, misleiden zij door deze schijn het proletariaat. En omdat deze radicalen na de oorlog zullen proberen de arbeiders opnieuw door deze valse schijn van de strijd af te houden, daarom moet deze schijn worden weggenomen.
Wij willen in zijn eigen woorden weergeven hoe Cunow zich deze strijd denkt.
Hij schrijft (Parteizusammenbruch, blz. 18): “Dit wil niet zeggen dat nu de arbeidersklasse geduldig en zonder tegenstand de heerschappij van het imperialisme moet verdragen... Het wordt integendeel de taak van de sociaaldemocratische arbeiderspartij om de schadelijke gevolgen van het imperialisme zoveel mogelijk af te weren, en om daarentegen de nieuwe maatschappelijke vormen, waaruit voor de arbeiders iets te halen valt, onverbiddelijk in het belang van de arbeiders uit te buiten, hun organisaties krachtig te maken, en zo nodig te wijzigen in overeenstemming met de nieuwe doeleinden, ... in een woord, om de arbeidersklasse zo welbehouden mogelijk door de nieuwe ontwikkelingsfase te brengen.”
En verder: Verovering en benutting van de politieke macht, staatscontrole en staatsbeheer van de productie... Ziedaar Cunows strijd.
Wat betekenen deze woorden? Wij zullen ze vergelijken met de werkelijke klassenverhoudingen zoals die door het imperialisme en de oorlog worden. Wij zullen nu aantonen wat deze strijd tegenover het imperialisme is.
Cunow wil de schadelijke gevolgen van het imperialisme afweren. Welke zijn die? Het is de oorlog. Het zijn de miljoenen doden. Het zijn de honderdduizenden miljoenen schuld die Europa, de tienduizenden miljoenen schuld die Duitsland zal hebben. Hoe wilde en hoe zal Cunow ze afweren zonder massa-actie?
Het was en het is niet mogelijk deze gevolgen af te wenden alleen door het stembiljet, of door een parlementsfractie. Het imperialisme lacht om die middelen.
Cunow wil de nieuwe maatschappelijke vormen uitbuiten. Welke bedoelt hij? De geweldige nieuwe banken die zullen ontstaan door de schulden van de wereld, en van Duitsland? De macht van die banken over de staat, die door deze schulden tien en honderdmaal groter zal worden? De macht van die banken over de productie en het transport? Hoe wil hij die voor de arbeiders uitbuiten - zonder massa-actie?
Gelooft Cunow dat de arbeidersklasse alleen door een parlementsfractie - die voor de oorlog al niets vermocht - na de oorlog de door oorlogswinst en staatsschuld enorm vergrote en geconcentreerde macht van de grootkapitalisten zal kunnen breken zonder massa-actie?
Cunow wil de arbeidersorganisaties krachtiger maken. Hoe zal hij dat doen, als de arbeidersorganisaties van Engeland, Duitsland, Frankrijk, Rusland, Italië en België na de oorlog krachteloos zijn. Als ze ten gevolge van de oorlog, verpletterd neerliggen onder staatsschuld en belastingen? Als hun kas leeg is en hun leden werkloos? Hoe wil hij dat doen zonder massa-actie?
Cunow wil, in één woord, de arbeidersklasse zo welbehouden mogelijk door de nieuwe ontwikkelingsfase brengen. Cunow heeft dit wat laat bedacht! Want de arbeidersklasse die hij wil behouden, ligt in Europa, Afrika, Amerika, Australië en Azië bloedend neer. Ze is verminkt en verzwakt, en in zichzelf verdeeld en vijandig. De tijd om deze ellende af te weren is voorbij. Ten dele daardoor, dat Cunow en de radicalen de massa-actie niet hebben gewild. Hoe zal hij ze behoeden voor een tweede dergelijke ondergang zonder de massa-actie? Het klinkt als een hoon van een radicaal te horen dat hij de massa welbehouden door de nieuwe fase heen wil brengen zonder de actie van deze massa zelf.
En verder, staatsbeheer en controle van de grootproductie. Ziet Cunow niet dat de macht welke de grootproductie controleert en bestuurt, d.w.z. de grootbank, dat die naacht door deze oorlog tot tien, tot honderdmaal grotere hoogte stijgt? Ziet hij niet dat de arbeidersorganisatie echter zeer verzwakt uit de oorlog komt? Dat nu een veel zwakkere tegenover een veel sterkere komt te staan? Dat de arbeiders nu alleen nog krachtig zijn door hun aantal? Hoe wil hij dan die macht bestrijden, haar vervangen door de macht van het volk, zonder de actie van de massa?
En dan ten laatste. De verovering van de politieke macht op het imperialisme, de grote banken en de door hen geregeerde machtige staat. - Wie zal ze de heersers ontnemen na de oorlog?
De geruïneerde arbeidersklasse, het proletariaat dat neergedrukt wordt door belastingen, de verpletterde organisaties, de arbeidersklasse die zich slaafs aan het imperialisme onderworpen heeft!
En die arbeidersklasse zou het moeten doen, volgens Cunow, door zich wederom aan het imperialisme te onderwerpen, en niet op te staan in massa-actie.
Niet een enkele maal noemt Cunow de massa-actie als het enige middel om de oorlog af te weren, de nieuwe vormen uit te buiten, de arbeidersorganisaties niet te laten verpletteren en de arbeidersklasse te redden. Nergens noemt hij haar als het middel dat nu ogenblikkelijk, of, wanneer dat niet kan, direct na de oorlog moet worden aangewend. Haar, de massa-actie, die alleen in staat is het imperialisme en de staat te overwinnen en de politieke macht te veroveren. Hij spot met de mensen die de massa-actie willen aanwenden. Hij noemt haar, zelfs voor de verre toekomst, niet als daad maar als woord.
De grote woorden van Cunow voor zijn strijd zijn niets meer dan grote woorden. Het zijn niets dan leuzen uit de voor-imperialistische tijd. Door de leuzen uit de voor-imperialistische tijd, die nu lege klanken zijn, wil hij de schijn aannemen alsof hij wil strijden. “Onverbiddelijk gebruiken”, “organisaties versterken”, “welbehouden door deze fase brengen”, “de politieke macht veroveren” ... maar zonder het enige middel dat deze dingen kracht kan geven, dat deze woorden tot daad kan maken. Het klinkt als kindertaal tegenover het reusachtige imperialisme. Het klinkt als de taal van een kinds man.
Wanneer Cunow zegt: “ik wil de vernietigingsstrijd tegen het imperialisme niet, omdat het imperialisme noodzakelijk is. Ik wil een andere strijd” dan blijkt het dat hij in het geheel geen strijd wil. Cunows woorden zijn holle klanken. Zijn strijd is geen strijd.
