Tony Cliff

De opvatting van Rosa Luxemburg over de massastaking


Geschreven: 1959
Copyright/Bron: Te elfder ure, nr. 7 en 8, 1971
Vertaling: onbekend
Deze versie: Spelling en interpunctie, de tekst in TEU is een gedeelte. Zie hier voor de volledige Engelse tekst
Transcriptie/HTML: Adrien Verlee, voor het Marxists Internet Archive, november 2005



In mei 1891 vond een massastaking van ruwweg 125.000 Belgische arbeiders plaats, met als eis dat er veranderingen in het kiesstelsel aangebracht zouden worden. In april 1893 brak een tweede staking uit met een soortgelijke eis, waaraan ongeveer 250.000 arbeiders deelnamen. Het resultaat was een algemeen, maar ongelijk kiesrecht — de stemmen van de gegoede en ‘beschaafde’ luiden telden twee tot drie maal zo zwaar als die van de arbeiders en boeren. Negen jaar later belegden de arbeiders een nieuwe massastaking en eisten een volledige herziening van de grondwet. Deze politieke massastakingen maakten op Rosa Luxemburg een diepe indruk. In twee artikelen die zij aan dit thema wijdde (Das belgische Experiment in Die Neue Zeit van 26 april 1902, en Und zum dritten Male das belgische Experiment in Die Neue Zeit van 14 mei 1902)[1] wijst zij op het revolutionaire karakter van de politieke massastaking als specifiek proletarisch wapen. Voor Rosa Luxemburg vormen de massastakingen, zowel de politieke als de economische, een beslissende factor in de revolutionaire strijd voor de macht van de arbeiders.

Rosa Luxemburgs enthousiasme en begrip voor deze methode bereikte een nieuw hoogtepunt met de Russische revolutie van 1905:

“In de burgerlijke revoluties van het verleden, waarin enerzijds de politieke scholing en leiding van de revolutionaire massa in handen van de burgerlijke partijen lagen en anderzijds het doel uitsluitend in het ten val brengen van het oude regiem bestond, was de kortstondige barricadenslag de passende vorm van de revolutionaire strijd. Tegenwoordig, nu de arbeidersklasse zichzelf in de loop van de revolutionaire strijd moet scholen, zichzelf moet verenigen en aanvoeren, en de revolutie van haar kant evenzeer tegen de oude staatsmacht als tegen de kapitalistische uitbuiting is gericht, verschijnt de massastaking als het natuurlijke middel op de breedste lagen van het proletariaat tijdens de actie zelf te rekruteren, revolutioneren en organiseren, zoals zij tegelijk een middel is om de oude staatsmacht te ondermijnen en ten val te brengen en de kapitalistische uitbuiting in te dammen... Om echter enige directe politieke actie als massa te kunnen voeren, moet het proletariaat zich eerst weer tot massa verenigen en hiertoe moet het in de eerste plaats uitbreken uit de fabrieken en werkplaatsen, uit de mijnschachten en staalsmelterijen, moet het de verbrokkeling en versnippering in de afzonderlijke werkplaatsen, waartoe het onder het dagelijkse juk van het kapitaal is gedoemd, overwinnen. De massastaking is dus de eerste natuurlijke, impulsieve vorm van iedere grote revolutionaire actie van het proletariaat. En hoe meer de industrie de dominerende vorm van het economisch leven der maatschappij is, hoe pregnanter de rol van het proletariaat in de revolutie en hoe sterker de tegenstelling tussen kapitaal en arbeid is ontwikkeld, des te machtiger en doorslaggevender moeten de massastakingen worden. De barricadenslag, de openlijke botsing met de gewapende macht van de staat, die in het verleden de hoofdvorm van de burgerlijke revoluties was, is in de huidige revolutie slechts een culminatiepunt, niet meer dan een moment in het hele proces van de proletarische massastrijd.”[2]

In tegenstelling tot alle reformisten, die een Chinese muur zien tussen partiële strijd voor economische hervormingen en de politieke strijd voor de revolutie, wees Rosa Luxemburg er op dat in een revolutionaire periode economische en politieke strijd elkaars voorwaarden zijn.

“In haar geheel genomen ontwikkelt de beweging zich niet enkel van de economische tot de politieke strijd, maar ook omgekeerd. Ieder grote massa-actie slaat in een onoverzichtelijke chaos van economische stakingen om, nadat zij haar politieke hoogtepunt heeft bereikt. En dit geldt weer niet alleen voor iedere grote massastaking afzonderlijk, maar ook voor de revolutie in haar geheel. Naarmate de politieke strijd zich verbreedt, verduidelijkt en intensifieert, treedt de economische strijd niet alleen niet op de achtergrond, maar verbreedt, organiseert en intensifieert zich van haar kant in hetzelfde tempo. Tussen beide bestaat een volledige wisselwerking”[3].

Het logische en noodzakelijke hoogtepunt van de massastaking is de

“...openlijke opstand, die echter van haar kant weer niet anders tot stand kan komen dan door de leerschool van een reeks voorbereidende partiële opstanden, die juist daarom voorlopig met partiële uiterlijke ‘nederlagen’ aflopen en ieder afzonderlijk beschouwd ‘prematuur’ kunnen lijken.”[4]

De massastakingen ontwikkelen het klassenbewustzijn:

“Wat bij dit scherpe, revolutionaire op en neer gaan van het getij het meest kostbare, immers het blijvende is, dat is zijn geestelijke neerslag: de sprongsgewijze intellectuele, culturele groei van het proletariaat, die een onverbrekelijke waarborg voor zijn verder onstuitbaar voortschrijden zowel in de economische als in de politieke strijd vormt.”[5]

En tot welk een idealisme verheffen de arbeiders zich! Iedere gedachte, of tijdens de strijd voor henzelf en hun gezinnen zelfs maar het strikt noodzakelijke voor hun levensonderhoud verzekerd is, zetten zij opzij. Zij vragen niet of alle technische voorbereidingen getroffen zijn:

“Vanaf het moment dat er een werkelijk serieuze periode van massastakingen aanbreekt, worden alle ‘kostenberekeningen’ even absurd als het voornemen de oceaan leeg te scheppen met een glas. Een oceaan van vreselijke ontberingen en lijden is namelijk de prijs, die de proletarische massa voor iedere revolutie betaalt. En de oplossing die een revolutionaire periode aan deze schijnbaar oplosbare moeilijkheid geeft bestaat hierin, dat zij tegelijk zo’n geweldige hoeveelheid massa idealisme losslaat, dat de massa immuun wordt voor het ergste leed.”[6]

Dit uitzicht op het grandioze revolutionaire initiatief en de bereidheid van de arbeiders om tijdens een revolutie offers te brengen, rechtvaardigde Rosa’s vertrouwen.

_______________
[1] Beide artikelen werden herdrukt in de Gesammelte Werke, bd. 1, 1893 bis 1905, zweiter Halbband, Berlijn (DDR.) 1970, pp. 212-219 en pp. 229-248.
[2] Massenstreik, Partei und Gewerkschaften, (1906) geciteerd naar de Nederlandse vertaling Massastaking, Partij en Vakbonden’ Nijmegen 1971, pp. 94 en 95.
[3] T.a.p., p. 71.
[4] T.a.p., p. 66.
[5] T.a.p., p. 59.
[6] T.a.p., p. 76/77.