En nu zoekt Cunow, en met hem de radicalen, die onmacht, die onwil om te strijden te verbergen onder drie argumenten. Dat het imperialisme noodzakelijk is. Dat het kapitalisme nog niet kan vernietigd worden. En dat de wereld nog niet rijp is voor het socialisme.
Daar nu Cunows opvatting, dat het imperialisme een historische noodzakelijkheid is, en dat de wereld nog niet rijp is voor het socialisme, naar de schijn marxisme is, en het hoofdargument zal worden waarmee de radicalen en de reformisten zich verdedigen en waarop zij zich zullen beroepen, en daar vooral deze opvatting, dit schijn-marxisme de arbeiders het meest kan misleiden en in hun dwaling versterken, zullen wij haar hier in het bijzonder bestrijden en weerleggen.
Wat betreft de bewering dat de wereld nog niet rijp zou zijn voor het socialisme, dat het kapitalisme nog niet kan worden vernietigd. Wij zijn van een andere mening. Wij zijn van mening dat de beide leidende staten Engeland en Duitsland in materieel opzicht rijp voor het socialisme zijn. Landen waar de grootste productietakken als ijzer, kolen, werktuigproductie, de kleding en ten dele ook de voedingsindustrie, en het transport op zo reusachtige schaal zijn gecentraliseerd, waar al zoveel syndicaten en kartels bestaan en waar met zo weinig moeite nog zo veel productietakken kunnen worden gecentraliseerd, waar de gecentraliseerde bank zozeer industrie en transport beheerst, die staten achten wij materieel, technisch, rijp voor het socialisme.
De verwezenlijking van het socialisme hangt, vooral in de twee leidende staten Duitsland en Engeland, nu slechts af van de geestelijke factoren, van de wil, het bewustzijn, de moed van het proletariaat.
Wie wil, wie kan loochenen dat, wanneer het Engelse en het Duitse proletariaat geestelijk rijp waren, en vooral wanneer ze samen naast elkaar streden, de productiekrachten en productieverhoudingen hen reeds nu tot oneindig grote daden zouden in staat stellen. Zij zouden de strijd voor de verwezenlijking van het socialisme kunnen beginnen, in een voortdurende geweldige strijd de politieke macht kunnen veroveren, en technisch met betrekkelijk weinig moeite, de maatschappij kunnen hervormen.
Maar dit zijn beweringen. Die wij slechts daarom vooraf doen gaan en tegenover die van Cunow stellen opdat de lezer dadelijk de hogere bewering horen. Voor wij verder op haar ingaan, willen wij Cunows mening over de noodzakelijkheid van het imperialisme en de onmogelijkheid om het te bestrijden weerleggen.
Wij zagen dat Cunow geen werkelijke strijd wil. Een zonderlinge bewering. Dat het proletariaat iets niet moet bestrijden, het niet de weg moet zien te versperren, omdat het een noodzakelijke fase in de ontwikkeling is. Een zonderlinge bewering, vooral voor een marxist.
De meest algemene zin van het marxisme is het begrip van de dialectische ontwikkeling, de ontwikkeling door strijd. Dat twee dingen zich tezelfdertijd kunnen ontwikkelen, en dat door de strijd tussen die twee dingen een nieuwe ontwikkeling, een nieuw ding ontstaat. Zo bv. de ontwikkeling van de kapitalistenklasse, de ontwikkeling van het socialisme.
De kapitalistenklasse ontwikkelt zich door de kapitalistische productiekrachten. Maar te midden van deze productiekrachten ontwikkelt zich ook het proletariaat. En door de ontwikkeling van beide, van de kapitalistenklasse en van het proletariaat, ontwikkelt zich de strijd tussen beide. En door deze strijd het nieuwe: uit het kapitalisme het socialisme.
De ontwikkeling van het kapitalisme is noodzakelijk, de ontwikkeling van het proletariaat is noodzakelijk, de strijd tussen beide is noodzakelijk, en door deze strijd alleen komt het socialisme, dat door deze strijd noodzakelijk wordt.
Zonderling om te horen dat men niet moet strijden, omdat de ontwikkeling van het kapitalisme noodzakelijk is.
De ontwikkeling van iedere fase van het kapitalisme is noodzakelijk, ook die van het imperialisme. Zonderling om te horen dat men daarom het imperialisme niet moet bestrijden. Men gelooft zijn ogen nauwelijks, als men dit een marxist beweren ziet.
Maar dat is toch ook nooit de leer, nooit de praktijk geweest!
Hebben wij ooit iets niet bestreden omdat het noodzakelijk was? Ja, wij hebben nooit iets dat noodzakelijk was willen vervangen door iets achterlijk. Maar dat willen wij ook nu niet.
De vergelijking van Cunow is onjuist. Eens hebben de arbeiders de machine willen vervangen door het achterlijke handwerk. Maar wij willen het imperialisme vervangen door het socialisme, een hogere ontwikkelingsfase dan het imperialisme.
Hebben wij soms de bond van werkgevers niet bestreden, omdat hij noodzakelijk was? Hij was noodzakelijk. Toch hebben wij hem bestreden. Hebben wij de trust, het syndicaat bestreden? Bestrijden wij ze? Ze zijn noodzakelijk. Maar wij bestrijden ze. Hebben wij het militarisme bestreden? Het is noodzakelijk, maar wij bestrijden het. Hebben wij de staat bestreden? Hij is noodzakelijk. Wij bestrijden hem. Hebben wij het steeds groter en sterker worden van de staat, van de regering bestreden? Het is noodzakelijk. Wij bestrijden het. Enz. enz.
Het kapitalisme tot nu toe was ook een noodzakelijke fase in de ontwikkeling. Maar de arbeiders hebben het niet zonder strijd over zich laten komen, zij hebben het bestreden. Cunow echter wil het imperialisme niet bestrijden omdat het noodzakelijk is!
Maar iets anders nog dient hier gezegd, dat beslissend is voor de vraag of wij tegen het noodzakelijke imperialisme moeten strijden.
Het is juist de strijd tegen het noodzakelijke, tegen elke noodzakelijke fase van het kapitalisme, het is deze strijd alleen, die ons sterker maakt. Onze grote voorvechters, leiders en massa, hebben tegen iedere noodzakelijke fase van de ontwikkeling van het kapitalisme gestreden, en zij hebben dit gedaan met alle kracht die zij hadden, en daardoor, daardoor alleen zijn zij sterker geworden.
Zij hebben adel en bourgeoisie, kerk en staat bestreden, zij hebben nooit een schrede terug willen doen, zoals Kautsky nu. En daardoor hebben zij het kiesrecht, arbeidswetgeving en het recht van vergadering verkregen. Daardoor verkregen zij vóór alles: Eenheid, bewustheid, grotere kracht.
Zij wisten dat èn het kapitalisme èn hun vijanden noodzakelijk waren. Maar zij wisten ook dat zij zelf en dat het socialisme noodzakelijk waren. Zij wisten dat het noodzakelijke het noodzakelijke bestrijdt. Maar dat het sterkste, hier het socialisme, overwint. En daarom streden zij steeds daarvoor met alle, steeds met hun uiterste kracht.
Cunow wil nu de strijd niet, omdat de tegenstander noodzakelijk is!
Als zij, onze voorgangers, datgene gedaan hadden wat Cunow nu wil, wat zou dan gebeurd zijn? Men stelle zich dit even voor ogen en men zal onmiddellijk het verkeerde van Cunows tactiek inzien.
Zij zouden overwonnen zijn, en in plaats van een schare, vechtend voor de vrijheid, met energie, inzicht, aaneensluiting, organisatie, vrijheidsliefde en macht, welke haar in staat stelde verder te strijden en tenslotte het kapitalisme te vervangen door socialisme, waren zij een menigte van slaven geworden, dof en laag en zonder enige macht. De strijd uit alle macht tegen het noodzakelijke heeft hen daarvoor behoed.
Zo willen ook wij nu strijden, uit alle macht, met alle middelen, die ons ter beschikking staan, tegen het noodzakelijke imperialisme, opdat wij niet worden tot een geestelijk, materieel en zedelijk wegzinkende massa van koelies, maar tot een zegevierend proletariaat.
Hier ziet men duidelijk het onderscheid in algemene opvatting tussen de oude marxisten en ons. Wij zullen het echter nog duidelijker, nog beslissender aantonen.
Wij zullen nu de argumenten weerleggen dat de wereld nog niet rijp zou zijn voor het socialisme, en, dat het kapitalisme nog niet kan vernietigd worden.
Cunow zegt: U tracht het imperialisme de weg te versperren, het te vernietigen. U wilt het vernietigen door massa-actie, door massastakingen, enz., u wilt het vervangen door het socialisme, en deze strijd van versperring, van vernietiging is onmogelijk, omdat het kapitalisme nog noodzakelijk is, het imperialisme nog een noodzakelijke ontwikkelingsfase van het kapitalisme is, het socialisme nog onmogelijk is.
Wij zouden hem kunnen voorhouden dat iedere door de socialisten gevoerde strijd tegen het kapitalisme, ook de kleinste vakverenigingsstrijd, een strijd tot zijn vernietiging is. En dat in alle fasen van het kapitalisme de socialisten, onze grote voorvechters, hun strijd altijd hebben opgevat als een strijd tot vernietiging van het kapitalisme. Hetzij door hun geweldige energie en vuur, hetzij door hun helder inzicht: zij hebben elke strijd zo opgevat alsof hij de verwezenlijking van het socialisme zou brengen. Dat heeft hun niet alleen hun weergaloze moed en hun kracht gegevens maar zij hebben, zo als wij verderop zullen zien, met deze opvatting ook in hogere zin gelijk gehad. [39]
Toch willen wij Cunows bewering voor een ogenblik als waar aannemen. Want hier ligt het knooppunt, de kern van de hele tegenstelling tussen de oude en de nieuwe marxisten, tussen de aanhangers van de oude en die van de nieuwe tactiek.
Het onderscheid tussen de oude ontwikkeling van het kapitalisme en de nieuwe, tussen die van de negentiende en die van de twintigste eeuw is dit: Het kapitalisme heeft zich nu ontwikkeld en ontwikkelt zich tot een hoogte waarboven geen hoger meer is. Boven de trust, het syndicaat, het monopolie bevindt zich niet nog een andere hogere hoogte. Dit op economisch gebied.
En wat de trust, het monopolie is op economisch, dat is het imperialisme op politiek gebied. Het imperialisme is de invoering, de uitbreiding van het kapitalisme over de gehele aarde. En juist door de trusts, de banken, de syndicaten, de financiële en industriële monopolies. Het is dus de uitbreiding van de macht der grote banken, trusts en syndicaten, van de monopolies over de aarde.
Maar verder dan het monopolie kan de ontwikkeling niet gaan, en verder dan de aarde voert geen weg, tenzij men de sterren kapitalistisch wil maken. De gehele aarde onder het beheer van de georganiseerde trusts, van de monopolies, dat is het toppunt van de kapitalistische productie.
Het kapitalisme is dus door het verdwijnen van de vrije concurrentie, door de vestiging van financiële, industriële en transport-monopolies, en door het imperialisme dat deze machten over de aarde verspreidt, aangeland in zijn laatste fase.
Men versta ons wel.
Wij weten dat dit proces eerst in zijn begin is. Wij weten dat het nog voor meerdere ontwikkeling vatbaar is. Nog is er eindeloos veel over uit het vorige tijdperk.[40] De reuzenmaatschappijen kunnen zich nog geweldig vermeerderen en uitbreiden.
En dit niet alleen. De monopolistische maatschappijen kunnen niet slechts kwantitatief veranderen. Zij zouden eens, in de toekomst, één lichaam kunnen vormen dat de gehele aarde omvat, en waar hun onderdelen zonder concurrentie naast elkaar leven. Het imperialisme zelf, de heerschappij over de wereld door de monopolies, zou van vreedzame aard kunnen worden, de staten zouden een wereldbond kunnen oprichten[41] als instellingen die niet langer elkaar beoorlogen, maar waarin de geweldige monopolies samen alle bewoners van de aarde uitbuiten, en alle winst voor zich nemen. Dit alles weten wij.
Maar wat wij zeggen willen is dit: deze ontwikkeling, hoger dan welke iemand zich een andere kapitalistische ontwikkeling kan denken, en die door de socialisten steeds is beschouwd als de basis van hun eigen maatschappij, deze ontwikkeling is weliswaar nog in aanvang, maar toch is ze begonnen.
Wat zijn wezen aangaat heeft het kapitalisme zijn laatste ontwikkelingstrap bereikt. Naar zijn wezen, het mag zich nog zo uitbreiden, vergroten, en zelfs zijn strijd omzetten in vrede, naar zijn wezen is door de financiële en andere syndicaten, en door het imperialisme, daar de basis van de nieuwe maatschappij.
Dat is het onderscheid tussen toen en nu, tussen de tijd van Marx en de onze, tussen de negentiende en de twintigste eeuw. Wat wil dat alles zeggen voor de strijd?
Dit. Ten eerste dat de strijd met oneindig groter middelen moet worden gevoerd. Met de massa-actie, zoals wij hebben aangetoond. Want wij staan nu tegenover reuzenkrachten waartegen de oude middelen niet langer voldoende zijn.
Maar ten tweede, dat de strijd tegen het kapitalisme voortaan steeds moet zijn - en vanzelf ook wordt - een strijd tot vernietiging van de tegenstander en tot de zege van het proletariaat.
Deze nieuwe formaties in de laatste fase van het kapitalisme, de imperialistische staat, trusts, syndicaten, en wij kunnen er bijvoegen: de ondernemersbonden, want ook zij zijn een soort van kartels, monopolies van de strijd, deze formaties zijn zo geweldig, omvatten zo volkomen en doortrekken zozeer de hele maatschappij, het gehele nationale en internationale leven, dat een strijd er tegen de hele wereld doet wankelen en een strijd is tegen de kapitalistische maatschappij zelf.
Het grote geconcentreerde kapitaal dooradert zoals het bloed het lichaam, zozeer de gehele industrie, het gehele transport en de handel, dat een geweldige slag tegen een van de onderdelen het hele lichaam trillen doet. De strijd van een deel van het kapitaal roept nu terstond de andere delen op, een politieke beweging richt zich tegen de hele maatschappij, een grote staking richt zich tegen de staat.
Daar de trusts, de monopolies, de grootbank, en dus ook het imperialisme, dat ze over de hele wereld verbreidt, de hoogste vormen van kapitalisme zijn, waarop reeds nu de hele maatschappij berust, daar deze formaties nu al het geraamte zijn van de gehele maatschappij, kan de strijd er tegen voor de socialisten niet anders zijn dan de strijd om het kapitalisme te vernietigen. En daarom ook is nu elke strijd die tegen de hoogste vormen van het kapitaal wordt gevoerd, tegen de reusachtige ondernemersbonden, de syndicaten en het imperialisme, voor de socialisten noodzakelijk en vanzelf een strijd voor het socialisme.
Nu te zeggen, zoals Cunow doet, dat men het imperialisme niet moet bestrijden om het te vernietigen, betekent dus niets anders dan te zeggen dat de strijd tot vernietiging van het kapitalisme moet worden opgegeven. Dat betekent dus ook niet anders dan de strijd tot verwezenlijking van het socialisme op te geven. En daar de strijd nu bestaat uit een reeks van zodanige pogingen die het gehele kapitalisme dreigen te vernietigen, betekent de raad het imperialisme niet te bestrijden niet anders dan geen van deze strijden te strijden.
Want deze strijden tegen een syndicaat, een trust, een geweldige ondernemersbond, een imperialistische staat, zij zijn een strijd om het kapitalisme te vernietigen, en het socialisme te grondvesten, niets meer of minder dan de strijd tegen het imperialisme. Wie die ene strijd niet wil voeren, raadt ook de andere af. Dus betekent de raad van Cunow elke strijd, de gehele strijd op te geven.
Maar nog veel duidelijker blijkt de noodzakelijkheid van de strijd en het verkeerde van Cunows raad, wanneer men zich de hele ontwikkeling van de strijd tussen proletariaat en kapitaal, zoals die van nu af aan zal verlopen, en de zege van het socialisme zoals die zal komen, voor ogen stelt.
De laatste ontwikkelingstrap van het kapitaal, die het nu bereikt, is een langdurig proces van tientallen jaren. Ook de strijd van de arbeidersklasse tegen deze nieuwste vormen van het kapitaal, die nu begint, is een proces van tientallen jaren, een proces van de groei van de macht van de arbeidersklasse. Maar ook de zege van de arbeidersklasse is een proces van tientallen jaren. De zege van het socialisme is geen catastrofe die plotseling komt.
Daar de zege van het socialisme een proces, een lange rij van strijd is, overwint voorlopig geen enkele strijd het kapitalisme. Geen enkele strijd vernietigt het voorlopig.[42] Iedere strijd is slechts een poging om het kapitalisme te vernietigen, het socialisme tot overwinning te voeren.
Iedere overwinning die van nu aan wordt behaald, over de nieuwste vormen van het kapitalisme, over de grootbanken, een trust, een ondernemersbond, een syndicaat, of de imperialistische staat, over het imperialisme, iedere zodanige overwinning waardoor de arbeidersklasse in deze strijd stijgt naar hogere organisaties, naar hoger bewustzijn en zelfvertrouwen, naar hogere macht, iedere overwinning is desondanks een overwinning van het socialisme, juist omdat deze vormen de hoogste, de laatste vormen van het kapitalisme zijn. Een overwinning over de hoogste vormen van het kapitalisme vernietigt ten dele het kapitalisme, en is daarom een overwinning van het socialisme.[43] Om dit duidelijk te maken willen wij twee schitterende voorbeelden aanvoeren.
Wanneer het de arbeiders zou gelukken ook maar een syndicaat in de macht, in de handen van de arbeiders te brengen, zou dat nog niet de vernietiging van het kapitalisme, niet de verwerkelijking van het socialisme, maar toch de overwinning van het socialisme, een deel van zijn zege zijn.
Wanneer het de arbeiders kon gelukken door hun massa-actie een imperialistische oorlog te verhinderen, zou dat niet de vernietiging van het kapitalisme, niet de vestiging van het socialisme zijn, maar toch de zege van het socialisme, een deel van zijn zege.
Een machtsvermeerdering, een deel van de almacht die de arbeidersklasse eens zal veroveren. En de reeks van zulke pogingen en overwinningen, steeds geweldiger, steeds meer de hele maatschappij omvattend, zal de gehele zege uitmaken.
Wie de zaak zo, dus naar waarheid beziet, en de strijd, de opgang, de zege van het socialisme als een proces opvat, die ziet wat het betekent als men de strijd tegen het imperialisme niet wil voeren omdat men zogenaamd het kapitalisme nog niet ten val kan brengen. Deze strijd moet het niet geheel ten val brengen, dat gaat niet eens op. Hij moet het verzwakken, zo dat het eens zal vallen.
Het betekent dat men het kapitalisme in het geheel niet meer wil ten val brengen, niet meer wil overwinnen.
Daar het imperialisme slechts een van de hoogste ontwikkelingsvormen van het kapitalisme is, een onder vele, alle gelijk in kracht, wiens bestrijding het kapitalisme evenzeer doet wankelen, evenzeer met vernietiging bedreigt, betekent het niet vernietigen, het niet overwinnen willen van het imperialisme, het niet overwinnen willen van al deze vormen.
Wanneer men het imperialisme en dus de hoogste uitingen, de hoogste vormen van het kapitalisme niet wil overwinnen, dan wil men in het geheel niet overwinnen. Dan heeft men de wil om te overwinnen niet meer.
Daar de zege van het socialisme een reeks van partiële overwinningen over de hoogste vormen van het kapitalisme is, betekent het niet-willen-overwinnen van het imperialisme, het opgeven van de zege van het socialisme.
En dan ziet men eindelijk geheel klaar dat deze raad niet anders is dan het opgeven van elke strijd in deze fase van het kapitalisme tegen zijn hoogste uitingsvormen, het niet-willen van iedere overwinning over deze vormen, en dus de algehele onderwerping van het proletariaat aan deze vormen. En dat is wat Cunow wil. Hij wil onderwerping.[44]
De twee geweldige ontwikkelingsprocessen van onze tijd groeien. Het kapitalisme en de arbeidersbeweging. Het kapitalisme bereikt een trap waarop het zich reusachtig versterkt, door monopolies en door het imperialisme, dat deze verbreidt over de aarde. De fundamenten voor het socialisme worden gelegd. En nu, juist nu raadt Cunow de arbeidersklasse aan de strijd tot verkrijging van het socialisme, tot vernietiging van het kapitalisme, niet te strijden. Zich niet krachtig te maken door het enige middel dat voor haar bestaat: de strijd.
De kapitalisten vermeerderen hun macht. De arbeiders moeten blijven stilstaan.
De kapitalisten van alle landen storten zich op het wereld proletariaat. En nu, juist nu raadt Cunow het wereldproletariaat aan zich niet te verenigen in massa-actie, maar zich ieder voor de kapitalisten van zijn volk te laten slachten. Bij miljoenen vermoord te worden, na de oorlog de organisaties vernietigd te zien, internationaal verdeeld te zijn, een geweldige werkloosheid tegemoet te gaan en verpletterd te worden onder de staatsschulden. Dat is de raad van Cunow.
Wanneer de arbeiders deze raad opvolgen, dan storten zij in een afgrond van geestelijke, zedelijke en stoffelijke ondergang. Wanneer het proletariaat zich aan het imperialisme onderwerpt, dan onderwerpt het zich aan het bankkapitaal, de trust, het syndicaat, de ondernemersbond, de imperialistische regering, het absolutisme, de oorlog. Dan vervalt het in de diepste slavernij. Dat is het wat Cunow aanraadt.
Wij echter raden het proletariaat aan het imperialisme te bestrijden als een verenigt internationaal proletariaat. Wij geloven dat deze vereniging, evenals het imperialisme in de geschiedenis van het kapitaal, een noodzakelijke fase in de ontwikkeling, in de beweging van het proletariaat is. Wij willen tegenover het internationale wereldkapitaal dat voor zijn ontwikkeling over de aarde strijd, het internationale proletariaat stellen. Wij willen de levende productiekrachten, de arbeiders, door strijd tegen het imperialisme, tegen deze noodzakelijke fase in de ontwikkeling van het kapitaal, hun noodzakelijke fase doen doorlopen: de internationale vereniging tot een internationale van de daad, van de strijd. Slechts op deze wijze zal het proletariaat overwinnen.
Cunows raad - de draagwijdte ervan - komt dus hierop neer:
Hij raadt het proletariaat aan niet te strijden, zich niet door strijd te versterken, de strijd tegen de hoogste vormen van het kapitalisme, d.w.z. de strijd voor het socialisme niet te voeren. De wil tot strijden, tot overwinnen op te geven, en zich te onderwerpen aan de kapitalisten in hun hoogste fase. Dat alles ligt in Cunows raad om het imperialisme niet te bestrijden opgesloten. En deze raad verbergt hij, zoals al deze radicalen, onder marxistische leuzen, onder zegswijzen uit een vroegere periode, onder een valse schijn.
Wij keren nu tot het uitgangspunt van onze bespreking over Cunow terug, en roepen nu, in het licht van de opvattingen die wij gaven, nu dat wij weten wat te verstaan onder noodzakelijkheid van het imperialisme, noodzakelijkheid van het kapitalisme, vernietiging van het kapitalisme, rijpheid tot en zege van het socialisme, de arbeiders tegenover Cunows bewering onze, nu duidelijk geworden, opvattingen toe.
Het vormen van syndicaten, trust, kartel, monopolie en het imperialisme dat ze over de aarde verbreidt, zijn zo ver gevorderd dat het proletariaat de strijd er tegen, d.w.z. dus de strijd voor het socialisme, moet beginnen. Door deze strijd alleen kan het krachtig worden en rijp voor de overwinning.
Vooral in Duitsland en Engeland is de organisatie van de productiekrachten, de beheersing van de grootste productietakken door het gecentraliseerde bankkapitaal zo groot, dat deze staten rijp zijn voor het socialisme. Ook is de organisatie van de arbeiders in deze beide landen zo machtig dat zij de productie in handen zouden kunnen nemen.
Onder de leiding van deze beide landen zal het proletariaat van Europa, van de wereld, de hoogste uitingsvormen van het kapitaal, de monopolies en het imperialisme, langzamerhand overwinnen, en eindelijk het socialisme kunnen grondvesten.
Het proletariaat van Europa moet daarom de strijd tegen het imperialisme opnemen.
Het proletariaat van Europa staat op een kruispunt. Het kan zich verbinden met de revisionisten en de radicalen aan de ene zijde, en de revolutionairen aan de andere. Het moet kiezen.
Na deze bespreking van Cunow keren wij tot Kautsky terug.
Deze radicalen weten dus over de imperialistische oorlog niets anders te zeggen dan: laat hem maar over u gaan. Hij is onvermijdelijk.
Zij leren de passiviteit.
Hoe komt dit alles? Wat is de oorzaak hiervan?
Kautsky was een zeer goede wegwijzer, en de radicalen waren zeer goede wegwijzers en leiders, zolang de verhoudingen in het kapitalisme dezelfde, over het algemeen, waren als tijdens het leven van Marx en Engels, zolang er nationaal gestreden moest worden voor de stichting en uitbreiding der nationale partijen in ieder land. Zolang er op gewone wijze in parlement en vakvereniging moest worden gestreden. Zij waren zeer goede wegwijzers van de eerste eenvoudige en betrekkelijk nog gemakkelijke weg, zij waren vooral zeer goede verklaarders van die weg, verlichters voor het proletariaat van de oorzaken die het proletariaat tot die eerste eenvoudige actie moest drijven, de bewegingen van het kapitaal, van partijen, van patroons, van regeringen, de klassenverhoudingen in die tijd van het kapitalisme.
Maar de strijd ontwikkelt zich. Het kapitaal neemt vormen aan die Marx gedeeltelijk wel heeft voorzien, maar niet gezien. De trust komt, de grootbank wordt leider van de gehele economie van de wereld, het imperialisme komt. De overvloed en de concentratie van het kapitaal doet alle staten in één actie, het veroveren der wereld, gelijktijdig, tegen het gehele proletariaat der wereld optreden, het imperialisme begint de reeks van zijn oorlogen. Een andere wijze van handelen dan in het parlement alleen door vertegenwoordigers, of in vakverenigingen door een deel van het proletariaat en hun leiders, wordt nodig. De massa, de nationale massa en de internationale massa van de wereld moet op het toneel, zij alleen kan de geweldige nieuwe machten van trust en wereldkapitaal overwinnen. Daar deinzen Kautsky, Bebel, Van der Goes, Guesde en Hyndman, en met hen vele anderen, terug, en weten niet wat te doen. Beter is het maar niets te doen en de economische ontwikkeling, de ontwikkeling van het kapitalisme, van de dingen, de werktuigen, de productiekrachten, van het kapitaal, te laten gaan zoals zij willen. Beter is het - want zich niet verzetten in de strijd is meegaan - mèt het imperialisme, mèt de oorlog, te gaan.
In de oude voorgaande periode waarvan Kautsky de theoreticus is geweest, was alles zeer eenvoudig en klaar. In ieder land moest de arbeider “socialist” worden. Hoe klaar is het dat hij tot zijn vakvereniging behoort en tot zijn partij! Dat hij staakt voor zijn vak en stemt voor zijn belang. Het onmiddellijke belang eist het. Niet veel verstand, niet veel moed vereisen, nadat de eerste strijd is gestreden, die daden, al is het ook een grote vooruitgang bij de vorige slavernij, om ze te doen.
De economische omstandigheden wijzen in die tijd de arbeider van zelf de weg. De economische omstandigheden zijn sterker dan de mens.
Voor die tijd was Kautsky de goede theoreticus en deze leiders de goede leiders.
Maar het imperialisme komt, en valt het wereldproletariaat aan. Nu geldt het niet meer van te strijden door vertegenwoordigers alleen. Nu geld het te strijden voor alle proletariërs, direct. En zelf. Niet met de leuze, met de grote frase, maar met de daad. Nu geldt het zelf op te treden tegen de regering! Het imperialisme maakt de strijd voor het eerst tot wereldstrijd. Nu geldt het eindelijk het vaderland af te zweren. Nu is de vijand niet meer het Duitse kapitalisme, maar direct, ook het Russische, ook het Franse, ook het Engelse. De vijand, de werkelijke, niet alleen de theoretische, maar daadwerkelijk de praktische vijand is van nu af aan, en voor goed, totdat het socialisme gekomen is, het wereldkapitaal. Het geldt dus, de massa, zelf direct op te treden tegen alle regeringen.
Het geldt nu voor de arbeider zelf groot te worden. Nu geldt het voor de massa zelf groot te zijn. Het geldt nu voor de massa om socialistisch te worden. Het geldt nu voor de massa waarlijk socialistisch te handelen. De massa mag nu niet meer onwetend, laf, lauw, dof of onverschillig zijn. Zij mag niet meer middensoort zijn, niet meer laag. Nu gaat het om het karakter van de massa. Dit moet veel hoger dan vroeger worden.
Vanuit de passieve strijd moet het proletariaat stijgen tot de actieve, vanuit de kleine strijd door vertegenwoordigers, moet het proletariaat - zelf, alleen - zonder leiders of met de leiders als bijzaak, de geweldige stap doen tot alleen handelen tegen het allersterkste kapitaalwezen, de sterkste maatschappelijke kracht, die ooit bestond het imperialistisch wereldkapitaal. Vanuit de kleine nationale strijd door vertegenwoordigers moet het proletariaat, en moet de proletariër, naar de grote internationale - op zich zelf, alleen.
Natuurlijk zijn ook nu de drijfkrachten van dit alles de economische krachten. Het is, evenals in de vorige periode, de ontwikkeling van de arbeid, in dit geval de in de syndicaten enz. geconcentreerde arbeid, die de arbeiders brengt tot dit nieuwe begrip en daad. Maar hoeveel hoger is het begrip en de daad dan in de vorige periode. Hoe moeten begrip en gevoel en daad van het proletariaat groeien om deze strijd te beginnen.
Kautsky, Guesde, helaas de radicalen van het vorige geslacht,[45] kunnen niet meer mede. Zij blijven achter en menen dat een nieuwe strijd niet mogelijk is. Zij begrijpen die nieuwe strijd niet. Zij zien niet dat zelfs voor het verkrijgen van hervormingen de massa-actie nu nodig is. Zij zien niet dat zij alleen tegen het imperialisme en de oorlog baten kan. Zij zien niet dat het imperialisme van alle landen zich tegelijk richt tegen elk proletariaat. Zij zien niet dat het proletarische belang is niet meer voor het imperialistische vaderland te strijden, maar samen tegen het imperialisme van alle landen. Zij zien niet de nieuwe internationale wereldactie van het proletariaat tegen het imperialisme. “Vecht maar voor uw vaderland. Het kan niet anders.”
Zij zien niet dat het imperialisme eindelijk - voor het eerst - de proletariërs aller landen verenigt.
Marx meende, in de eerste plaats, dat de communisten vooraan moeten gaan. Dat zij in de beweging de toekomst van de beweging vertegenwoordigen. Kautsky, de radicalen, blijven achter bij de beweging.
Marx was economisch determinist, historisch materialist. Dat wil zeggen dat hij meende dat als de ontwikkeling van de productiekrachten een klasse omhoog stuwt naar de zege, de geest van die klasse alle moeilijkheden die de strijd haar stelt, kan overwinnen. De vraagstukken die de maatschappij, dat is de mens zich stelt kunnen door de mens worden opgelost. Marx leerde dus, voor wie hem begrijpt, dat de geest de wel niet vrije, maar toch machtigste economische factor is, die tenslotte telkens weer en telkens weer, in altijd nieuwe verhoudingen, de maatschappij maakt, schept.
Kautsky meent dat de economische omstandigheden, nu het kapitalistische imperialisme, sterker zijn dan de door die verhoudingen geschapen en door haar opkomende, arbeidersklasse, dat zij ze niet te boven kan komen. Dat de al zo geweldig sterke arbeidersorganisaties zich zonder werkelijke strijd moeten overgeven. Daarom zegt hij: u kunt niet anders dan uw vaderland voor het imperialisme dienen. U kunt geen nieuwe methode volgen, geen nieuwe actie. U moet u buigen.
De klasse van de toekomst moet zich volgens hem voor het imperialisme buigen. Zij moeten onder het imperialisme, dat alle staten tot aanvallende staten maakt, aanvallend op elkaar, aanvallend op koloniën met zwakke bevolkingen, aanvallend op het wereldproletariaat, voor het imperialisme van hun vaderland vechten. Zij moeten dus aanvallen op de bewoners van die koloniën en op het wereldproletariaat!
Zij moeten dus aanvallen op zich zelf.
Zij moeten, mèt het imperialisme, mèt het kapitalisme, voor hun imperialistisch vaderland, zichzelf en het wereldproletariaat voeren tot ontzaglijke verzwakking, tot misschien voor jaren ondergang.
En dat moeten zij doen zonder zich te verzetten op de wijze die de sterkste is, die zij ze1f al hebben gevonden: de massa-actie tot het uiterste!
Hiermede heeft Kautsky, in zijn nieuwe vorm, als theoreticus van dit radicalisme, voor ons opgehouden te zijn de theoreticus voor de praktische strijd van het proletariaat.[46]
Want dit is niet langer, noch klassenstrijd, noch revolutionair marxisme, noch ook historisch materialisme. Dit is het opgeven van de klassenstrijd in economisch en politiek fatalisme. En dit dachten en zo spraken, schreven, en handelden met hem de radicalen in Duitsland, en met en door hen een menigte van arbeiders.
En als dat in Duitsland zo was, hoe moest het dan in andere landen zijn waar die radicalen of weinig of niet gevonden worden. In Frankrijk, waar het marxisme nog altijd geen vaste bodem vond. In Engeland, waar de arbeidersklasse zonder theorie handelt naar het toeval der gelegenheid.
Of in Holland, waar een hele partij jarenlang handelt naar de wil van, waar het zwakke proletariaat gevallen is in handen van één man, die - belachelijk schouwspel! - de geweldigste wereldbewegingen meet naar de maatstaf van zijn geringe persoonlijke eerzucht.
Het zijn dus ook de radicalen, of de zogenaamde marxisten, die het proletariaat tot zwakheid hebben gebracht, waarvan wij nu getuigen waren. Zij zijn, naast de onkunde van de arbeiders en het reformisme, mee de oorzaak dat de arbeiders niets hebben gedaan, maar zich hebben overgegeven aan het imperialisme. Zij zijn mee de schuld van het nationalisme en chauvinisme van de massa. Zij zijn dus ook mee verantwoordelijk voor al wat na de oorlog gebeurt, of gebeuren kan. De verscheuring van het proletariaat, zijn verzwakking als strijdende klasse, zijn mogelijke ondergang voor jaren.[47]
Samenvattend kunnen wij dus zeggen dat reformisme en radicalisme, d.w.z. dus de binnenlandse politiek van de sociaaldemocratische partijen, de oorzaak zijn van de machteloosheid van het proletariaat bij deze oorlog. De zwakheid van de nationale politiek tegen de heersende klassen is de oorzaak van de zwakheid der Internationale tegen het imperialisme.
Onder de invloed van deze krachten: het voortdurend bezig zijn in vakvereniging en partij met het kleine en nationale, het reformisme, terwijl het imperialisme naderde, verbeteringen beloofde door samenwerking met de burgerlijke partijen, en dat in het tijdperk van het imperialisme een koloniale politiek wilde voeren, het oude radicalisme dat, ondanks dat de massa met massa-actie nationaal begon, deze tegenhield, onder het algemeen onverstand dus van het imperialisme, en tenslotte ook omdat niemand begreep dat internationale actie het enige verweermiddel tegen het imperialisme is, en geen enkele nationale partij iets tegen het wereldimperialisme vermag zonder de andere nationale partijen. Dat internationale actie van de massa dus noodzakelijk is, - door al deze krachten is het dat het proletariaat zo goed als verstandeloos meedoet aan de oorlog, zijn enorme en machtige organisaties niet heeft gebruikt, weerstandloos meedoet met het imperialisme, in zoveel delen nu gescheiden is als er naties zijn, de Internationale is gescheurd en ineen gestort, en de internationale sociaaldemocratie op de ellendigste wijze haar eigen zaak verraden heeft en overgeleverd aan een toekomst, die de grootste gevaren in zich sluit.[48]
Het imperialisme is voor het proletariaat nog te machtig gebleken. Het kapitaal had zich geestelijk veel sneller ontwikkeld dan het proletariaat. De machtige bourgeoisie had alles gedaan voor haar groei.
De slaven hadden, als altijd, de groei van de macht van hun meesters niet gezien. Zij hadden, als altijd, hun macht daartegen niet gevormd.
_______________
[33] Eén korte aanloop heeft men gewaagd, tegen het Pruisische kiesrecht. Maar die heeft men spoedig gesmoord. Men zie over dit en de volgende punten de debatten in de Neue Zeit tussen Rosa Luxemburg, Pannekoek, Mehring, e.a. en Kautsky. Wij geven hier slechts de algemene geest van de artikelen van de laatste.
[34] Hoezeer het Duitse proletariaat, het sterkst georganiseerde van de wereld, ontzenuwd was, bleek bij het bezoek van de Tsaar van Rusland aan Berlijn. Toen roerde het Berlijnse sociaaldemocratische proletariaat, dat sterker georganiseerd is dan het proletariaat van enige stad ter wereld, zich niet. Het manifesteerde niet, het hield niet eens een vergadering.
[35] Zie o.a. de Neue Zeit van 2 oktober 1914, blz. 4. “Ieder volk en ook het proletariaat van ieder volk heeft er een dringend belang bij de vijand het overtrekken van de grenzen te verhinderen”, (d.w.z. om deze imperialistische oorlog te voeren), om de verschrikkingen en verwoestingen door de inval. En op p. 7. “Daaruit volgt voor de sociaaldemocraten van alle naties hetzelfde recht en dezelfde plicht aan de verdediging deel te nemen.” Men houde hierbij in het oog dat juist Kautsky de arbeiders zoveel hij kon heeft belet de oorlog te verhinderen, en gemaakt heeft dat de sociaaldemocratie en de massa niets deed. Dat geeft ons het recht van Kautsky te zeggen wat hierboven staat. Of hierdoor, door het vrijwillig meedoen van het proletariaat, het imperialisme versterkt wordt, en later juist hierdoor, veel erger verschrikkingen en verwoestingen ontstaan, dat neemt Kautsky niet in zijn overwegingen op.
[36] “Ein hüben und drüben nur gilt.” “Wie niet voor mij is, is tegen mij”. Men zie hierboven, in hoofdstuk IV, waar wij hebben aangetoond dat de keuze voor de arbeiders ligt tussen gezamenlijke actie, dus massa-actie, van het wereldproletariaat tegen het imperialisme, of samengaan met het imperialisme. Wie voor de strijd tegen het imperialisme is, moet voor de massa-actie zijn, want een ander middel tot overwinning van het imperialisme bestaat niet.
[37] Zie Parteizusammenbruch, blz. 21.
[38] Waarom een vergelijk, ontwapening e.d. nu onmogelijk zijn bespreken wij in het voorlaatste hoofdstuk.
[39] Als voorbeeld noemen wij de laatste grote strijd. De Russische revolutie. Haar grootste strijders streden voor de val van het tsarisme en voor de spoedige verwezenlijking van het socialisme. Hun eisen richtten zich naar beide.
[40] Wij zullen zelf in het tiende hoofdstuk aantonen dat de internationalisering van het wereldkapitaal een voorwaarde van het wereldmonopolie, nog in haar begin is.
[41] Over de mogelijkheid van een statenbond nu, handelen wij in het voorlaatste hoofdstuk.
[42] Kautsky, Cunow en de marxisten van deze soort in het algemeen doen het als altijd ook nu weer voorkomen alsof wij de zege snel, of zelfs met één slag voor mogelijk houden. Deze voorstelling is vals. Wanneer wij spreken van vernietiging, ontworteling enz., dan bedoelen wij niet vernietiging ineens. En wij geloven ook niet aan een snelle zege. Omgekeerd: te zeggen dat het imperialisme niet moet worden bestreden, omdat het kapitalisme noodzakelijk en het socialisme nog onmogelijk is, is een bewijs dat men zelf een valse voorstelling heeft van de hele ontwikkeling, dat men nog in het begrip der catastrofale revolutie, van de omwenteling met één slag bevangen is.
[43] Dit gevoel, dat iedere gedeeltelijke overwinning een overwinning van het socialisme is, dit gevoel was het ook dat onze grote strijders er toe bracht steeds te geloven dat zij voor het gehele socialisme streden. In hogere zin hadden zij dus gelijk. Hoeveel te meer wij, die de grote vormen voor ons zien waarop de socialistische maatschappij zal worden gegrondvest.
[44] Dat Cunow onderwerping wil volgt ook uit zijn opvatting van de oorlog. Hij schrijft (blz. 13 van de geciteerde brochure): “Dat een Sarajevo kwestie aanleiding zou kunnen zijn tot de oorlog... heb ik nauwelijks voor mogelijk gehouden... Een zodanige strijd scheen mij eerst enigermate als een doelloos tussenspel in het wordende, waarvoor de sociaaldemocratische rijksdagfractie, door te stemmen voor de oorlogskredieten, niet de minste verantwoordelijkheid op mocht nemen - tot ik weldra steeds duidelijker besefte dat Engelands bourgeoisie deze oorlog als gunstige gelegenheid denkt te benutten om nu reeds de grote afrekening te beginnen.” Deze opvatting neemt een waardige plaats in naast die van Kautsky (zie blz. 4 van dit geschrift), dat de huidige oorlog niet door imperialistische motieven zou zijn ontstaan, noch in Oost- noch in West-Europa.
De lezer zal zich herinneren dat wij Engelands politiek tot insluiting van Duitsland niet minder voor de oorzaak van de oorlog houden dan de politiek van Duitsland. Maar dat een Duits sociaaldemocraat niet de Duitse heersende klassen beschuldigt maar de Engelse, dat bewijst dat hij zich aan de Duitse heersende klassen onderwerpt.
Van deze beide radicalen verontschuldigt de een de heersende klassen, de ander beschuldigt Engeland. Dat maakt hen beiden tot bondgenoten, neen, tot slaven van het imperialisme. De radicalen zijn voor de arbeidersbeweging een niet geringer gevaar dan de revisionisten. Want deze willen zich met de bourgeoisie verbinden. De radicalen willen, onder de schijn van de revolutionaire strijd, de onderwerping aan de bourgeoisie.
[45] En helaas vele jongeren! Zie de houding van de Oostenrijkse marxisten! Enz.
[46] Het spreekt vanzelf dat voor ons - juist voor ons, voor ons alleen - de theoretisch-praktische geschriften uit Kautsky’s vroegere tijd, tot en met De Weg naar de macht, al hun waarde blijven behouden. En niet minder zijn theoretische werken.
[47] Er bestaan in Duitsland partijgenoten die in de praktijk marxisten zijn gebleven. Een groep van 17 Rijksdagleden was tegen het toestaan van de oorlogskredieten op 4 augustus 1914, waagden het evenwel niet dit in de Rijksdag te doen blijken. - Wij noemen verder slechts Mehring, Rosa Luxemburg, Clara Zetkin, Radek, Karl Liebknecht. De laatste heeft in de Rijksdagzitting van begin december 1914 tegen de oorlogskredieten gestemd, en dat aldus gemotiveerd: “Mijn stem tegen het wetsvoorstel van heden berust op deze overwegingen:
Deze oorlog, die geen der betrokken volken zelf heeft gewild, is niet, ontstoken ten bate van de welvaart van het Duitse of van enig ander volk. Men heeft te maken met een imperialistische oorlog, een oorlog om politieke heerschappij over gewichtige exploitatieterreinen voor het industrie- en bankkapitaal. Van het standpunt der concurrentie in de oorlogstoerustingen heeft men te maken met een door de Duitse en Oostenrijkse oorlogspartijen gemeenschappelijk in de duisternis van het half-absolutisme en de geheime diplomatie uitgelokte oorlog, om de tegenstanders voor te zijn. Tevens is de oorlog een bonapartistische poging om de groeiende arbeidersbeweging te ontzenuwen en te verpletteren. Dit hebben de verlopen maanden, in weerwil van een niets ontziende veldtocht om de hoofden te verwarren, met steeds grotere duidelijkheid getoond.
De Duitse leuze: “Tegen het tsarisme”, bedoelde - evenals de tegenwoordige Engelse en Franse leuzen: “Tegen het militarisme” - de edelste neigingen, de revolutionaire overleveringen en idealen van het volk voor de volkshaat in beweging te brengen. Duitsland, de medeplichtige van het tsarisme, het voorbeeld van politieke achterlijkheid tot de dag van heden toe, heeft geen roeping als bevrijder van de volkeren. De bevrijding van zowel het Russische als het Duitse volk, moet beider werk zijn.
De oorlog is geen Duitse verdedigingsoorlog. Zijn historisch karakter en aanvankelijke verloop beletten vertrouwen te stellen in de bewering van een kapitalistische regering, dat het doel waarvoor zij kredieten vraagt, de verdediging van het vaderland is.”
In verband hiermee moet ook genoemd worden het Bremer partijblad, dat voor en tijdens de oorlog een schitterende revolutionaire propaganda voert. Wij hopen, dat zij allen een groot aantal Duitse arbeiders achter zich hebben.
[48] Wij laten met opzet de bespreking van het syndicalisme onder de oorzaken van de zwakte van het proletariaat weg. Want hoe kinderlijk lijkt nu de poging, om met enige vakverenigingen de imperialistische staat, de wereldstaat en de wereldoorlog te willen overwinnen! Wij zwijgen ook van de houding der revionisten, der radicalen en van de syndicalisten tijdens de oorlog. Een sociaal-imperialisme is ontstaan in plaats van een sociaaldemocratie! Zij hebben allen nu getoond wat zij waren.